3. ouderen- en psychiatrische zorg Flashcards

1
Q

vlaamse sociale bescherming houdt in: (3)

A
  1. mobiliteitshulpmiddelen
  2. zorgbudgetten
  3. grote investeringen in de ouderenzorg
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

zorgpremie =

A

= verplicht voor personen ouder dan 25 jaar die in Vlaanderen(!) wonen
- 52 euro p/jaar, aan mutualiteit (zorgkas)
= voor zorgbudget

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

zorgbudget voor zwaarzorgbehoevenden =

A

= maandelijke tegemoetkoming voor mensen die veel zorg nodig hebben (ernstige gezondheidsproblemen, gehandicapten)
= vrij te besteden: kiezen welke zorg/hulp
= 130/maand voor zwaar zorgbehoevenden
(46% v zorgbudget)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

voorwaarden zorgbudget (zwaar zorgbehoevenden) (4)

A
  1. aangesloten bij Vlaamse sociale bescherming
  2. een leeftijdsgrens
  3. zwaarzorgbehoevend zijn (zorgzwaarte/ indicatiestelling)
  4. geen hulp krijgen van…
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Katz-schaal =

A

= formulier, (veelal gebruikt door de thuisverpleging en rust-en verzorgingstehuizen) om de zorgbehoevendheid vd patienten, in verband met Algemeen Dagelijkse Levensbehoeften (ADL), te meten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

BEL profielschaal =

A

vaststelling v zorgbehoevendheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

medisch sociale schaal =

A

= schaal welke wordt gebruikt voor de evaluatiegraad vd zelfdredzaamheid met het oog op onderzoek op naar het recht op intergratietegemoetkoming (zorgbudget voor mensen met zorgnood)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

uitsluiting vd zorgpremie wanneer: (6)

A
  1. je budget krijgt voor niet-rechtstreekse toegankelijke hulp of een persoonsbudget
  2. je krijgt persoonlijk assistentiebudget
  3. je voltijd verblijft in een Multifunctioneel Centrum
  4. je verblijft in een gehandicaptenvoorziening (buiten Vlaanderen)
  5. je ambulantie ondersteuning krijgt v/e gehandicaptenvoorziening
  6. je bent ingeschreven in een internaat
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

zorgbudget voor ouderen met een zorgnood =

A

= voor 65+’s met beperkt inkomen en zorgnood
= max 583 euro per maand (zorgafhankelijk)
- verschillende categorieën, 1-5 (weinig-> veel)
(45% v zorgpremie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

voorwaarden zorgbudget voor ouderen met een zorgnood = (4)

A
  1. leeftijd (vanaf 65 jaar)
  2. minstens 7 punten op ‘schaal v zelfredzaamheid’
  3. gezamenlijk inkomen binnen bepaalde grenzen
  4. aangesloten bij een zorgkas en betaling solidaire zorgpremie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Domeinen vd schaal v zelfredzaamheid (6)

A

mogelijkheid om:

  1. zich te verplaatsen
  2. zelfstandig te eten/ koken
  3. in te staan voor persoonlijke hygiëne en zichzelf te kleden
  4. woning te onderhouden en huishoudelijk werk te verrichten
  5. te leven zonder toezicht, zich bewust te zijn v gevaar en gevaar te kunnen vermijden
  6. te communiceren en sociaal contact te hebben
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe scoort de schaal v zelfredzaamheid?

A

0 punten = geen moeilijkheden, bijzondere inspanningen of hulpmiddelen
3 punten = onmogelijk zonder hulp v derden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

zorgbudget voor mensen met een handicap =

A

= basisondersteuningsbudget
= 300 euro p/maand
= erkende handicap
(5% v zorgpremie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

financiering vh zorgbudget =

A

+- 4,5 miljoen (Vlaanderen) x zorgpremie

+- 500 miljoen Vlaams belastingsgeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

factoren die invloed hebben op het ouder worden (8)

A
  1. eenzaamheid/ verbondenheid
  2. sociale isolatie /integratie
  3. het hebben v/e partner
  4. omgaan met verlies v fysieke en cognitieve capaciteit
  5. medische situatie
  6. financiele situatie
  7. aangepast aanbod v prikkels (te veel/ te weinig)
  8. zich relevant voelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

soorten leeftijd (5)

