H11: Geheugen Flashcards

1
Q

Declaratief geheugen:

A

Kennis over de wereld, hoofdsteden, wiskundige regels, …

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Proef van Sperling werd gebruikt om het …. geheugen te meten:

A

Iconisch geheugen!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

(Werkgeheugen): Schade aan de DLPFC zorgt voor problemen met …

A

bijhouden van info voor korte tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Episodisch geheugen:

A

Onze eigen geschiedenis, wat we zelf meemaakten..

‘Episodes’ uit ons leven

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Procedureel geheugen:

A

Kennis over handelingen / acties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Amnesie:

A

Stoornis van het LTG

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Anoxie (H11 geheugen):

A

zuurstoftekort

= zorgt er voor dat cellen in de temporale cortex beschadigd raken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Drie kenmerken van amnesie:

examen: “Wat is géén kenmerk van amnesie?”

A
  1. Modaliteitsonafhankelijk
  2. Materiaalonafhankelijk
  3. Testonafhankelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Anterograde amnesie:

A
  • Treedt op NA letsel

- onvermogen om nieuwe geheugensporen te bouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Retrograde amnesie:

A
  • Vaak ook problemen met geheugen VOOR letsel

- recente herinneringen gaan eerst verloren en oude komen eerst terug

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wet van Ribot (geheugen):

A

= Oudere herinneringen blijven het best bewaard na schade EN ze herstellen ook het snelst!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Verschil tussen retrograde / anterograde amnesie?

A

Bij RETROgrade is de info ooit in het geheugen geweest.

Bij ANTEROgrade kan de nieuwe info niet opgenomen worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welk gebied is belangrijk voor de formatie van Lange termijn geheugensporen?

A

Mediale temporele lob

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Neurale mechanismen voor LTG / KTG zijn wel / niet verschillend

A

wel verschillend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

(Morris Water Maze): Als er schade is aan de … is het moeilijker om spatiale relaties aan te leren

A

hippocampus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

LTP (Long term potentiation):

A

= als twee cellen samen vuren worden ze aan elkaar gekoppeld

17
Q

Hippocampus is vooral nodig bij de consolidatie / ophalen van herinneringen maar minder bij de consolidatie / ophalen van herinneringen:

A

vooral belangrijk bij het CONSOLIDEREN en minder bij het OPHALEN van herinneringen

18
Q

Functies van het striatum (2):

A
  1. Leggen van associaties, zowel motorische als voorspellingen.
  2. Helpen bij selecteren van verschillende antwoordmogelijkheden.
19
Q

Declaratief (Expliciet) geheugen verloopt via de hippocampus / het striatum en het Procedureel (impliciet) geheugen verloopt via de hippocampus / het striatum:

A

Decla = Hippo

Proce = Stria

20
Q

Subsequent memory effect (geheugen):

A

activiteit HC tijdens encoderingsfase correleert met succes van de herinnering achteraf

21
Q

Confabulaties:

A

Geheugensporen worden opgehaald maar een aantal elementen kloppen niet