5a Flashcards
(44 cards)
1
Q
Lui
A
Lazy
2
Q
Overleden
A
Dead
Hij is tweeting jaar geleden overleden
3
Q
Geld overmaken
A
Transfer money
4
Q
Nowadays
A
Tegenwoordig
5
Q
To get used to
A
Wennen aan
6
Q
Geduldig
A
Patient
7
Q
Lastig
A
Problematisch
8
Q
Expenses
A
Uitgaven
9
Q
Vaste lasten
A
Monthly expenses like huur, gwe
10
Q
Stubborn
A
Koppig
11
Q
Very useful
A
Hartstikke handig
12
Q
Old fashioned
A
Ouderwets
13
Q
Extensive advices
A
Uitgebreid advies
14
Q
De boete
A
De bekeuring
15
Q
To invest
A
Investeren
16
Q
Youth of today
A
De jeugd van tegenwoordig
17
Q
Fixed payments
A
Vaste betalingen
18
Q
Overmaken
A
Transfer money
19
Q
Pinpas
A
Bankpas met pincode
20
Q
Geld van je bankrekening halen
A
Opnemen
21
Q
Iets wat he moeilijk of vervelend vindt
A
Het gedoe
22
Q
Behaviour
A
Koopgedrag
23
Q
Dangerous
A
Gevaarlijk
24
Q
Safe
A
Veilig
25
To Connect
Koppelen
26
Disadvantage
Het nadeel
27
Advantage
Het voordeel
28
Based on
Gebaseerd op
29
Confermation
Bevestiging
30
Bevestigen
To confirm
31
To offer
Beiden
32
Goedkoop
Voordelig
33
Cost for insurance
De premies
34
That depends on…
Dat hangt ervan af..
35
To spend
Uitgeven
36
Cancel
Afzeggen
37
Continue
Doorgaan
38
Take medicine
Innemen
39
Register
Inschrijven
40
Write down
Opscheijven
41
Change transport
Overstappen
42
Often
Meestal
43
Make progress
Gevorderde
44
Gevorderde
Advanced
