8 Flashcards

(18 cards)

1
Q

winstmaximalisatie

A

producenten streven ernaar het verschil tussen hun totale opbrengsten en hun totale kosten zo groot mogelijk te maken ; economische winst maximaliseren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

productie

A

PF en intermediaire goederen worden ingezet om via een transformatieproces andere economische goederen voort te brengen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

PF

A

de schaarse middelen die producenten inzetten om tot productie t ekomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

economische goederen

A

materiele zaken of immateriele prestaties die ontstaan uit inzet van PF

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

intermediaire goederen

A

g&d die een verdere verwerking vergen, bv grondstoffen ui een voorgaande productiefase, die nu ingezet worden in een verdere productie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

arbeid

A

arbeidsprestaties, zowel van intellectuele als van fysieke aard

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

kapitaal

A

kapitaalgoederen die ingezet worden zoals machines en gebouwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

natuur

A

natuurlijke rijkdommen die als PF worden ingezet zoals vruchtbare bodem, water, etc

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

consumptiegoederen

A

geven invulling aan de behoeften van de consumenten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

kapitaalgoederen

A

worden ingezet voor de productie van consumptiegoederen en diensten en zijn deel van de investeringen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

investeringen

A

verhogingen van de hoeveelheid reële kapitaalgoederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

productiefunctie

A

weergave van de technische relatie tussen de inputs en de maximale output die met de inzet van de PF kan gerealiseerd worden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

lange termijn

A

de termijn die nodig is om alle PF optimaal te kunnen aanpassen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

korte termijn

A

deze periode is niet lang genoeg om de hoeveelheid kapitaal aan te passen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

productiviteit

A

verhouding outputs met de ingezette PF binnen een bepaalde periode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

gemiddelde productiviteit

A

verhouding van de gerealiseerde productie, ten opzichte van de ingezette PF

17
Q

toegevoegde waarde

A

de waarde van de output verminderd met de waarde van de input van half afgewerkte producten die in een vorige fase van het productieproces zijn geproduceerd

18
Q

marginale productiviteit

A

verhouding van de verandering van de productie, een minimie wijziging van de input die een verandering van de output heeft veroorzaakt