psychologie een inleiding Flashcards

toegepaste psychologie

1
Q

long-term potentation

A

biologisch proces waarbij het vuren in de synapsen van groepen zenuwcellen toeneemt = neurale basis van leren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Perceptuele predispositie

A

gereedheid om specifieke stimulus op te merken en betekenis te geven in een gegeven context

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

perceptuele blindheid

A

iets onverwachts merken we niet op (goochelaar)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

vloeibare intelligentie

A

vaardigheid om complexe relaties te zien en problemen op te lossen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

concept

A

mentale representatie van een categorie van items of ideeen, gebaseerd op ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

extraversie

A

Jung, persoonlijkheidskenmerk

aandacht naar buiten naar anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

cognitieve plattegrond

A

Tolman

mentale representatie van een doolhof of andere fysieke ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

experimentele intelligentie

A

Sterberg

vorm van intelligentie, helpt om nieuwe realties tussen concepten te zien, inzicht en creativiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

kleur

A

psychologische sensatie afgeleid van de golflengte van zichtbaar licht
lucht blauw = korte lichtgolf
rood = lange golf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

implicite persoonlijkheidstheorie

A

aanname van niet-psychologen over persoonlijkheid met doel andere makkelijker te kunnen begijpen
blinde vlekken = dik is gezellig
gevaar voor projectie = ik voel me slecht dus rest ook

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

systematisch desensitisatie

A

met client angsthierarchie doorlopen in oplopende moeilijkere situaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Zelfdeterminatietheorie (ZDT)

A
Set point
tendens lichaam om lichaamswaarde op bepaald niveau te handhaven.
- autonomie
- competentie
- verbondenheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Structuralisme

A

historische stroming die basisstructuur van geest en gedachten trachttte te ontrafelen
zochten elementen bewuste ervaring
eerst introspectie = beschrijven eigen innerlijke en bewuste ervaringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Tympanisch membraan

A

trommelvlies, membraan in het oor vangt luchttrillingen op als geluid en geeft door aan 3 gehoorbeentjes
hamer, aambeeld, steigbeugel
- die geeft weer door aan cochlea

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Timbre

A

sensorisch kenmerk van geluid

timbre bepaald door complexiteit van de golf (combinatie van zuivere tonen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gefixeerd actiepatroon

A

vervangt oude instinct
genetisch bepaald gedragspatroon dat bij alle individueen van de soort voortkomt en dat door specifieke stimulus wordt ontketend
ook verouderde theorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Adaptief kenmerk

A

kenmerkt van soort dat is onstaan gebaseerd op aanpassing aan een specifieke omgeving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Persoonlijkheidsproces

A

interne verwerking van persoonlijkheid omvat:

  • motivatie
  • emotie
  • perceptie
  • onbewuste processen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

weerbaarheid

A

weerstand tegen stress gebaseerd op:
uitdaging (positief t.o. verandering staan)
toewijding (doelgericht)
controle (in standhouden interne richtlijn)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

zelfactualiserende persoonlijkheid

A

gezond individu, basisbehoefte vervult, vrijheid om hogere idealen na te streven

  • waarheid
  • rechtvaardigheid
  • schoonheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

sensorische adaptatie

A

proces waarbij receptorcellen minder gevoelig worden, bv in water springen eerst koud daarna gaat het wel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

signaaldetectietheorie

A
sensatie afh. van
- kermerken stimulus
- achtergrond stimuli
- detector
dus steeds anders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Helderheid

A

intensiteit (amplitude) van lichtgolven
psychol. sensatie
amplitude = afstand tussen piek en dal golf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

triarchische theorie

A
Sternberg
- praktische intelligentie
- logisch redeneren
- experimentele intelligentie
(wijsheid)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

wederzijds (reciproque) determinisme

A
proces waarbij
- de persoon
- de situatie
- de omgeving
elkaar beinvloeden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

dispositie

A

psychische en fysieke kwaliteit of eigenschap van een persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

rustpotentiaal

A

elektrische lading neuron in rus
- 70 ladingsverschil
binnenkant is negatief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

functioneel analyseniveau

A

onderzoekt de adaptieve functie van een motief in termen van overleving en reproductie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

emotie

A

4 onderdelen

  • fysiologische arousal
  • cognitieve interpretatie
  • subjectieve gevoelens
  • gedragsmatige expressie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

frequentie

A

aantal cycli dat geluidsgolf in 1 seconde voltooit

hoge frequentie = hoge toon

31
Q

volume

A

amplitude = intensiteit

32
Q

stimulus-respons-leren

A

klassieke en operante conditionering

33
Q

primaire bekrachtiger

A

voedsel, seks heeft biologische waarde voor organisme

34
Q

sociaal cognitieve theorie

A

accentueert belang van: (op persoonlijkheid)

