Week 3 Flashcards

1
Q

Ander woord voor uitingshandeling?

A

Locutie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de propositionele handleing?

A

Eigenschappen van entiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de perlocutionaire handeling?

A

Effect bij luisteraar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 4 stelregels (Maximen) van Grice?

A
  1. Wees duidelijk (stijl)
  2. Wees eerlijk (kwaliteit)
  3. Wees efficient (Kwantiteit)
  4. Wees ter zake/relevant (relatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is discourse analyse?

A
  1. Komt voort uit sociolinguistiek
  2. Beschrijving van sturingprincipes van gesprekken
  3. Onderzoek relatie tussen vorm-functie van taalutiingen en combinatiemogelijkheden
  4. Descriptief onderzoek: Authentieke gesprekken niet noodzakelijk

Gaat uit van de taalhandelingstheorie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt conversatieanalyse in?

A
  1. Komt voort uit sociologie
  2. Beschrijving alledaagse gesprekken, interactie
  3. Op zoek naar impliciete gedeelde procedures om te kunnen deelnemen aan sociaal verkeer
  4. Descriptief onderzoek: Gedetailleerde descriptie van echte gesprekken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat betekenen cursiefjes, in transcriptiesysteem?

A

Geven een accent aan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat betekenen pijlen, in transcriptiesysteem?

A

Toonhoogteverschuiving

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekenen leestekens, in transcriptiesysteem?

A

meer of minder dalende eindintonatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat betekenen punten tussen haakjes, in transcriptiesysteem?

A

Een heel korte onderbreking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat betekenen Vishaken, in transcriptiesysteem?

A

Een versnelling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Bij conversation analysis staat sprekwisseling centraal, wat zijn de regels voor sprekerswisseling.

A
  1. Waar relevant opvolger aanwijzen. Overnemen beurt verplicht
  2. Als opvolger niet aangewezen is: Als opvolger niet aangewezen is, overnemen beurt mag maar is niet verplicht.
  3. Als geen opvolging van andere spreker, spreker mag voortzetten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat wordt er binnen de Discourse-Analyse bedoeld met de opeenvolgingregels?

A

Beschrijving van de regels voor coherente opeenvolging van gespreksbijdragen (de interne samenhang van gesprekken)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat wordt er bedoeld met aangrenxende paren binnen de converstaie-analyse?

A

Twee uitingen die achtereenvolgens door verschillende sprekers worden geuit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Voorbeelden van aangrenzende paren

A

Vraag - antwoord

Groet - Wedergroet

Klacht . - Veorntschuldiging

Aanbod - Aanvaarding

> Conditionele relevantie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is symbolisch interactionisme?

A

Stroming die zich vooral richt op hoe mensen betekenis geven aan sociale situaties en hoe zij wederzijds hun gedrag afstemmen op elkaar.

17
Q

Volgens het symbolische interactionisme van Mead zijn gesprekken een .1 ……..
Zijn gespreksdeelnemers .2 ……. met .3 …….

A
  1. Sociale activiteit
  2. Leden van een sociale gemeenschap
  3. Sociale regels en conventies
18
Q

Wat wordt er bedoeld met de generalized other volgens Mead

A

Wederzijdse afstemming en anticipatie. Het herkennen van elkaars bedoelingen.

19
Q

Wat is de voorbereidende voorwaarde bij een taalhandeling

A

De aanvaardbaarheid van de propositie (P) kan gerechtvaardigd worden

20
Q

Wat is de propositionele inhoudsvoorwaarde volgens de taalhandelinsgtheorie?

A

Alle mogelijke proposities (P’s)

21
Q

Wat is de oprechteheidsvoorwaarde volgens de taalhandelingstheorie?

A

De spreker (S) gelooft de propositie (P)

22
Q

Wat is de Essentiele voorwaarde volgens de taalhandelingstheorie?

A

Een bewering geldt als het uiten van de propositie (p) volgens de spreker (S) overeenkomt met de werkelijkheid.

23
Q

Wat is een expliciete uitvoering van een illocutionaire handeling?

A

Als het soort illocutionaire handeling daadwerkelijk in de bewering genoemd wordt.

Bv. bij een verzoek. ‘ Ik verzoek jou om….’

Bij een belofte. ‘ Ik beloof jou dat ….’

24
Q

Wat is een impliciete uitvoering van een illocutionaire handeling?

A

Als de illocutionaire handeling niet expliciet genoemd wordt in de zin. ‘Bv. houd daar mee op! ‘ (is een verzoek)

25
Q

Wat wordt er bedoeld met een directe taalhandeling?

A

Er wordt letterlijk gevraagd/verzocht etc. wat de spreker wil dat de toehoorder doet.

26
Q

Wat wordt er bedoeld met een indirecte taalhandeling?

A

Het antwoord op de vraag is niet de daadwerkelijke informatie die de spreker probeert te bewerkstelligen.

bv. ‘ Kun je mij het zout aangeven’ . is een verzoek om het zout aan te geven, en niet de vraag naar iemands vermogens om zout aan te geven.

27
Q

Wat wordt er bedoeld met het samenwerkingsbeginsel?

A

” De bijdragen aan het gesprek zijn afgestemd op hetgeen in dat stadium van het gesprek is vereist, voor het doel of de richting van het gesprek op dat moment “

28
Q

Welke kritiek is er vanuit conversation analytici op discourse analytici?

A
  1. Taalhandleingstheorie schrijft maar 1 functie toe aan een taalhandeling
  2. Taalhandelingstheorie legt ten onrechte een een-op-een-verband tussen een zin en taalhandeling
  3. Relatie tussen uitingsvorm en handeling is niet zo eenvoudig als die wordt voorgesteld
  4. Opeenvolgingsregels voldoen
29
Q

Wat is een geprefereerd paardeel?

A

Eerste paardeel wordt in tweede paardeel bevestigd (‘ Ik ben het er mee eens ‘ )

30
Q

Wat is een niet-geprefeeerd paardeel?

A

Het tweede paardeel geeft geen pvereenstemming met het eerste paardeel (‘ Ik ben het er niet mee eens ‘ )

31
Q

Wat zijn kenmerken van niet geprefereerde paardelen?

A
  1. Vaak vertraging in het antwoord
  2. Vaak aarzelend