untité 1 de zinnen 1 Flashcards

1
Q

ik wil met een meisje van mijn leeftijd schrijven

A

je voudrais correspondre avec une fille de mon âge.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

mijn correspondentievriend heeft kort haar

A

mon correspondant a les cheveux courts.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

haar lievelingshobby is kletsen met haar vriendinnen

A

son passe-temps favori est bavarder avec ses amies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

hij zit in de vierde klas

A

il est en seconde.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

ik heb een broer van acht jaar en een zus van zes jaar

A

j’ai un frère de huit ans et une soeur de six ans.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

zij is blijven zitten in de derde klas

A

Elle a redoublé la troisième.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

schrijf me zo snel mogelijk

A

Écris-moi le plus vite possible.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

vergeet niet een foto te sturen

A

N’oublie pas d’envoyer une photo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly