week 4 Flashcards

1
Q

wat zijn de symptomen van kanker ?

A
  • Onverklaarbaar gewichtsverlies ( > 5 kg / maand)
  • Onverklaarbare vermoeidheid
  • Pijn: nachtelijk, gaat niet weg in rust, ongebruikelijk patroon.
  • Cachexie : Algemeen onwelbevinden
  • Onverklaarbare bloedingen.
  • Blijvende heesheid/hoest
  • Slikklachten
  • Veranderde moedervlek
  • Schilferig plekje/ knobbeltje op huid
  • Verdikking/knobbeltje ergens in lichaam
  • Ongewoon vaginaal bloedverlies/ afscheiding
  • Blijvende verandering is stoelgang zonder duidelijk aanleiding
  • Urinewegproblemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn de exogene risicofactoren voor kanker ?

A

• Exogeen (=risicofactoren van buitenaf):
▫ Roken
 Longkanker/ slokdarmkanker/ maagkanker etc.
▫ Voedingsstoffen
 Kan zowel positieve als negatief effect hebben op et ontstaan van kanker
 Veel vet => dikke darmkanker
▫ Infecties
 HPV virus -> Humaan pappiloma virus, HPV is een herpes variant
 HPV => Baarmoederhalskanker
▫ Chemische stoffen
 Asbest => Longkanker
▫ Straling
 UV straling => Huidkanker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat zijn de endogeen risicofactoren van kanker ?

A
•	Endogeen (= risicofactoren van bintenuit, bijv hormonen):
▫	Genetische aanleg
	Sommige borstkankers
▫	Hormonen
	Kankers aan de voortplantingsorganen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hoe diagnosticeer je kanker ?

A

Via röntgen/ punctie (=stukje weghalen, kijk je naar soort weefsel)/ scan/ echo/ bloedonderzoek (=komen soms eiwitten vrij in het bloed bij tumor) wordt gezocht naar:
• Soort tumor
• Locatie tumor
• Morfologie tumor (soort cellen)

Morfologie = vorm van het weefsel, vorm van het soort cellen dat je vind, hierin kan je onderscheid maken:

  • Histolgie = Wat voor soort weefsel hebben we het over (epitheel bijv).
  • Cytologie = Wat voor cellen bestaat een tumor uit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

wat bepaald of er spraken is van uitzaaiing of niet ?

A

Histologie & Cytologie bepalen of het gaat om een uitaaiing, of over kanker die daadwerkelijk daar ook ontstaan is, want als blijkt dat kankercellen een ander soort weefsel is dan rondom de kankercel, is de kans groot dat het gaat om een uitzaaiing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

wat zijn de behandelingen voor kanker ?

A
  • Neo-adjuvant: Voorbereiding curatief (bijv. verkleinen tumor = meestal behandeling die ter voorbereiding is op de hoofdbehandeling (verkleinen van tumor bijv.).
  • Curatieve (Hoofd)behandeling: Doel is om tumor n het gehel te verwijderen (geen aangedane lymfeklieren/meta’s):
  • Palliatieve behandeling: tegen gaan van symptomen, wanneer genezing niet meer mogelijk is. Dus vooral klachtenverminderen en dood uitstellen.
  • Adjuvante behandeling: Preventieve behandeling om recidivering/uitzaaiing te voorkomen. (bijv preventie baarmoeder weg laten halen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat zijn de verschillende manieren om kanker weg te laten halen ?

A
  • Opereren
  • Chemotherapie: cocktail van medicijnen, heeft als doel groei tegen te gaan.
  • Radiotherapie: heeft als doel groei tegen te gaan.
  • Stamceltransplantatie: wordt vaak na een operatie toedient, zin gezonde cellen om herstel te bevorderen.
  • (Anti)hormoontherapie: soms gebruiken ze hormonen om de werking van testosteron en progresteron tegen te gaan.
  • Immunotherapie: Hiermee proberen ze het immuunsysteem te versterken om kanker tegen te gaan, of ziektes tegen te gaan die je krijgt bij behandeling.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat zijn benigne tumoren ?

A
Beligne (= goedaardig)
•	Goedaardig
•	Niet infiltratief (maar omvang kan wel toenemen)
•	Geen metastasering
•	Matige vascularisatie
•	Vaak omgeven door kapsel
•	Plaatselijke klachten
Benigne tumoren hebben de extensie “Oom” dus als je aan het einde alleen “oom” ziet staan, is de kans groot dat het gaat om en goedaardige tumor. Geldt echter niet voor systeemziekten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

wat zijn Maligne tumoren ?

A
Maligne (= kwaardaardig)
•	Kwaadaardig
•	Infiltratief
•	Groeit snel
•	Invasief, destructief
•	Metastasering
•	Goede vascularisatie
•	Kan verspreide klachten geven
De vascularisatie is veel beter bij maligne tumoren dan bij benigne tumoren, dus groeit veel sneller. 
Omdat maligne tumoren alle kanten op kan groeien, kan het uiteindelijk uitkomen bij lymfevaten en bloedvaten en dus vespreiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is metastasering ?

A

uitzaaiingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat is het grootse verschil tussen binigne en maligne tumoren ?

A
  • Benigne blijft vaak binnen kapsel, kunnen wel groeien maar blijven erbinnen
  • Maligne tumoren hebben niet zo een kapsel eromheen zitten.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een carcinoom ?

A

tumor in het epitheel weefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat is een sarcoom ?

A

tumoren in het steun/bindweefsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

is is een blastoom ?

A

voorloperscellen die nog niet gedifferentieerd zijn. (komen veel voor bij zenuwweefsel)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn solide kankers ?

A

Benigne en Maligne tumoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

wat zijn vloeibare kankers ?

A

Systeemziekten (immuunziekten)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

wat zijn de verschillende soorten carcinomen ?

A
  • Longcarcinoom
  • Mammacarcinoom
  • Darmkanker
  • Prostaatcarcinoom (alleen mannen)
  • Alvleesklierkanker
  • Maagkanker
  • Slokdarmkanker
  • Urinebuis/nierkanker
  • Huidkanker (melanoom)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn de verschillende soorten sarcomen ?

A

Komt niet heel vaak voor.
Met name Steun/bindweefsel
Komt met name voor in relatie met kraakbeen en botweefsel
• Osteosarcoom = botkanker:
• Doordat er ongeremde groei van botcellen is, krijg je een verzwakt bot
• Gaat hier over de makercellen (-blasten)
• Ewing Sarcoom = bijzondere vorm van botkanker
• Bijzonder vorm want heeft ook ongeremde groei van botcellen, maar dan van PIJPBEENDEREN!!
• Komt vooralvoor op jonge leeftijd
• Zeer kwaadaardig
• Oorzaak is onbekend.
• Chondrosarcoom = kraakbeenkanker/gewrichtskanker
• Ongeremde groei van kraakbeencellen, slechter kraakbeen.
• Gaat ook over de makerscellen (-blasten)
• Komt vaak pas na je 10e levensjaar voor (pas als je groeispurt gaat maken)

19
Q

wat zijn de verschillende soorten blastomen ?

A

Ook niet veel voorkomend
Komt met name voor in zenuwweefsel
Gaat om ongedifferentieerde cellen, dus komt vooral bij jonge kinderen voor (voor 5e levensjaar)
• Retinblastoom = van je netvlies/retina
• Hersentumoren:
• Astrocytoom = komtbij astrocyten voor, tussencellen die verbindingen vormen, onderhouden neuronen.
• Medullablastoma = medulla oblongata, ongeremde groei in je hersensta.
• Glioblastoma multiforma = gaat over glia-cellen, deze cellen ondersteunen, repareren en onderhouden myeline. (oligodrencyten zin een vorm van gliacelen). Deze vorm komt het vaakst voor bij hersentumoren!!
• Meningioom (hersenvlies) = Tumor in het hersenvlies (goedaardig).

20
Q

wat zijn de systeem ziektes ?

A

Systeemziekten
Systeemziekten zijn vloeibarevormen van tumoren, ook wel immuunziekten:
- Leukemiën = begint in de witte bloedcellen
- Lymphomen (lymfekanker) = lymphocyten gaan ongeremd groeien.
- Myelomen = ongeremde grei van plasmacellen in het beenmerg
- Deze soorten gevn aan waar in het systeem de tumor begint.

21
Q

wat zijn de lymphomen ?

A

Woekering van lymfocyten in het lymfesysteem.
Lymfocyten = immuunsysteem, helpen het lichaam met beschermen tegen bacteriËn, helpt bij filtering en wegwerking van bacteriën.
Er vind een ongeremde groei plaats van lymfoyten, hierdoor zwellen lymfeknopen heel erg op.
Twee bekende vormen:
- Hodgkin
- Non-hodgkin
Verschil tussen deze twee is het soort lymfocyt dat ongeremd groeit en op de plek waar het ongeremd groeit.

