6. Materiaalkunde Flashcards

(30 cards)

1
Q

Welke eigenschappen moeten materialen in de tandheelkunde hebben? (10)

A
  • Biocompatibel
  • Mechanisch stabiel en duurzaam
  • Resistent tegen corrosie en chemische stoffen
  • Minimale geleiders
  • Esthetisch fraai
  • Makkelijk te verwerken
  • Hechting aan weefsels
  • Geur- en smaakloos
  • Goed te reinigen en te repareren
  • Kosten-effectief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
1
Q

Waarom moet je restaureren? (5)

A
  • Mogelijk maken goede mondhygiëne/stoppen progressie
  • Bescherming pulpa
  • Vormherstel/functieherstel
  • Esthetiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoeveel tijd besten tandartsen aan vervanging van bestaande restauraties?

A

70% van hun tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarmee moet je restaureren? (6)

A
  • Biocompatibel
  • Duurzaam
  • Sterk
  • Lekvrij
  • Weefselvriendelijk
  • Lage kosten/makkelijk verwerkbaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarom moet je prepareren? (5)

A
  • Toegang tot carieuze laesie
  • Verwijdering geïnfecteerd weefsel
  • Voorbereiding caviteitsrestauratie:
  • Substraat voor hechting adhesieve materialen
  • Sterkte restelement en restauratie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waar wordt de preparatievorm door bepaald?

A

De uitbreiding van cariës, niet langer door materiaaleigenschappen!
- Minimaal invasief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Minimaal invasieve tandheelkunde: wat is het niet? (5)

A
  • Nieuw
  • Restauratief ingrijpen zodra cariëslaesies met microscoop te zien zijn
  • Boren met kleinst mogelijke boortjes
  • Prepareren van de kleinst mogelijke caviteiten
  • Supervised neglect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Minimaal invasieve tandheelkunde: wat is het wel? (8)

A
  • Filosofie, strategie, disease control
  • Behoud gezond tandweefsel
  • Gebitselement zo lang mogelijk uit restauratiecyclus houden
  • “just in time” restauratie
  • Beperken iatrogene schade
  • Voorkomen dat restauratie op korte termijn moet worden
    vervangen: duurzaamheid
  • Reparatie i.p.v. vervanging van restauraties
  • Dynamische behandelplanning: open laten opties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat heeft de voorkeur: repareren of vervangen van restauraties.

A

Repareren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Praktisch & concreet (3)

A
  • Is een restauratie noodzakelijk? (protocollen
    cariologie)
  • Excaveren perifeer ALTIJD tot op hard
    dentine, centraal NOOIT tot op hard dentine
    (= overbehandeling)
  • Repareren restauraties heeft de voorkeur
    boven vervanging van restauraties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Op welke 2 manieren kan er worden gerestaureerd?

A
  • Direct (in de mond)
  • Indirect (buiten de mond: facing, inlay, onlay)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen inlay en onlay?

A

Inlay is het gebied tussen de knobbels in. Bij onlay zijn de knobbels ook betrokken (direct)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk materiaal is niet-adhesief?

A

Amalgaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke materialen zijn adhesief?

A

sealant, flowable composiet, composiet,
compomeer, glasionomeercement (gic)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Welke indeling van composieten zijn er (grootte en verdeling vulstof)? (8)

A

1=microfijn,
2= conventioneel,
3= fijnkorrelig conventioneel
4= hybride,
5= fijnkorrelig hybride,
6= maximaal gevuld hybride
7= microfijn met geprepolymiseerde deeltjes
8 = nanofijn met agglomeraten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke soort composiet wordt er posterior op skills gebruikt?

A

Hooggevuld, hybride composiet met
vulstofdeeltjes van gemiddeld 3 micron
(haar: 50 micron)

16
Q

Wat zegt de E-modulus over de elasticiteit van een materiaal?

A

hoe hoger de E-modulus hoe minder elastisch het materiaal

17
Q

Wat is een eigenschap van microfijn?

A

Het is esthetisch mooier

18
Q

Wat is een eigenschap van hybride?

A

Het is slijtvast

19
Q

Wat is een voordeel van de materialen die tegenwoordig gebruikt worden in vergelijking met vroeger

A

Preparatievorm wordt bepaald door
uitbreiding van cariës, niet langer door
materiaaleigenschappen = meer besparing van gezond weefsel

20
Q

Wat is flowable composiet

A

Composiet dat minder vuldeeltjes bevat. Wordt gebruikt als een opening te diep is voor een sealant (bij openboren om te kijken)

21
Q

Wat is de volgorde van: bonding, etsen, primer?

A
  1. etsen
  2. primer
  3. bonding
22
Q

Wat is de functie van vulstof

A

Het sterk en slijtvast maken van composiet en de polymerisatiekrimp en de daaruit voortvloeiende krimpspanning te beperken

23
Q

Wat wordt in hoge mate door de vulstof bepaald?

A

Het klinische gedrag

23
Treedt er meer of minder verruwing van het oppervlak op wanneer de gemiddelde grootte van de vulstof kleiner is
Minder verruwing
24
Wat is het postcaniene gebied?
De elementen die na de cuspidaten komen (pre)molaren
25
Wat is het indicatiegebied voor composiet?
Zichtbare restauraties bij frontelementen (voortreffelijke esthetiek) Toepassen in het postcaniene gebied (slijtvastheid)
26
Wat is het indicatiegebied voor glasionomeercement?
Melkmolaren! (ook cervicale laesies en laesies veroorzaakt door wortelcaries) Restauratie op gebied waar weinig kauwkrachten zijn (minder slijtvast) Niet in het front (esthetiek: kleur, kleurstabiliteit onvoldoende)
27
Wat is compomeer eigenlijk?
Een kruising tussen glasionomeercement en composiet
28
Waarom is compomeer eigenlijk meer composiet dan GIC?
Omdat er slechts een geringe of geen zuur-basereactie optreedt