6 stromingen Flashcards

(13 cards)

1
Q

Uitgangspunten Psychodynamische benadering

A
  • onbewuste wensen en gevoelens bepalen gedrag
  • problemen en ervaringen uit vroege kindertijd belangrijk en bepalend voor ontwikkeling persoonlijkheid
  • onbewust gebruik van verschillende manieren en overlevingsmechanismen om om te gaan met angst, stress en conflicten zoals regressie, afweermechanismen en overdracht.
  • verdrongen problematiek dmv vrije associatie vanuit onbewuste naar bewustzijn brengen en hier betekenis en erkenning aan geven om tot doorleefd inzicht komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vormgeven Psychodynamische of psychoanalytische benadering

A
  • inzicht verkrijgen in achtergrond en betekenis van psychische problemen die dagelijks functioneren aantasten en client hinderen in relaties zoals erkennen en verwerken onderdrukte emoties; afweermechanismen doorwerken; verbanden leggen tussen vroeger/nu; symbolische betekenis van dromen
  • affectregulering en mentalisatie: client leert beangstigende onbekende gevoelens toe te laten, benoemen, begrijpen, hanteren
  • langdurige therapieproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

uitgangspunten cognitieve gedragstherapie (behaviorisme)

A
  • richt zich op waarneembaar gedrag
  • behaviorisme: gedrag wordt verklaard door wat in omgeving gebeurt
  • problemen ontstaan doordat iemand bepaald gedrag niet heeft geleerd of verkeerd geleerd en worden opgelost door ander gedrag aan te leren
  • cognitieve therapie: (irrationele) gedachten beinvloeden gevoel en gedrag meer dan gebeurtenis op zich
  • mens is informatieverwerkend systeem, soort computer, met automatische verklaringen en gedachten over wereld en zichzelf
  • basis aannames zijn gevormd in kindertijd en worden bevestigd door selectieve waarnemingen en interpretaties
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vormgeven CGT

A
  • duidelijk gestructureerde therapie waarbij problemen helder in kaart worden gebracht
  • therapeut betrokken, directief, trainer, relatie met client is samenwerking in veranderen gedachten en gedrag
  • metacognitie = client gaat leren denken over zijn denken
  • client moet iets afleren of aanleren (klassieke en operante conditionering, model-leren en sociale vaardigheden)
  • motivatie client bevordert nieuw gedrag
  • experimenteren met nieuw gedrag

voorbeelden therapien: bijhouden/uitdagen van automatische gedachten; bij angst informatie verzamelen; ABC en G-schema’s; neerwaartse pijltechniek - ‘wat is het ergste dat kan gebeuren’.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

uitgangspunten experientele of clientgerichte benadering (humanistisch)

A
  • gaat uit van positieve kracht in de mens zich te ontwikkelen (zelfactualisatie) in een richting die goed is voor hemzelf en anderen
  • zelf heeft onvoorwaardelijke acceptatie nodig om zich te ontwikkelen; in kindertijd bij gebrek aan acceptatie ‘false self’ = incongruentie
  • gericht op ideaalbeeld en werkelijke zelf dichter bij elkaar te brengen
  • gaat niet zozeer om oplossen van problemen, maar om proces waarbij je jezelf wordt. De weg is belangrijker dan het doel.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

vormgeven exp. of clientgerichte benadering

A
  • nadruk op persoonlijk gevoeld contact tussen therapeut en client.
  • Geen patient maar cliënt
  • Onvoorwaardelijke acceptatie, empathie, congruentie en zelfactualisatie en groei zijn speerpunten in deze therapie. Div vormen
  • allerlei gebeurtenissen en situaties tot betekenisvol geheel vormen (Gestalttherapie)
  • experientiele therapie: lichamelijke ervaringen betrekken bij beleving; ervaren van psych. en lichamelijk vastzittende pijnlijke zaken
  • existentiele benadering: mensen hebben keuzemogelijkheden maar zijn ook beperkt; moeten om leren gaan met 4 thema’s: dood, vrijheid, eenzaamheid en zinloosheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

uitgangspunten lichaamsgerichte benadering

A
  • lichaam en geest zijn een onlosmakelijke eenheid.
  • emotionele pijn zet zich vast in het lichaam, een archief van sporen van verleden
  • lich kenmerken, zoals spierspanning, houding en bewegen, hangen samen met gevoel en gedrag en hebben een psychologische betekenis.
  • bewustwording v lichaamssensaties en gevoelsmatige betekenis hiervan dragen bij tot versterking van het (lichaams)ego, identiteitsgevoel en autonomie.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vormgeven lichaamsgerichte benadering

A
  • bewustzijn vergroten van lichaamssignalen en wisselwerking tussen lichaam en geest.
  • aandacht wordt via verbale technieken, lich.oefeningen en andere interventies gericht op het lich. aspect van een probleem
  • spanningen worden voelbaar en bespreekbaar
  • weg open om blokkades los te laten en onderliggend trauma te verwerken
  • nu ruimte voor ander gedrag; client wordt lichamelijk, emotioneel en mentaal vrijer.
  • vb Interventies en methodes:
  • ontspanning
  • aarden
  • ademhaling
  • focussen
  • ervaren van contact via aanraking
  • emotionele expressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

uitgangspunten systeemgerichte benadering

A
  • elk mens is onderdeel van verschillende sociale systemen
  • onderdelen van systemen staan in wisselwerking tot elkaar; sprake van interactie en wederzijdse beinvloeding
  • indiv probleem wordt gezien binnen wisselwerking in sociale systemen
  • niet 1 oorzaak voor indiv probleem aan te wijzen; probleem wordt mede in stand gehouden door sociale systeem
  • indiv therapie kan best gecombineerd worden met systeem- of netwerkbenadering
  • geheel is meer dan som der delen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

vormgeving systeemgerichte benadering

A
  • inzicht verkrijgen interacties tussen individuen binnen hun sociale systemen, zoals gezinnen, werkplekken, of andere gemeenschappen.
  • De focus ligt niet alleen op het individu, maar ook op de patronen, rollen en relaties binnen het systeem als geheel.
  • doel is om verstoringen in deze patronen te begrijpen en te veranderen, zodat het systeem beter functioneert
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

uitgangspunten oplossingsgerichte en positieve benadering

A
  • ontwikkelmogelijkheden en competenties van client staan centraal en niet klacht
  • probleemanalyse is ‘inefficiente omweg’
  • client is expert, hulpverlener ordent en is motiverende gesprekspartner
  • denken vanuit oplossing: wat werkt er
  • focus op positieve
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

vormgeven oplossingsgerichte/positieve benadering

A
  • oplossingsgerichte benadering heeft elementen van clientgerichte, systeemtherapeutische en CGT benaderingen in zich
  • richten op (kleine) zaken die goed gaan
  • formuleren SMART doelen
  • erkenning geven
  • open vragen stellen, bevestigen/doorvragen op waarneming client
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is structuur en richting in psychologie

A
  • Structuur verwijst naar de organisatie of opbouw van psychologische processen of systemen, zoals mentale structuren, gedragingen of zelfs therapieën.
  • Richting verwijst naar de doelen of de beweging die psychologische processen of therapieën volgen, zoals gedragsverandering, ontwikkeling of het bereiken van bepaalde psychologische doelen.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly