8. Risicofactoren parodontitis Flashcards

(39 cards)

1
Q

Wat zijn risicofactoren voor parodontitis? (7)

A
  1. Slechte mondhygiëne/speficieke flora
  2. Diabetes mellitus (suikerziekte)
  3. Hormonale veranderingen: (puberteit, pilgebruik, zwangerschap, menopauze)
  4. Medicijngebruik
  5. Stress
  6. Roken
  7. Genetische / systemische aandoeningen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat speelt een grote rol bij parodontitis?

A

Slechte mondhygiëne/specifieke flora

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke specifieke microflora wordt geassocieerd met parodontitis? Noem 6 bacteriën

A
  • Campylobacter rectus (Cr)
  • Eubacterium nodatum (En)
  • Fusobacterium nucleatum (Fn)
  • Prevotella intermedia (Pi)
  • Parvimonas micra (Pm)
  • Treponema denticola (Td)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke specifieke microflora heeft een sterke associatie met ernstige parodontitis? Noem 3 bacteriën

A
  • Aggregatibacter actinomycetemcomitans (Aa)
  • Porphyromonas gingivalis (Pg)
  • Tannerella forsythia (Tf)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn verworven risicofactoren voor parodontitis? (5)

A
  1. Diabetes mellitus (suikerziekte)
  2. Hormonale veranderingen
    Puberteit
    Pilgebruik
    Zwangerschap
    Menopauze
  3. Roken
  4. Stress
  5. Medicijngebruik
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Dergelijke verworven risicofactoren voor parodontitis kunnen op allerlei plekken tussen balans van aanval en afweer voor een probleem zorgen. Dit kan mede zijn door: (4)

A
  1. Ontstekingsrespons
  2. immuunrespons
  3. Vasculaire systeem
  4. Wondgenezing
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waar hangt de openbaring en progressiviteit van parodontitis van af? (5)

A
  • Gevoeligheid voor parodontitis
  • Plaque-samenstelling
  • Klinische presentatie van parodontitis
  • Progressie van parodontitis
  • Respons op behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is Diabetes mellitus?

A

Stofwisselingsziekte waarbij het lichaam
onvoldoende energie uit glucose kan
halen (suikerziekte)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is er aan de hand bij Diabetes mellitus?

A

Onvoldoende aanmaak van insuline/
onvoldoende gebruik van insuline

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is hyperglykemie?

A

Verhoogde bloedglucosewaarden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Diabetes mellitus Type 1?

A

Onvoldoende of geen aanmaak van insuline a.g.v. vernietiging van β-cellen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is Diabetes mellitus Type 2?

A

β-cellen zijn voldoende aanwezig, maar het lichaam reageert onvoldoende op insuline (insuline-resistentie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn de β-cellen?

A

Eilandjes van Langerhans in de alvleesklier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarom zijn mensen met diabetes
gevoeliger voor parodontitis? (3)

A
  1. Afweer gestoord (verminderde PMN-functie,
    defecte chemotaxis, hogere spiegels van IL-1β, TNF-α en PGE2)
    - Collageen- en botmetabolisme verstoord
  2. Xerostomie (verminderde speekselvloed)
  3. Verandering subgingivale flora, oa P. intermedia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn hormonale invloeden voor parodontitis? (4)

A
  • Puberteit
  • Zwangerschap
  • Orale anticonceptiva
  • Menopauze
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe kan het dat veel zwangere vrouwen zwangerschapsgingivitis (parodontitis) ontwikkelen? (3)

A
  • Verandering in bacteriële
    samenstelling als gevolg van
    hormonale verandering:
    selectieve uitgroei P. intermedia
  • Veranderde afweer
  • Toename bloedvolume:
    sneller en meer bloeding
17
Q

Wat remt HLA-G

A

De activiteit van natural killer cells en sommige T-cellen.

Monocyten en granulocyten worden dan geactiveerd en zorgen voor een milde systemische ontstekingsreactie.

18
Q

Welke medicamenten kunnen zorgen voor parodontitis/opgroei gingiva?

A
  • Epileptie (Diphantoïne/Fenytoïne)
  • Afstotingsreactie bij transplantatie (Ciclosporine-A)
  • Hoge bloeddruk (Nifedipine)
  • Anti-conceptiepil (tegenwoordig niet meer)
19
Q

Ontstaat paro/opgroei bij medicatiegebruik vooral door plaque?

