5.8 anatomie bewegingsapparaat romp & axiaal skelet Flashcards

(30 cards)

1
Q

functioneel dilemma

A

dilemma tussen mobiliteit en stabiliteit (in de wervelkolom)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

verbinding wervels

A
  • facet gewrichten
  • tussenwervelschijven (discus vertebralis)
  • ligamenten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

lordose

A

holling (richting rugzijde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

kyphose

A

bolling (richting buikzijde)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

cervicale wervels

A

maken rotatie en retroflexie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

thoracale wervels

A

maken lateraalflexie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

lumbale wervels

A

maken flexie en extensie mogelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

disculus vertebralis

A

Bestaan uit nucleus pulposus met daaromheen anulus fibrosus. Hebben rubberachtige eigenschappen waardoor ze bij vervorming vanzelf terug gaan naar originele staat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hernia nucleus polposus

A

Als de nucleus polposus uitsteekt en daarbij een zenuw raakt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

lig. longitudinale anterius en posterius

A

Lopen anterior en posterior van het corpus. Deze ligamenten bevatten rekreceptoren die het lichamelijke systeem informeert over de stand van de wervels t.o.v elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

extrinsieke (rug)spieren & (thorax)spieren

A

rugspieren die geen beweging in de rug veroorzaken maar in bv de arm. (m. latissimus dorsi, m. trapezius, m. levator scapulae, m. rhomboideus)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

intrinsieke (rug)spieren

A

veroorzaken beweging in de rug zelf. ( m. erector spinae)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

functies thorax

A

ademhaling en bescherming van het hart en de longen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

thorax

A

De bovenste zak boven het diafragma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

buikholte

A

De zak onder het diafragma.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verbinding ribben

A
  • verbinding ribben aan wervels: art. costovertebrale
  • verbinding ribben aan sternum: art. sternocostalis (met daartussen cartilagocostalis.
17
Q

ademhalen

A
  • inademen: actief proces
  • uitademen: inactief proces; veroorzaakt door de elasticiteit van de borstkas.
18
Q

aperture

A

openingen in de thorax.

19
Q

bovenste thoraxapertuur

A

Wordt gesloten door: Th1, eerste rib, manubrium van het sternum. De gehele ruimte wordt gevuld door luchtpijp, slokdarm, vaten & topje longen.

20
Q

onderste thoraxapertuur

A

Wordt gesloten door het diafragma. Om het diafragma lopen spieren. Door openingen in de spieren lopen de oesophagus en de aorta. (handig want bij inspanning ademen -> voedselbrij en bloed doorheen gestuwd).

21
Q

centrum tendineum

A

Gat in de peesplaat midden in het diafragma -> hier doorheen loopt de vena cava.

22
Q

intrinsieke (thorax)spieren

A

mm. intercostales. De intercostaal spieren hebben een schuin verloop in drie verschillende richtingen (geveerde spieren).

23
Q

mm. intercostales externi

A

maken de borstkas groter = omhoog

24
Q

mm. intercostales interni

A

verkleinen de borstkas = omlaag

25
fasciebladen
Buikspieren via fasciebladen vast aan de ribben.
26
musculus abdominis transversus
loopt ===
27
abdominis internus
lopen \\\
28
abdominis externus
lopen ///
29
lieskanaal
bevindt zich in het abdomen
30
hernia inguinalis operatie
Liesbreuk operatie. Als het processus vaginalis (gat gevormd tijdens indaling testis) niet goed dicht kunnen delen van de darm inhoud erin komen -> dat leidt tot klachten.