7.3, namen van anorganische stoffen Flashcards
(25 cards)
1
Q
een
A
mono
2
Q
twee
A
di
3
Q
drie
A
tri
4
Q
vier
A
tetra
5
Q
vijf
A
penta
6
Q
zes
A
hexa
7
Q
zeven
A
hepta
8
Q
acht
A
octa
9
Q
waterstof
A
hybride
10
Q
stikstof
A
nitride
11
Q
zuurstof
A
oxide
12
Q
koolstof
A
carbide
13
Q
fosfor
A
fosfide
14
Q
zwavel
A
sulfide
15
Q
fluor
A
fluoride
16
Q
chloor
A
chloride
17
Q
broom
A
bromide
18
Q
jood
A
jodide
19
Q
Covalente binding
A
Binding door gemeenschappelijk elektronen paar
20
Q
Atoombinding
A
Binding doormidden van bindend elektronen paar
21
Q
Polaire stoffen
A
Stoffen met een dipool. Mengen goed onderling, maar niet met apolaire stoffen
22
Q
Apolaire stoffen
A
Stoffen zonder dipool. Mengen onderling goed, mengen niet met polaire stoffen (0-0,40)
23
Q
Ion binding
A
Ontstaat door elektronen overdracht
24
Q
Hoe herken je apolaire stof?
A
Als een molecuul uit een lange keten bestaat van C’tjes en H’tjes is die apolaire
25
Hoe herken je een polaire stof?
Als een stof een OH groep heeft en een vrij klein molecuul heeft