22
Q

wat is leukemie ?

A

Verzamelnaam voor vershcillede vormen van bloedkanker.
Kanker van witte bloedcellen.
Bij leukemie wordt het groeiproces van witte bloedcellen op een kwaadwaardige manier verandert, hierdoor kunen de bloedcellen zich niet ontwikkelen tot rijpe witte bloedcellen, en kunnen ze het lichaam niet meer beschermen tegen ziekeverwekkers.

23
Q

wat is de Kahler/myeloma

A

Beenmergkanker
Myeloma = ongeremde groei van plasmacellen in het beenmerg.
Doordat er ongeremde plasmagroei is in het beenmerg, tast deze de directe omgeving aan daar waar het plaatsvindt (daardoor kan het bot bijv spontaan afbreken.
Zeer agressieve vorm.
Ook wel ziekte van Kahler genoemd.

24
Q

wat zijn de classificaties van tumoren ?

A
  • T = T zegt iets over de grote van de tumor, wordt ook wel gebruikt om te beschrijven in welke stadia iemand van kanker is.
  • N = N geeft aan hoeveel lymfeknopen zijn er besmet (nodes = knopen).
  • M = M geeft aa of er sprake is van metastase (= uitzaaiingen).

In principe heeft ieder tumor zijn eigen classificatie (T,N,M):

  • T varieërt meestal van 0 tot 4 (grootte)
  • N van 0 tot 3
  • M is of wel (1) of niet (0) aanwezig.
25
Q

wat zijn de organen en klieren die bij tot het spijsvertering behoren ?

A
  • Slokdarm
  • Maag
  • Alvleesklier
  • Lever
  • Dunne darm
    o 12 vingerige darm
    o Nuchtere darm
    o Kronkeldarm
  • Dikke darm
    o Blinde darm
    o Karteldarm
    o endeldarm
26
Q

wat is de latijse naam en globale functie van de slokdarm ?

A

Oesofagus

Gedeelte van het maagdarmkanaal tussen de mond en de maag. Onderdeel van het spijsvertergingsstelsel.

27
Q

wat is de latijse naam en globale functie van de maag ?

A

Ventriculus gaster

Dient om voedsel te verteren en heeft een belangrijke taak in het uitschakelen van micro organismen

28
Q

wat is de latijse naam en globale functie van de dunne darm ?

A

Intestinum tunue

Onderdeel van het spijsvertegingsstelsel

  • Verteren van voeding
  • Absorberen van spiltsingsproducten, water en vitamines
  • Doorvoeren van nutrienten
  • Productie van neuroendocriene peptiden
29
Q

wat is de latijse naam en globale functie van de 12 vingerige darm ?

A

Duodenum

Een belangrijke functie van de twaalfvingerige darm is het neutraliseren van de pH. De chymus, de voedselbrij afkomstig uit de maag, is zeer zuur en zou de rest van het maag-darmstelsel kunnen beschadigen. De alvleesklier (pancreas) produceert waterstofcarbonaat, een base die de pH weer omhoog brengt. Daarnaast produceert het pancreas ook nog verteringsenzymen, zoals trypsine, lipase en amylase, die de vertering voortzetten. Ook wordt in de twaalfvingerige darm het galtoegevoegd aan de chymus, afkomstig van de lever en de galblaas. De twaalfvingerige darm is naast pH-neutralisatie dus ook verantwoordelijk voor een deel van de vertering.

30
Q

wat is de latijse naam en globale functie van de Nuchtere darm ?

A

Jejunum 2,5 cm lang

In de nuchtere darm en de kronkeldarm vindt het grootste deel van devertering en de opname van voedselbestanddelen plaats. De passage van het voedsel door de nuchtere darm en de kronkeldarm duurt 1 à 2 uren. Het zure vloeibaar gemaakte voedsel vanuit de maag wordt in detwaalfvingerige darm met het basische natriumwaterstofcarbonaat uit de alvleesklier omgezet in een neutrale tot licht basische (pH 7-9) vloeibare mix. In de nuchtere darm worden vervolgens vrijwel alle voedingsstoffen aan de vloeistof onttrokken, met behulp van enzymenin het darmsap.

