1. Spanningsbron - Stroombron Flashcards

Berekenen van stroomkringen.

1
Q

Hoe bereken je de stroom?

A

I = E / Ri+Ru

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe bereken je spanningsverlies?

A

Evi = Ri . I

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe bereken je de spanning?

A

U = E - Evi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Geef de definitie van een spanningsbron.

A

De klemspanning is onafhankelijk van de grootte van de aangesloten weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is er specifiek aan een ideale spanningsbron?

A

Wanneer de spanning constant kan blijven bij belastingsverandering. De inwendige weerstand is 0 Ω.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is een praktische spanningsbron?

A

Je hebt een inwendige weerstand dat zeer klein tov de uitwendige weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Beschrijf een spanningsbron berustend op een elektronische schakeling.

A

De schakeling regelt spanning op de klemmen van de verbruiker ipv de uitgangsklemmen van het toestel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Verklaar spanningsverlies in de aansluitdraden.

A

De verbruikers zijn op een zekere afstand van de spanningsbron zijn opgesteld, waardoor de spanning toch afhankelijk is van de geleverde stroom ipv constant te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe wordt de elektronische schakeling aangesloten om spanningsval te compenseren?

A

Verbruiker wordt met 4 draden aangesloten: 2 stroomdraden en 2 spanningsvoelerdraden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een stroombron?

A

Een bron waarvan de stroom onafhankelijk is van de aangesloten weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is een praktische stroombron?

A

Een stroombron waarvan de inwendige weerstand zeer groot tov de uitwendige weerstand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waarom heeft de weerstand van de aansluitdraden bij een stroombron geen invloed?

A

Op de meeste praktische stroombronnen zijn er meestal elektronische schakelingen die de stroom nauwkeurig constant houden bij verschillende belastingen en de constante stroom kan op verschillende waardes ingesteld worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarom plaats je bij iedere bron een pijltje? Wat geeft dit aan?

A

Om de resulterende emk Ev te berekenen, moet je rekening houden met de wijze waarop de bronnen geschakeld zijn. Het pijltje geeft de zin van de emk aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer krijgt een emk een “+” en wanneer een “-“?

A

”+”: in wijzerzin

“-“: in tegenwijzerzin

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom is de resulterende emk gelijk aan de algebraïsche som der emk’s en niet aan de rekenkundige som?

A

Omdat je rekening moet houden met de zin van de emk’s.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wanneer is de vervangins-emk gelijk aan de rekenkundige som der emk’s?

A

Wanneer alle emk’s in de keten in dezelfde zin werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Is bij ongelijke bronnen in parallel de formule Ibat = I . np nog geldig?

A

Nee, want de stroom is afhankelijk van de inwendige en uitwendige weerstanden.

18
Q

Hoe ga je te werk bij de superpositiemethode?

A

Evenveel schema’s opstellen als er bronnen zijn, behoud 1 bron en vervang de andere door diens inwendige weerstand. Bepaal de zin en de grootte van de stromen in verschillende takken.

19
Q

Wat bedoelen we met een knooppunt?

A

Punten waar +3 geleiders samenkomen.

20
Q

De algebraïsche som van de stroomsterkten die in een knooppunt samenkomen is gelijk aan nul. Verklaar.

A

Er is geen opstapeling van elektrische ladingen in een knooppunt.

21
Q

Welke stromen geeft men aan met een plusteken?

A

Stromen die naar het knooppunt toevloeien.

22
Q

Hoe luidt de Tweede Wet van Kirchoff?

A

In elke gesloten stroomkring is de algebraïsche som van de emk’s gelijk aan de algebraïsche som van de producten van de stromen met de overeenkomende weerstanden.

23
Q

Hoeveel vergelijkingen moet je opstellen wanneer je de Wetten van Kirchoff gebruikt?

A

Het hangt af van hoeveel knooppunten er zijn minus 1.

24
Q

Hoevel maasvergelijkingen moet je bepalen bij de Wetten van Kirchoff?

A

Evenveel als het aantal van onbekende stromen. Je begint met de eenvoudigste keten, bv. zonder stroombron, daarna 1 stroombron, enz.

25
Q

Wat betekent een negatieve stroomwaarde?

A

De emk’s veroorzaken uit zichzelf een stroom in de tegengestelde zin van de gekozen omloopzin.

26
Q

Geef de formule van Wet van Ohm.

A

I = Ev / Rv

27
Q

Hoe luidt de 1ste Wet van Kirchoff?

A

In elk knooppunt van een elektrische keten is de som van de toegevoerde stromen gelijk aan de som van de afgevoerde stromen.

28
Q

Vertaal “grilles positives en plomb pur”.

A

Positieve plaat in zuiver lood.

29
Q

Vertaal “oxygène”.

A

Zuurstof.

30
Q

Vertaal “hydrogène”.

A

Waterstof.

31
Q

Vertaal “alimentation sans coupure”.

A

Ononderbroken stroomtoevoer.

32
Q

Vertaal “alimentation à tension constante et courant limité”.

A

Stroomtoevoer met constante spanning en beperkte stroom.

33
Q

Vertaal “les batteries étanches”.

A

Afgedichte batterijen.

34
Q

Vertaal “haute performance”.

A

Hoge prestatie.

35
Q

Vertaal “onduleur monophasé”.

A

1-fasige omvormer.

36
Q

Vertaal “separation galvanisée”.

A

Galvanische afscheiding.

37
Q

Geef de formule om weerstand van draden te berekenen.

A

Rdr = ρl / A

38
Q

Hoe bereken je de stroom wanneer de weerstand van de draden ook bekend zijn?

A

I = E / Ri + Rdr + Ru

39
Q

Hoe bereken je de spanningsverlies met enkel de weerstand van de draden en de stroom?

A

Uvi = Rdr . I

40
Q

Geef de Ohm’s formule voor vervangingsweerstanden.

A

Rv = R1 + R2 + R3 + Ri1 + Ri2 + Ri3

41
Q

Geef de formule voor de 1ste Wet van Kirchoff.

A

I1 + I2 + I3 = I2 + I4

42
Q

Geef de formule voor de 2de Wet van Kirchoff.

A

εE = εIR