  • het leren
  • de perceptie
  • sociale interactie
35
Q

holisme

A

visie die totaliteit belangrijker vindt dan de som der delen

36
Q

redemptive self

A

gevoel te zijn geroepen obstakels te overwinnen bij pogingen andere te helpen
McAdams - volwassenen - Amerika

37
Q

ACTH

A

gemaakt door hypofyse bij stress
hormoon:
- epinefrine (adrenaline)
- norepinefrine (boosheid)

38
Q

gevoelsreflextie

A
Rogers
Humanistisch
therapeut parafraseert woorden client om emotionele toon die eruit spreekt te benadrukkken
- gevoelsreflextie
- spiegelen (reflectief luisteren)
39
Q

inzichtelijk leren

A

eureka

plotselinge reorganisatie percepties

40
Q

fenomenaal veld

A

Rogers, Humanistisch
onze psychologische realiteit bestaat uit perceptie en gevoelens
we reageren op deze subjectieve ervaringen niet op de objectieve realiteit
bevat ook ‘zelfconcept’ = humanistische versie ego

41
Q

persistentie

A

geheugenprobleem, waarbij iemand niet in staat is ongewenste herinneringen uit zijn hoofd te zetten

42
Q

hypofyse

A

hoofdklier, produceert hormonen die andere endocriene klieren beinvloed en groeihormonen

voorkant - follikel stimulerend hormoon

            - ACTH
            - Groeihormoon

achterkant - oxytocine

43
Q

hypothalamus

A
limbisch
bloedtestlaboratorium, houdt bloed in de gaten
bestuurt autonoom zenuwstelser
bestuurt endocrien systeem
regelt gedragingen voor overleven
in voorhersenen (Diencephalon)
44
Q

thalamus

A
limbisch
centraal koppelstation van hersenen, recht boven hersenstam
bijna alles passeert of verlaat de thalamus
in voorhersenen (diencephalon)
2 kernen
- corpus geniculatem lateral (visueel)
- corpus geniculatem mediale (auditief)
in voorhersenen (Diencephalon)
45
Q

limbisch systeem (zoogdierbrein)

A

middenste laag betrokken bij emotie en herinnering

motieven, geheugen, honger, dorst, lichaamstemp

46
Q

hersenstam (reptielenbrein)

A
3 delen
- medulla oblongata
-  pons
 - formation reticularis
verbindt ruggenmerg met zenuwen
47
Q

cerebellum

A

kleine hersenen
verbonden met hersenstam via pons
voor gecoordineerde bewegingen
integreert visuele, auditieve, vestibulaire en somatosensorische informatie
nodig bij fietsen, tennisbal slaan
leren en klassieke conditionering (huiver tandarts)

48
Q

medulla oblongata

A
verlengde ruggenmerg
gebied in hersenstam
regelt ademhaling en hartslag
werkt op automatische piloot
sensorische en motorische zenuwbanen kruisen hier
49
Q

Formatio reticularis

A

potlootstructuur
tussen medulla en pons
betrokken bij waken en slapen
alertheid

50
Q

welke 5 delen in hersenen

A
Telencephalon (voorhersenen) 
   - grootste deel hersenen 2 delen
   - cerebrale hemisfeer
  - basale ganglia
Diencephalon ((voorhersenen) 
   -thalamus
  - hypothalamus
  - hypofyse
Mesencephalon (middenhersenen)
Metencephalon (achterhersenen) 
   - (pons en cerebellum)
Myelenecephalon (achterhersenen)
51
Q

ademhaling

A

medulla (hersenstam)

52
Q

taxichauffeur

A

hippocampus groeit

53
Q

Frontaalkwab

A
beweging, het denken, persoonlijkheid
werwerken van informatie
impulsbeheersing bij sociaal en seksueel gedrag
beoordelen situatie
reukzin
motorische cortex
54
Q

