7 Mei Flashcards

(36 cards)

1
Q

Recensie

A

een tekst waarin iemand zijn mening geeft over een boek, film of toneelstuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Argument

A

de reden waarom je iets vindt of doet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Oordeel

A

wat je ergens vindt, je mening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Oersaai

A

heel erg saai

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intressant

A

Iets waar je meer over wilt weten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Burcht

A

een kasteel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Splijten

A

iets in de lengte in stukke slaan of breken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Overigens

A

daar komt nog bij dat…

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wildernis

A

een woest gebied waar geen mensen wonen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Smaak

A

dat je mooi en belangrijk vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De tijd van je leven hebben

A

Als je ergens een tijdje bent en je vindt het er geweldig leuk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Aan de ene kant/ aan de andere kant

A

je vindt iets, je hebt een mening maar je bekijkt dingen soms van twee kanten. Bijvoorbeeld wat leuk is en wat minder leuk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

De kwaliteit

A

hoe goed of hoe slecht iets (gemaakt) is.

De kwaliteit kan goed of slecht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

De kwantiteit

A

de hoeveelheid die er van iets gemaakt is.

De kwantiteit kan groot of klein zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Het informatiemateriaal

A
Alle materialen (boeken, folders) 
waarin  of waarop informatie staat.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

de catalogus

A

een boek waarin veel informatie staat over
een bepaald onderwerp, bijvoorbeeld over
alle schilderijen in een museum.

17
Q

de folder

A

een boekje met korte informatie

over een onderwerp

18
Q

de collectie

A

de verzameling.

19
Q

het kunstvoorwerp

A

een beeld, schilderij of iets anders wat

door een kunstenaar gemaakt is.

20
Q

tragisch

A

heel droevig.

21
Q

het hoogtepunt

A

het mooiste kunstwerk of het leukste moment.

22
Q

vrijwel

23
Q

in zeer goede staat

A

als iets er nog heel goed uitziet en ook nog

goed werk.

24
Q

grote ogen opzetten

A

heel verbaasd kijken.

25
de beeldende kunst
Alle kunst die je kan zien of aanraken, | bijvoorbeeld schilderijen standbeelden of foto's.
26
de schilderkunst
schilderijen gemaakt door kunstenaars
27
de beeldhouwkunst
standbeelden gemaakt door kunstenaars.
28
overeenkunst
Iets wat hetzelfde is als je het ver gelijkt met iets of iemand anders.
29
enigszins
Een beetje. Bijvoorbeeld: Ik was enigszins | in de war.
30
met uitzondering van
Behalve. Bijvoorbeeld: Hein speelt elke dag | buiten, met uitzondering van zondag
31
de schulden
Het geld dat je nog terug moet betalen
32
bankroet
Als je je schulden niet meer kunt betalen. | Je hebt geen geld meer (op de bank).
33
de architect
Iemand de nieuwe gebouwen bedenkt en tekent.
34
de schutter
Iemand die schiet met een geweer.
35
een drukte van belang
heel erg druk
36
de wacht houden
Opletten en bewaken.