7,3 Flashcards

(6 cards)

1
Q

Wat zijn voedingsmiddelen geef 3 voorbeelden

A

Appel, brood, melk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

6 voedingstoffen verdelen in 3 groepen

A

3 groepen: energierijke stoffen, bouwstoffen, beschermende stoffen

6 voedingstoffen: koolhydraten,vetten,eiwitten,vetten,mineralen en vitamine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke rol spelen voedingsvezel in het lichaam

A

Belangrijk voor het zorgen dat je darmen beter werken waardoor je eten beter verteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke rol spelen voedingsvezel in het lichaam

A

Belangrijk voor het zorgen dat je darmen beter werken waardoor je eten beter verteerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Waarvoor heb je ijzer en calcium nodig

A

Ijzer voor het maken van rode bloedcellen en om zuurstof te vervoeren

Calcium is nodig voor de opbouw van je botten, tanden en goede werking van je spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Schijf van 5 benoemen

A

1.Groente en fruit
2.marine, halverine en olie
3.melkproducten, noten, vis en vlees
4.brood en graanproducten
5.dranken lever aan water

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly