6.0 Flashcards
(22 cards)
1
Q
cupido imperii
A
het verlangen naar heerschappij
2
Q
cupidus imperii
A
vol verlangen naar heerschappij
3
Q
potestas
A
bevoegdheid, macht
4
Q
gladius
A
zwaard
5
Q
hasta
A
lans
6
Q
pugnare
A
vechten
7
Q
expugnare
A
veroveren
8
Q
delere
A
vernielen
9
Q
exercere
A
oefenen
10
Q
obsidere
A
belegeren, bezet houden
11
Q
caedere
A
hakken, doden
12
Q
vincere
A
overwinnen, overtreffen
13
Q
aggredi
A
aanvallen
14
Q
rex
A
koning
15
Q
regina
A
koningin
16
Q
regia
A
paleis
17
Q
regius
A
koninklijk
18
Q
regnare
A
heersen
19
Q
-spicere
A
zien
20
Q
perspicere
A
doorzien
21
Q
legere
A
lezen
22
Q
perlegere
A
helemaal lezen