A
  1. biologische leeftijd
  2. psychological age
  3. sociale age
  4. wettelijke leeftijd
  5. functionele leeftijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

biologische leeftijd =

A

= de relatieve leeftijd gebaseerd op condities v organen en lichaamsystemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

psychological age =

A

= de relatieve leeftijd gebaseerd op het adaptievermogen vd persoon

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

social age =

A

= de relatieve leeftijd gebaseerd op de gewoontes en rollen vd persoon in vergelijking met de maatschappelijke tendensen en verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

wettelijke leeftijd =

A

= de objectieve leeftijd gebaseerd op het aantal levensjaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

functionele leeftijd =

A

= relatieve leeftijd gebaseerd op het functioneren vd persoon in vergelijking met anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

3 categorieën ouderen (Cardoen, 2007) =

A
  1. jongsenioren = 55-70 jaar
  2. middengroep = 70-85 jaar
  3. hoogbejaarden = >85jaar
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

soorten ouderenzorg (3)

A
  1. zelfzorg
  2. mantelzorg
  3. professionele zorg
24
Q

mogelijkheden ouderen thuis met begeleiding (5)

A
  1. gezins- en ouderenhulp
  2. ouderenoppas etc
  3. klusjesdienst
  4. poetsdienst (privé, OCMW)
  5. thuisverpleging (privé, wit-gele-kruis)
25
Q

mogelijkheden ouderen niet meer thuis (5 )

A
  1. woonzorgcentrum (WZC)
  2. rust-en verzorgingstehuis (RVT)
  3. rusthuis voor bejaarden (ROB)
  4. centrum voor kortverblijf
  5. dagcentra diverse typen
    (6. serviceflats)
26
Q

WZC =

A

= woonzorgcentrum
= permanente verzorging en opvang v ouderen (65+)
= pas nadat andere zorgformules niet meer mogelijk zijn (thuiszorg, mantelzorg)
- biedt toezicht, extra ondersteuning en ‘animatie’
(= eigen kamer met gezamenlijke leefruimte)

27
Q

RVT =

A

= rust- en verzorginstehuis
= meestal WZC (met dubbele erkenning)
= biedt intensieve zorg en begeleiding
(extra = centrum voor NAH en gestabiliseerde coma-patienten)

28
Q

ROB =

A

= rusthuis / rustoord voor bejaarden
= collectieve woonvorm (>60)
- biedt mogelijkheid tot dagelijkse hulp en verzorging

29
Q

serviceflat-assistentiewoning =

A

= zelfstandigwonenden
= flat met leefruimte, keuken, slaapkamer, toilet
= aangepast en veilig (lift, of nauwelijks trappen, oproepsysteem voor hulp etc)

30
Q

VELO =

A

= Vlaams Eerstelijns Overleg
= overleg- en samenwerkingsverband dat de belangen vd eerstelijns gezondheids-en welzijnssector behartigt
(tussen beroepsgroepen en diensten stimuleren)

31
Q

SEL =

A

= Samenwerkinginitiatieven Eerste Lijn
= GDT (geïntegreerde dienst thuisverzorging)
doel = zorgverlening aan persoon met zorgnood in zijn regio optimaliseren

32
Q

taken SEL (6/12)

A
  1. fungeren als overlegplatform voor zorgaanbieders
  2. organiseren en ondersteunen v overleg
  3. bewaken vd praktische organisatie en ondersteuning vd multidisciplinaire samenwerking
  4. registreren en uitwisselen v gegevens
  5. organiseren en ondersteunen v klachtmeldpunt
  6. bewaken vd organisatie vd dag-en nachtpermanente hulpverlening in thuismilieu
33
Q

ECD =

A

= Expertisecentrum Dementie

34
Q

def palliatieve zorg =

A

een benadering die de kwaliteit v leven verbetert v patienten en hun naasten die te maken hebben met een levensbedreigende aandoening
-> voorkomen en verlichten v lijden

35
Q

palliatief netwerk/ samenwerkingsverband =

A

= samenwerking i.f.v. palliatieve zorgverleners en zorgvoorzieningen in een bepaalde regio
= bieden v advies, informatie, ondersteuning en coördinatie

36
Q

doel palliatief samenwerkingsverband =

A

= ervoor zorgen dat de patient op een menswaardige manier kan sterven in de gewenste omgeving

37
Q

(palliatieve) multidisciplinaire begeleidingsequipes =

A

= team v deskundigen in de (palliatieve zorg) die anderen zorgverleners, mantelzorgers en patienten ondersteunen
(advies, psychologische en morele steun geven aan alle betrokkenen)

