Probleem 3 Flashcards

1
Q

Welke drie elementen horen er bij begrijpen?

A
  • De lezer
  • De tekst
  • De activiteit
    • Socio-culturele context
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat houdt de ‘Letter en woordherkenning (Skills-driven, bottum up)’ in?

A

Eerst lezen, dan begrijpen (lineair).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke modellen horen er bij ‘letter en woordherkenning’ ? Wat houden ze in?

A

o Gough keek naar informatieverwerkingstheorie. Eerst visueel, dan auditief, werkgeheugen en dan begrip.

o La Berge & Samuel, woordherkenning is primair en begrip komt pas als je aandacht op cognitief gebied niet meer optimaal hoeft te zijn (CLT → GEEL).

o Adams fonemisch bewustzijn. De ‘letter-geluid’ decodering, niet letter voor letter maar stukje voor stukje. Model staat hierbij vanwege de accurate en automatische fonologische processen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de implicatie voor de ‘letter en woordherkenning’?

A

Eerst letters-woord voor begrip, visueel discrimineren. Makkelijke teksten, herhaald lezen en aansluiten bij de belevingswereld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Welke modellen horen er bij ‘comprehension is primair (top down)’?

A

o Goodman, transactioneel socio-psycholinguistic model. Lezers selecteren visuele punten, maken een voorspelling en bevestigen of verwerpen dit tijdens het lezen (cognitieve strategieën). Lezen is niet lineair, maar cyclisch en doelgericht. Begrijpen is een transactie tussen lezer en tekst.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de implicatie voor de ‘comprehension is primair (top down)’?

A

Cyclus, betekenis is het belangrijkst. Nooit aparte onderdelen aanleren. Niet hardop leren, geen versimpelde teksten en beginnen met voorspelbare teksten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke modellen horen er bij ‘Balanced theories, integrated model’?

A

o Rumelhart, interactive model of reading. Focus op begrip en decoderen tegelijk. De lezer is de verwerker. Lezen en schrijven verschilt per sociale groep.

o Kintisch, construction integration model. Meest complete en ontwikkelde model! Kennis naar begrijpproces, kennis vormt begrip van de tekst (opwaartse spiraal) en daarna kan het opgeslagen worden in het lange termijngeheugen = cyclus. Construct (voorkennis) en integreren (nieuwe info aan opgeslagen info) zijn belangrijke termen.
•Twee levels: Text base (accuraat lezen, hoofdgedachte in werkgeheugen) en situatie model (mentale representatie maken door consistent zijn met de textbase en corresponderen met relevante voorkennis).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de implicaties van het ‘Balanced theories, integrated model’?

A

Veel oriëntatie op vaardigheden, holistisch beeld en whole-part-whole instructie (technisch en begrijpend lezen).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Welke 10 elementen maakt een leerkracht succesvol in begrijpend lezen?

A
  1. Vak- en wereldkennis opbouwen (voorkennis nodig en informatieve teksten).
  2. Veel teksten (aantal en kwaliteit, curriculum moet hierop inspelen).
  3. Motiverende teksten (zorgt voor succes en begrip).
  4. Aanleren strategieën voor begrip (vijf fases verantwoordelijkheidsmodel, rolwisselend lezen).
  5. Tekststructuren (DIM)
  6. Leerlingen betrekken bij discussie (Questioning the author).
  7. Vocabulaire opbouwen en taalkennis (hardop lezen, semantiek ‘bank’).
  8. Integreren van lezen en schrijven (construction integration model).
  9. Observeren en beoordelen
  10. Differentiëren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waardoor ontstaan er verschillen in begrijpend lezen?

A
  • Variatie tussen lezers: voorkennis, sociale invloeden, groepsverschillen, inter- en intrapersoonlijke verschillen.
  • Variatie tussen teksten: genre, structuur, mediavorm, inhoud.
  • Variatie tussen activiteiten: doel, vertrouwen, gevolgen
  • Variatie in context: socio-economische factoren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke aspecten horen er bij ‘de lezer’?

A

Cognitieve capaciteiten, motivatie (self-efficacy), typen kennis, *vloeiendheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke aspecten horen er bij ‘de tekst’?

A

o Surface code → K-A-T
o Text base → Kat = dier
o Representatie van mentale modellen → Kat voor je zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Welke aspecten horen er bij ‘de activiteit’?

A

o Extern, interne doelen.
o Gevolgen van het lezen van een tekst: verhogen kennis, toepassen kennis, betrokkenheid (directe gevolgen). Indirect = opdoen van woordenschat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly