7a.4 Flashcards

(60 cards)

1
Q

Albedo

A

De mate waarin een oppervlak zonne-energie weerkaatst, uitgedrukt in een percentage

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aride zone

A

Zone met droge klimaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Atmosfeer

A

Het geheel aan gasvormige stoffen die het vaste en vloeibare deel van de aardkorst omringen. Is
een van de geofactoren. Heet ook dampkring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Atmosferische circulatie

A

De verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen). Heet ook mondiaal
windsysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Bodem

A

De voor de plantengroei belangrijke bovenste laag van de aardkorst (in Nederland tot ongeveer 1,20
m diepte). Is een van de geofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bodemerosie

A

Het door erosie verdwijnen van het voor planten belangrijke deel van de bodem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Boreale zone

A

Overgangsgebied tussen de gematigde en de polaire zone op de continenten, dus op het
noordelijk halfrond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corioliseffect

A

De afwijking van de windrichting die ontstaat door de draaiing van de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Dierenwereld

A

Al het dierlijke leven op aarde, zoals bacteriën, plankton, ongewervelde dieren, vogels,
reptielen, amfibieën en zoogdieren. Is een van de geofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Drainage

A

Verlaging van de grondwaterstand door het aanleggen van greppels en afvoerbuizen in de grond

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Duurzaam landgebruik

A

Natuurlijke hulpbronnen zodanig gebruiken dat men tegemoetkomt aan de behoeften
van de huidige generatie, zonder die van de toekomstige generaties gevaar te laten lopen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Energiebalans

A

De optelsom van de kortgolvige straling (zonlicht) op aarde, de naar het heelal teruggekaatste
straling en de langgolvige uitstraling (warmte) van de aarde. Heet ook stralingsbalans

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Front

A

Grensvlak tussen relatief warme en relatief koude lucht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Frontale regen

A

Neerslag die ontstaat bij een front, als relatief warme lucht over relatief koude lucht opstijgt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gematigde zone

A

Gebied tussen de subtropische en de boreale zone (tussen de 30 en de 55° N.B. en Z.B.)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geofactoren

A

Factoren die door hun onderlinge relaties landschapszones vormen. De belangrijkste zijn het klimaat, de gesteenten, het reliëf en de mens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hogedrukgebied

A

Gebied met een hogere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving. Heet ook
maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

ITCZ

A

Zone met lage luchtdruk op en nabij de evenaar. Heet ook tropisch
minimum of zone van equatoriale lage druk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Irrigatie

A

Het kunstmatig nathouden van landbouwgronden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Klimaat

A

De gemiddelde toestand van het weer over een lange periode (30 jaar) en voor een groot gebied. Is een van de geofactoren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Klimaatgebieden

A

Grote gebieden op aarde met kenmerkende eigenschappen van temperatuur, neerslag en wind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Klimaatverandering

A

De verandering op lange termijn van de temperatuur, de neerslag en de wind op aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Koolstofdioxide

A

CO2, kleurloos en reukloos gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Koude zeestroom

A

Relatief koude waterstroming in oceanen en zeeën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Lagedrukgebied
Gebied met een lagere luchtdruk aan het aardoppervlak dan in de omgeving. Heet ook minimum
26
Landdegradatie
De achteruitgang van de kwaliteit van de bodem en het landschap door overbeweiding, te intensief gebruik en ontbossing, waardoor het land biologische en economische productiecapaciteit verliest
27
Landschapszone
Gebied met karakteristieke kenmerken
28
Luchtdruk
De kracht die het gewicht van een kolom lucht op een oppervlak uitoefent
29
Maximum
Hogedrukgebied
30
Mens
De mensheid heeft met haar handelen invloed op de aarde en landschappen. Daarom is de mens een van de geofactoren
31
Minimum
Lagedrukgebied
32
Moesson
Land- of zeewind die elk half jaar (ongeveer 180°) van richting verandert
33
Mondiaal windsysteem
De verplaatsing van lucht in de atmosfeer (grote windsystemen). Heet ook atmosferische circulatie
34
Natuurlijk broeikaseffect
Het vasthouden van warmte door broeikasgassen (zoals methaan, waterdamp en koolstofdioxide) in de atmosfeer, zonder invloed van de mens
35
Oceanische circulatie
De verplaatsing van water in de oceanen (onder andere zeestromen).
36
Ontbossing
Het kappen van bossen door de mens
37
Overbeweiding
Meer vee houden dan de natuurlijke vegetatie kan verdragen
38
Ozonlaag
Zone in de stratosfeer op 15 tot 30 km hoogte waar ozon wordt gevormd onder invloed van de voor het leven schadelijke uv-straling van de zon
39
Passaat
Relatief droge wind die het hele jaar uit oostelijke richting van de subtropische hogedrukgebieden naar de evenaar waait.
40
Permafrost
Permanent bevroren ondergrond, soms wel tot op 1km diepte
41
Plantenwereld
Al het plantaardige leven op aarde, zoals mossen, grassen, bloeiende planten, struiken en bomen. Is een van de geofactoren
42
Polaire zone
Gebied tussen de poolcirkel en de polen
43
Reliëf
Hoogteverschillen in het landschap. Is een van de geofactoren
44
Stijgingsregen
Neerslag die ontstaat door een (sterke) opwarming van het aardoppervlak en de lucht daarboven, vooral rond de evenaar
45
Stralingsbalans
Energiebalans
46
Stuwingsregen
Neerslag die ontstaat als lucht bij een gebergte gedwongen wordt om op te stijgen
47
Subtropische zone
Gordel tussen de tropen en de gematigde breedte (tussen de 20 en 30° N.B. en Z.B.)
48
Tropische zone
Gebied tussen de 10 N.B. en 10 Z.B.
49
Troposfeer
De onderste laag van de atmosfeer, die ongeveer 15 km dik is en waarin zich de meeste gasmoleculen bevinden en waar het weer zich afspeelt
50
Versnelde bodemerosie
Verdwijnen van de voor plantengroei belangrijke verweringslaag door menselijke activiteiten, sneller dan wanneer dit onder invloed van alleen natuur zou plaatsvinden
51
Versterkt broeikaseffect
De toename van het natuurlijke broeikaseffect door de uitstoot van CO2 en andere broeikasgassen door de mens
52
Verwoestijning
Uitbreiding van de woestijnen, veroorzaakt door verkeerde toepassing van landbouw, soms gecombineerd met klimaatvariaties
53
Verzilting
Toename van het zoutgehalte van de bodem of van het grond- of oppervlaktewater
54
Warme zeestroom
Relatief warme waterstroming in oceanen en zeeën
55
Water
Het water op aarde (oppervlakte- en grondwater, ijs). Heet ook hydrosfeer. Is een van de geofactoren
56
Wet van Buys Ballot
Lucht beweegt van een hogedrukgebied naar een lagedrukgebied. Als je de wind in je rug hebt, heeft de wind op het noordelijk halfrond een afwijking naar rechts en op het zuidelijk halfrond naar links
57
Wind
Verplaatsing van lucht aan het aardoppervlak van een gebied met hoge luchtdruk naar een gebied met lage luchtdruk
58
Zee-ijs
Bevroren zeewater
59
Zeespiegelstijging
Toename van de hoogte van het zeespiegelniveau
60
zone van equatoriale lage luchtdruk
ITCZ