les 3 Flashcards

1
Q

sprouting

A

zenuwvezels gaan extra vertakkken –> nieuwe zenuwvezels worden gevormd –> gevoeligheid stijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

functie van adelta-vezels en c-vezels in het parodontium(3)

A
  • signaleren van mechanische en nociceptieve impulsen
  • vrijzetten van neuropeptiden ( rolbij ontstekingsreactie)
  • verder geleiding van pijn
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

osseoperceptie

A

ter hoogte van het bot zijn er zenuwvezels die mechanische en thermische stimuli kunnen waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

fulcrum

A

kantelpunt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

rond een implantaat kan druk en pijn worden waargenomen door;(2)

A
  • zenuwvezels in het bot

- sprouting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

pijn- gewaarworden intensiteit registreren (5)

A
  • VAS = visueel analoge schaal
  • numeriek
  • verbaal
  • gelaatsuitdrukkingen
  • pain raiting scale –> combinatie van verschillende schalen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

allodynie

A

pijn die veroorzaakt wordt door niet-toxische prikkel ( die normaal geen pijnveroorzaken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

anesthesie

A

opgeheven gevoel van tast en pijnzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

analgesie

A

opgeheven pijnzin bij noxische prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

dysesthesie

A

onaangename, abnormale gewaarwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

hypesthesie

A

verminderde gevoeligheid voor sensibele prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hypoalgesie

A

verminderde gevoeligheid voor noxische prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hyperesthesie

A

overgevoeligheid voor sensibele prikkels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

paresthesie

A

abnormale, niet onaangename gewaarwording

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

test uitvoeren sensibiliteit(4)

A
  • thermische sensibiliteitstest
  • elektrische sensibiliteitstest
  • proefpreparatie
  • anesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

thermische sensibiliteitstest(2)

A
  • warmte toevoegen

- koude toevoegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

warmte toevoegen (3)

A
  • gutta percha
  • warme spreader
  • isolatie onder rubberdam en warm water aanbrengen
18
Q

koude toevoegen (4)

A
  • chloorethylsneeuw
  • dichlorodifluoromethaansneeuw
  • koolzuurgassneeuw
  • isolatie onder rubberdam en koud water aanbrengen
19
Q

orofaciale pijn (4)

A
  • primaire pijn
  • referred pain
  • sensitisatie
  • neuro-patische pijn
20
Q

pulpotomie

A

als de apex nog niet volledig afgevormd is. een deel van het pulpaweefsels wordt weggenomen (alleen het deel wat in contact is gekomen met cariës)

21
Q

welk middel wordt gebruikt bij pulpotomie om het niet weggenomen pulpaweefsels vitaal te laten blijven + afkorting

A

MTA= mineral trioxide aggregate

22
Q

pulpectomie

A

alle aanwezige zenuwvezels/bloedvaten worden verwijderd –> wortelkanaalbehandeling

23
Q

wanneer kunnen we een pulpitis krijgen? (5)

A
  • cariës
  • preparatietrauma
  • te hoge restauratie
  • orthodontische behandeling
  • luxatie
24
Q

waarom is een element met ernstige pulpitis moeilijk te verdoven? (4)

A
  • zuur milieu in het ontstekingsgebied vermindert effectiviteit anestheticum
  • ontstekingsmediatoren sensibiliseren nociceptoren
  • sensibilisatie in CZS
  • psychologische factoren
25
Q

periodontitis apicalis + andere benaming

A

chronische ontstekingsreactie in het alveolair bot rond het wortelpunt = ostitis centralis

26
Q

wanneer botresorptie bij de apex? (2)

A
  • bij invasie van toxines/antigenen van de microflora in het wortelkanaal
  • bij uitbreiding pulpitis naar peri-apicaal
27
Q

oorzaken traumatische periodontitis (4)

A
  • bij slag of stoot op element
  • bij bewegen van het element in de alveole na luxatie
  • bij orthodontische verplaatsing
  • bij te hoge restauratie of andere occlusiestoornis
28
Q

pericoronitis

A

ontsteking van de gingiva rondom de kroon van de tand

29
Q

trismus

A

beperkte mondopening

30
Q

alveolitis + andere benaming

A

ontsteking van de alveole na tandextractie = dry socket

31
Q

triggerpunten

A

hypersensitieve zones in spieren

32
Q

referred pain van de kauwspieren

  • masseter
  • temporalis
  • digastricus
A
  • masseter = onder- en boven molaren
  • temporalis = elementen in de onderkaak
  • digastricus = onderfrontelementen
33
Q

3 karakteristieken van tandpijn en myofasciale oorsprong

A
  • constante diepe, zeurende , niet kloppende pijn
  • pijn verandert niet bij klinische tests van het element
  • tandpijn neemt toe bij palpatie van de betrokken spier
34
Q

sialoadenitis

A

ontsteking van de speekselklieren

35
Q

oorzaken sialoadenitis(2)

A
  • door obstructie van de afvoergang
  • bacteriële of virale infecties
  • gaat gepaard met het ruiken van maaltijden –> speeksel wordt in gang gezet
36
Q

verschillende anamneses (4)

A
  • biografisch en sociaal
  • medisch
  • orofaciaal
  • pijn
37
Q

verschil tussen sensibiliteitstest en vitaliteitstest

A

sensibiliteits test geeft een indruk over de gezondheid van de pulpa. vitaliteitstest test of er nog bloeddoorstroming is door de tand.

38
Q

primaire pijn

A

prikkel wordt doorgeven aan thalamus. bron en locatie komen overeen

39
Q

neuro-patische pijn

A

door voortdurende sensitisatie terwijl er geen nociceptieve prikkeling bestaat

40
Q

anachoresis

A

bacteriën vanuit de bloedbaan geraken de tand binnen

41
Q

myofasciaal

A

spieren in het aangezicht