"Leereenheid 1 Inleiding besturingssystemen" Flashcards

Woordenlijst

1
Q

Asynchrone I/O

A

I/O waarbij na het geven van de I/O-opdracht het proces in principe verder gaat zonder te wachten op voltooiing van de I/O-opdracht; afhandeling van de interrupt geeft aan wanneer de I/O-opdracht is afgerond. Asynchrone I/O is gecompliceerder dan synchrone I/O, maar biedt meer mogelijkheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Base register (basisregister)

A

Register dat er samen met het limitregister voor zorgt dat een beperkt deel van het geheugen geadresseerd kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bootstrapprogramma

A

Opstartprogramma dat na het aanzetten van de computer de CPU-registers en het geheugen initialiseert en de kernel in het geheugen plaatst en opstart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cachebeheer / Cache management

A

Het beheren (plaatsen en verwijderen van data) van het cachegeheugen op een zodanige manier dat zoveel mogelijk data en instructies die de CPU nodig heeft, in de cache staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cachegeheugen

A

Een vorm van geheugen, meestal uitgevoerd met statische RAM-ic’s, die hiërarchisch en qua responstijd past tussen enerzijds het zeer snelle geheugen gevormd door de interne registers binnen de CPU en anderzijds het veel tragere RAM, meestal bestaande uit dynamische ic’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Coherency (coherentie) van data

A

Voorwaarde dat dezelfde data die op meerdere plaatsen in het computersysteem voorkomen (bijvoorbeeld in verschillende lokale caches) bij verandering geen tegenstrijdigheden opleveren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Consistency van data

A

Het ontbreken van strijdigheid tussen kopieën van dezelfde data die op meerdere plaatsen in een gedistribueerd computer-systeem te vinden zijn en de master-kopie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Controller

A

Besturingseenheid van een randapparaat, die ook – middels registers en (bijvoorbeeld interrupt-)signalen – zorgt voor de communi-catie met de CPU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

CPU-scheduling

A

Het toewijzingsbeleid van niet (op I/O) wachtende processen voor (verdere) verwerking door de CPU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CPU timer

A

Timer die een signaal afgeeft als de CPU-tijd van een proces beëindigd moet worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

DMA

A

Direct memory access: speciale voorziening verzorgd door een DMA-besturingseenheid waardoor data tussen het geheugen en een randapparaat of vice versa getransporteerd kunnen worden zonder tussenkomst van de CPU.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Exception

A

Foutconditie bij het uitvoeren van een instructie; wordt afgehandeld als een interrupt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Gebruikersmodus / User mode

A

Toestand van het computersysteem waarin een gebrui-kersproces actief is en het aanroepen van bevoorrechte instructies geblokkeerd wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Geheugenbeheer (memory management)

A

Het toewijzen van de geheugenruimtes aan de processen die de CPU aan het verwerken is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

I/O

A

Input/output; overdracht van data tussen een randapparaat en het geheugen of vice versa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

I/O-mapped

A

I/O het doen van I/O waarbij de registers van randapparaat-controllers middels I/O-adressen worden aangestuurd, waarbij een aantal extra stuurlijnen op de bus ervoor zorgt dat het onderscheid met een adres in het hoofdgeheugen gemaakt kan worden.

17
Q

Interrupt

A

(Elektrisch) signaal van een apparaat-besturingseenheid naar de CPU om aan te geven dat het randapparaat een actie van het besturingssysteem verwacht.

18
Q

Job

A

Een programma met data dat door de computer uitgevoerd moet worden.

19
Q

Job-scheduling

A

Het bepalen van een job uit de job pool om in het geheugen te worden geladen voor verwerking door de CPU.

20
Q

Kernel

A

Het meest essentiële deel, het kleinste zelfstandige geheel van het besturingssysteem; de kernel is permanent in het geheugen aanwezig.

21
Q

Limit register (begrenzingsregister)

A

Register dat er samen met het baseregister voor zorgt dat een beperkt deel van het geheugen geadresseerd kan worden.

22
Q

Memory-mapped I/O

A

Het doen van I/O waarbij de registers van rand-apparaatcontrollers middels normale geheugenadressen aangestuurd worden.

23
Q

Multiprogramming

A

Werkwijze waarbij meerdere programma’s in het geheugen tegelijk verwerkt worden (als ‘proces’); zodra een proces moet wachten op een I/O-operatie, wordt dat proces onderbroken en een niet-wachtend proces wordt (verder) verwerkt.

24
Q

Multitasking

A

De processor handelt verschillende processen onder ‘time-sharing’ af, dat wil zeggen door snel wisselende verwerking schijnbaar gelijktijdig; die processen komen van dezelfde gebruiker, van verschil-lende gebruikers en ook van het besturingssysteem zelf.

25
Q

Mode bit

A

Een bit in de hardware van een dual-mode computersysteem, die de modus aangeeft waarin het systeem verkeert.

26
Q

Monitormodus / Supervisor modus / System modus

A

Toestand van het computersysteem waarin het besturingssysteem actief is en er geen beperkingen op uit te voeren instructies zijn.

27
Q

PC

A

Program counter: register waarin het adres staat van de volgende uit te voeren instructie.

28
Q

Privileged instruction / Bevoorrechte instructie

A

Instructie die alleen in de monitormodus uitgevoerd kan worden.
Priviliged modus Zie monitormodus.

29
Q

Proces

A

Een programma in uitvoering.

30
Q

RAM-geheugen

A

Random access memory: lineair geheugen (‘array van bytes‘) waarin op een willekeurig adres gelezen en geschreven kan worden.

31
Q

Schijfbeheer (disk management)

A

Het beheren van de bestanden op de diverse schijven.

32
Q

Synchrone I/O

A

I/O waarbij het proces dat de I/O-opdracht geeft, wacht totdat een signaal aangeeft dat de I/O-opdracht beëindigd is. Dit kan door in een wachtlus de CPU bezet te houden (polling) of door de CPU vrij te geven en pas verder te gaan na een voltooiings-interrupt.

33
Q

System call

A

Aanroep door een gebruikersprogramma van een kernel-service van het besturingssysteem middels een speciale (trap)instructie.

34
Q

Time slice

A

Tijdinterval waarbinnen een proces van de CPU gebruik kan maken.

35
Q

Trap

A

Een speciale instructie die een exception genereert (software interrupt) met als doel het doen uitvoeren van een system call.

36
Q

Vluchtig geheugen / Volatile memory

A

Vluchtig geheugen; in een dergelijk geheugen opgeslagen informatie verdwijnt als het computersysteem uitgezet wordt.

37
Q

Von Neuman-architectuur en -cyclus

A

Manier van werken bij computer-systemen waarbij data en instructies op dezelfde wijze opgeslagen, getransporteerd en behandeld worden; elke instructie wordt standaard uitgevoerd in drie stappen: de fetchstap (het halen van de nieuwe instructie uit het geheugen en het plaatsen ervan in het instructie-register), de decodeerstap (het decoderen van de instructie) en de uitvoeringsstap (het uitvoeren van de instructie).