Pariëtaalkwab

A
Links wistkundig
Rechts - 3D
tastzin en waarnemen ruimtelijke relaties
temperatuur voelen
somatosensorische cortex (tastzin, temp)
mentale plattegrond
55
Q

Occipitaalkwab

A

visuele cortex (construeert bewegende beelden)
stuurt impulsen naar visuele associatiegebieden
gezichtsvermogen
lichtenergie via receptorcellen oog
sterretjes zien bij slag op hoofd
blinde mensen gebruiken visuele cortex voor braille

56
Q

Informatieverwerkingsmodel

A

coderen, opslaan, terughalen

57
Q

veranderingsdetectoren

A

onze zintuigen raken gewend aan prikkels die niet veranderen (koud water springen, snel wennen)

58
Q

basilair membraan

A

dun vlies in cochlea gevoelig voor trillingen
haarcellen erop verbonden met neuronen
zet trillingen om in neurale impulsen

59
Q

operationele definitie

A

Hoort bij:
1. hypothese ontwikkelen

objectieve beschrijving van concept, ‘angst’ zich van stimulus wegbewegen.
exacte omschrijving manier experiment uitvoeren.

  1. objectieve data verzamelen
  2. resultaten analyseren
  3. publiceren
60
Q

Ekmans (7)

A

Bang, Blij, Boos, Bedroefd

afkeer, minachting, geluk, verassing, verdriet

61
Q

weerbaarheid factoren

A

specifiek
situationeel
tijdelijk

62
Q

persoonlijkheid gevormd door

A
biologie
omgeving
mentale processen
ontwikkeling
sociaal-culturele context
63
Q

meervoudigesysteembenadering honger

A
druk van maag
bloedsuikerspiegel
lichamelijke activiteit (bewegen)
emotionele toestand
voedelgerelateerde stimuli
sociaal culturele druk
64
Q

wilskracht niet gebruiken maar

A

zelfbeheersing

impulscontrole

65
Q

Zenuwstelsel

A

gehele netwerk neuronen

Centrale zenuwstelsel

  • Reflex
  • Hersenen
    • Hersenstam
    • Limbisch
    • Cerebrale cortex
      • Frontaal, Parietaal, Temporaal, Occipitaal

Perifere zenuwstelsel

  • Somatisch (bewust spieren, lopen praten
  • Autonoom (onbewust)
    • parasympatisch
  • sympatisch
66
Q

Kubler-Ross

A
Shock
Ontkenning
Frustratie
Depressie
Experiment
Besluit
Integratie
67
Q

Temporaalkwab

A

verwerkt geluid
inclusief taal (gebied van Wernicke)
waarschijnlijk ook voor langdurige opslag
ervaren van sterke emoties, geur en smaak
speelt rol bij orientatie en beleving van tijd
wat-route

68
Q

Hersenen links

A
positieve emoties
controle spieren spraak
controle volgorde van bewegingen
spontaan spreken schrijven
geheugen woorden en getallen
begrip bij spraak en schrijven
69
Q

Hersenen rechts

A
negatieve emoties
responsen en eenvoudige opdrachten
repetitieve maar geen spontane spraak
geheugen voor vormen en muziek
interpretatie ruimtelijke relaties en visuele beelden
herkenning gezichten
70
Q

amygdala

A

viduele info via thalamus naar amygdala
alert bij dreiging
speelt rol bij herinneringen, emoties (vooral angst en agressie) en motivatie
bij seksuele prikkels geactiveerd
nodig voor opslan met hippocampus maar niet voor terughalen
speelt rol bij hardnekkige herinneringen (PTSS)
actief bij afwijzing of vermijding

71
Q

hippocampus

A

limbisch
nodig voor langdurig opslaan met amygdala maar niet voor terughalen
onthouden locatie voorwerpen, groeit bij ervaring (taxi)

72
Q

6 perspectieven

A
biologisch - Decartes 
cognitief
behavioristisch
Whole-person
ontwikkelings
sociaal-cultureel
73
Q

pons

A

in hersenstam
activiteit tijdens slaap en dromen
bevat RAS
betrokken bij gecoördineerde bewegingen