31
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de kronkel darm?

A

Ileum 3,5 cm lang
In de nuchtere darm en de kronkeldarm vindt het grootste deel van devertering en opname van voedselbestanddelen plaats. De passage van het voedsel door de nuchtere darm en de kronkeldarm duurt 1 à 2 uren. Het zure, vloeibare voedsel wordt in een alkalische substantie omgezet. Vrijwel alle voedingsstoffen worden hier aan de vloeistof onttrokken, met behulp van enzymen in het darmsap.

32
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de dikke darm?

A

Intestinum crassum/pachyenteron

Hier worden voedselresten in het lichaam opgenomen die de dunne darm niet heeft kunnen verwerken. Veel water en voedingszouten geabsorbeerd

33
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de blinde darm?

A

Intestinum caecum

Heeft geen funtie

34
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de karteldarm ?

A

Colon

35
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de endeldarm ?

A

rectum

Verzamelt de ontlasting zich (wordt ontlasting tijdelijk opgeslagen). Hierna naar anus

36
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de lever ?

A

Hepar, iecur

De leverfuncties kunnen worden verdeeld in drie hoofdgroepen:
1) Vasculaire functie: de lever bevat een betrekkelijk groot bloeddepot en kan bijdragen aan de erytropoëse
2) Secretoire functie: productie van gal. De gal wordt vervolgens opgeslagen in de galblaas.
3) Metabole functie: is zeer breed, bijvoorbeeld:
- koolhydraatstofwisseling
- vetstofwisseling
- eiwitstofwisseling
- Saccharidenafbraak ( wordt geschreven als sacharide)
- detoxificatie van stoffen.
- hormoonafbraak
- opslag van ijzer
De activiteiten van de lever leveren zoveel warmte op dat daarmee het lichaam op temperatuur gehouden wordt.

37
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de galblaas ?

A

Vesica fellea

Productie gal

38
Q

wat is de latijse naam en globale functie van dewat is de latijse naam en globale functie van de alvleesklier ?

A

Pancreas

De alvleesklier/pancreas heeft een endocriene en exocriene functie.
Endocrien: toegevoegd aan het bloed (via de eilandjes van langerhans)
Exocrien:toegevoegd aan de darmen

Endocrien: Afgifte glucagon (Glycogenolyse) en insuline (glycogenese) aan het bloed voor het reguleren van de bloedsuikerspiegel.

Exocrien: Afgifte amylase en lipase aan de 12-vingerige darm. Dit zijn enzymen die koolhydraten en vetten afbreken tot kleinere eenheden (vet in gycerol en vetzuren) zodat deze in de dunne darm opgenomen kunnen worden.
12-vingerige darm: duodenum (zie plaatje)

39
Q

wat zijn de algemenen symptomen die behoren bij kanker van de spijsverteringsorganen

A
  • Nachtelijke pijnen die de nachtrust verstoren
  • Pijn die niet afneemt in rust
  • Onverklaarbaar gewichtsverlies
  • Extreme vermoeidheid
  • Verandering in gastro-intestinale functie
40
Q

wat zijn de symptomen die behoren bij een slokdarm kanker ?

A

▫ Aanvankelijk weinig klachten
▫ Passageklachten en oprispend maagzuur
▫ Pijn
 Keel, borst, schouderbladen (thoracaal)
 Bij slikken
▫ Chronisch hikken/hoesten
▫ Gewichtsverlies, duizeligheid, vermoeidheid

41
Q

wat zijn de symptomen die behoren bij een maag kanker ?

A

– Misselijkheid, vermoeidheid, braken, verminderde eetlust, gewichtsverlies, snel vol gevoel
– Pijn
• Buik: epigastrisch (bovenkant buik)
• Rug: middenlijn laag thoracaal
• Evt. schouders en nek (referred pain)

42
Q

wat zijn de symptomen die behoren bij een pancreas kanker ?

A

Pijn:
Buik: Epigastrisch (bovenkant buik) of daar net links van
Rug: Middenlijn thoracolumbale regio
Misselijkheid, verstoorde ontlasting, minder eetlust, gewichtsverlies

43
Q

wat zijn de symptomen die behoren bij een dikke darm kanker ?

A

Pijn
Buik; midden of laag
Rug: lumbale of lumbopelvische regio
Vermoeidheid, afname gewicht, bloed in de ontlasting, ´ongemakkelijk gevoel in de buik´, anemie