7/ Flashcards
1
Q
كَبِيرٌ
A
groot
2
Q
صَغِيرٌ
A
klein
3
Q
قَرِيبٌ *مِن
A
dichtbij
4
Q
بَعِيدٌ *عن
A
ver
5
Q
شَدِيدٌ - أَشِدَّاءُ
A
intens
6
Q
جَمِيلٌ
A
mooi
7
Q
كَثِيرٌ
A
veel
8
Q
قَلِيلٌ
A
weinig/beetje
9
Q
أَلِيمٌ
A
pijnlijk
10
Q
مُبِينٌ
A
duidelijk
11
Q
كَرِيمٌ - كُرَماءُ
A
nobel/vrijgevig
12
Q
طَيِّبٌ
A
puur/goed
13
Q
عَزِيزٌ
A
machtig/gerespecteerd
14
Q
جَدِيدٌ
A
nieuw
14
Q
قَدِيمٌ
A
oud
15
Q
عَظِيمٌ
A
groots
16
Q
حَكِيمٌ
A
wijs
17
Q
ضَعِيفٌ - ضُعَفَاءُ
A
zwak
18
Q
قَوِيٌّ - أَقْوِيَاءُ
A
sterk
19
Q
رَحِيمٌ - رُحَمَاءُ
A
genadevol
20
Q
هَذا
A
dat -enkelvoud, dichtbij, mannelijk-
21
Q
هَؤُلاءِ
A
zij -meervoud, dichtbij, mannelijk-
22
Q
ذَالِكَ
A
dat -enkelvoud, verweg, mannelijk-
23
Q
أُوْلاىِكَ
A
zij -meervoud, verweg, mannelijk-
24
هَذِهِ
dat -enkelvoud, dichtbij, vrouwelijk-
25
هَؤُلاءِ
zij -meervoud, dichtbij, vrouwelijk-
26
تِلْكَ
dat -enkelvoud, verweg, vrouwelijk-
27
أُوْلاىِكَ
zij -meervoud, verweg, vrouwelijk-
28
شَفَةٌ
lip
29
قَدَمٌ
voet
30
ساقٌ
kin
31
كَعْبٌ
enkel
32
أُذُنٌ
oor
33
رِجْلٌ
been
34
خَدٌّ
wang
35
عَقِبٌ
hiel
36
يَدٌ
hand
37
عَيْنٌ
oog
38
مِرْفَقٌ
elleboog
39
مَنْكِبٌ
schouder