38
Q

AAL =

A

= active assisted living

= europees programma dat projecten ondersteunt die de levenskwaliteit v ouderen verhoogt dmv technologie

39
Q

typen psychiatrische/ geestelijke gezondheids zorg (3)

A
  1. ambulante zorg (=extramurale zorg)
  2. intramurale zorg (residiëntiele zorg)
  3. transmurale zorg
40
Q

ambulante zorg =

A

= extra-murale zorg
= niet in een instelling of een ziekenhuis, maar patient begeeft zich naar de zorgverlener voor de behandeling
(bv gesprek bij psycholoog)

41
Q

intramurale zorg =

A

= residiëntiele -/ instellingszorg

= zorg aangeboden binnen de muren van een ziekenhuis of instelling

42
Q

transmurale zorg =

A

= zorg door meerdere professionals in meerdere instellingen

= zorg obv samenwerking en gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor de behandeling

43
Q

collocatie =

A

= gedwongen opname
= beschermingsmaatregel: gevaar voor zichzelf of anderen
= max 40 dagen, maar verlenging mogelijk

44
Q

voorwaarden collocatie (3)

A
  1. gedraagt zich zo agressief dat er ernstig gevaar is voor omgeving
  2. brengt eigen gezondheid en veiligheid zeer in gevaar
  3. sprake v/e ‘geesteziekte’
45
Q

soorten procedures v collocatie (2)

A
  1. gewone procedure = verzoekschrift + binnen 24u vastlegging bezoek vredesrechter
  2. spoedprocedure = politie neemt contact op met Procureur des Konings
    (bij strafbare feiten-> internering)
46
Q

Geestelijke gezondheidszorg Vlaanderen, waar kun je terecht?

A
  1. CLB (centrum v leerlingbegeleiding)
  2. CAW (centrum v algemeen welzijnswerk) / jongerenadviescentrum (JAC)
  3. CGC (centrum geestelijke gzh-zorg)
  4. zelfstandige therapeuten
  5. PAAZ (psychiat. afdelign algemeen ziekenhuis)
  6. PZ (psychiatrisch ziekenhuis) (lang verblijf)
  7. psychiatrisch dagcentrum
  8. beschut wonen
  9. telefonische hulpverlening en chat
  10. zelfhulpgroepen en lotgenotencontact
47
Q

CAW =

A

= centrum voor algemeen welzijnswerk
= bij moeilijkheden in je persoonlijke leven
= opvang bij bv familiaal geweld
- begeleiden is gratis, opvang niet

48
Q

JAC =

A

jongerenadviescentrum

49
Q

CGC =

A

= centrum geestelijke gezondheidszorg
= normaliter enkel op doorverwijzing
= geen opnames, enkel consulten op afspraak (1e=gratis)
= 11 euro per consult (verh. tegemoetkoming= 4 euro)

50
Q

PAAZ =

A

= psychiatrische afdeling algemeen ziekenhuis
= gericht op kortverblijf (crisisopvang, depressie, angststoornissen etc)
= soms ook daghospitalisatie

51
Q

CLB =

A

= centrum voor leerlingenbegeleiding
= begeleiding voor diverse problemen (lezen, schrijven,leren, studiekeuze, gezondheid, pesten, spijbelen, angst, etc) (gratis)
= nauwe samenwerking met school

52
Q

soorten opvang vh CAW (6)

A
  1. crisisopvang (tijdelijk onderkomen)
  2. nachtopvang/ winteropvang
  3. opvang voor gezinnen
  4. opvang voor jongeren (18-25)
  5. opvang m/v (vluchthuis)
  6. zorghostel (voor thuislozen met meervoudige problematiek bv verslaving)
53
Q

psychiatrisch dagcentrum =

A

= vaak gelinkt aan PAAZ of PZ

= intensieve behandeling maar geen continu verblijf

54
Q

bechut wonen =

A

= zelfstandig begeleid wonen voor mensen met een langdurige psychiatrische aandoening

55
Q

beschut wonen valt onder wiens bevoegdheden ?

A

(- wonen/huisvesting/geestelijke gezondheidszorg = gewestelijk)

  • Vlaanderen: gewest/gemeenschap/ regering
  • Brussel: wonen = gewest, maar GGZ = Vlaamse gemeenschap