A

Niet per se, aanwezigheid van
plaque bevordert
gingivale ‘opgroei’,
maar zelfs bij goede
mondhygiëne is ‘opgroei’
niet te voorkomen

20
Q

Hoe snel ontstaat paro/opgroei bij medicatiegebruik?

A

Meestal na 3 maanden

21
Q

Wat kan nog meer een grote factor voor paro zijn?

A

Stress (en gevoeligheid infecties mond en
bovenste luchtwegen)

22
Q

Bij stress is er een verhoogde productie van corticosteroïden. Wat gebeurt er? (3)

A
  1. Verminderde gingivale microcirculatie
  2. Verminderde speekselvloed
  3. Remmend effect op afweercellen
23
Q

Wat als er zich stresshormonen in de creviculaire vloeistof bevinden?

A

Dit is een voedingsbron voor de subgingivale flora: met name P. intermedia

24
Q

Bij depressie is er vaak minder aandacht voor de zelfzorg. Wat gebeurt er?

A

Meer plaque, meer Tf

25
Juist of onjuist: Stress bij nazorgpatienten geeft verslechtering van situatie
Juist
26
Sigarettenrook bevat >4000 stoffen. Welke stof is het verslavende en psychoactieve?
Nicotine
27
Wat kunnen stoffen van sigaretten beïnvloeden?
De afweerreactie bij parodontitis
28
Wat hebben rokers vaak? (6)
1. Diepere pockets 2. Meer pockets 3. Meer aanhechtingsverlies en botafbraak 4. Meer furcatie-problematiek 5. Meer verlies van gebitselementen 6. Meer tandsteenvorming
29
Zijn er meer of minder bloedingen na sonderen bij rokers?
Minder (ook minder gingivitis)
30
Hoeveel meer kans hebben rokers op parodontale afbraak dan niet rokers?
2.6-6x meer kans
31
Wat is Refractair:
Therapie resistent (behandeling slaat niet aan)
32
Hoeveel procent van de paropatienten zijn rokers?
90%
33
Wat veroorzaak nicotine fysiologisch? (3)
1. Stijging bloeddruk, hartslag en ademhaling 2. Afname van huidtemperatuur a.g.v. vasoconstrictie in de perifere vaten 3. Vasodilatatie van skeletaal spierweefsel
34
De bestanddelen (m.n. nicotine) in rook beïnvloeden de immuunrespons. Wat gebeurt er? (6)
– Verminderde migratie (chemotaxis) van PMN’s naar creviculaire ruimte – Abnormale fagocytose – Reductie in cytokines (ontstekingsmediatoren) – Reductie in aantallen antilichamen (Ig) 1. Proces van ontstekingsreactie is vertraagd 2. Lagere hoeveelheden van creviculaire vloeistof bij het ontwikkelen van gingivitis
35
Waarop heeft roken een destructief effect?
op revascularisatie in harde en zachte weefsels (minder doorbloeding); dus minder aan- en afvoer van stoffen die belangrijk zijn bij aanval en afweer!
36
Welke bacteriën komen meer voor bij rokers? + weetjes
Aa, Pg en Tf ◼ Rokers: 3.1x meer geïnfecteerd met Aa, 2.3x meer positief voor Tf ◼ Hoe meer men rookt, hoe meer Tf aangetroffen werd
37
Therapie: Bij rokers kan de paro situatie wel verbeteren maar niet zoals bij een niet-roker. Wat is er anders? (5)
1. Slechtere wondgenezing 2. Minder pocketdiepte reductie 3. Minder toename bothoogte 4. Minder toename aanhechtingsniveau 5. Rokers 2x grotere kans op verlies gebitselementen
38
Heeft het invloed op de therapie als de patient in het verleden gerookt heeft?
Nee: ◼ Niet rokers en voorheen rokers reageren beter op therapie dan rokers ◼ Er is geen verband tussen het aantal jaren dat men gestopt is en de respons op de therapie
39
Hoe lang duurt het voor de effecten van roken weg zijn:
◼ Na 8 uur schadelijk effect weg ◼ Na 3 dagen longcapaciteit verbeterd ◼ Na 3 maanden herstel van bloedcirculatie ◼ Na 9 maanden afname van infecties (bijv. astma-problemen) ◼ Na 5 jaar minder risico op hartaanval ◼ Na 15 jaar op niveau van niet-roker