OOR Flashcards

1
Q

Otoscopie: anders bij kinderen dan volw?

A

Oorschelp gewoon naar achter of eerder naar achter-beneden trekken ipv naar achterboven. Kinderen hebben een meer horizontale gehoorgang.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat kan je uitlokken met otoscopie? Hoe komt dat?

A

Hoestreflex: takje n. vagus verzorgt gevoeligheid van diepe gehoorgang terwijl de n. laryngeus superior de gevoeligheid van de larynx bezorgt. De banen lopen dus deels samen ~ gerefereerde pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

3 componenten buitenoor?

A
  1. Oorschelp
  2. Gehoorgang
  3. Trommelvlies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Aflijing gehoorgang?

A
  • Opp: KB skelet en dikke huid met adnexen (haarfollikels en cerumenkliertjes)
  • Diep: bot en dunne huid zonder adnexen (gevoelig!)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Cerumen: waaruit bestaat het en wat doen wattenstaafjes?

A
  • afgeschilferde epitheelcellen en secreet van de cerumenklieren
  • wattenstaafjes verstoren het normaal migratoir proces (door epitheel; hoe meer opp, hoe brokkeliger en droger het wordt itt nat in de diepte). Door wattenstaafjes gaat het uitgedroogde terug naar diep = meer risico op infecties, eczeem, droogheid en oorstop.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Trommelvlies: welke 8 delen zie je bij otoscopie?

A
  1. Pars flaccida = membraan van Shrapnell (boven hamersteel)
  2. Pars tensa membrana tympani (4 kwadranten: I-IV in wijzerzin, begint ant van de hamersteel)
  3. Annulus: buitenste deel van TV
  4. Malleus of hamersteel: loopt naar voor en boven
  5. Schemering ronde venster (in III)
  6. Pees stapedius (thv ovalen venster) boven in IV
  7. Umbo: middelpunt en diepste punt, net onder hamersteel
  8. Lichtreflex: nl in II
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Cerumenprop: klachten en oorzaak?

A
  • Geen klachten tot volledige obstructie (vaak door douchen of bad: zwelling door vocht). Dan: gehoorverlies en drukgevoel.
  • Ceruminose (oveproductie) of te veel wattenstaafjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cerumenprop: R/? CI?

Wat zeker niet?

A
  • Enkel verwijderen bij volledige obstructie.
  • Uitspuiten met water op lichaamstemperatuur: mikken op de achter-bovenwand vd gehoorgang –> TV –> langs voorwand terug uit en prop mee
  • Fixeer spuit: wondjes als pt beweegt
  • Evt verweken: oliedruppels enkele dagen op voorhand
  • CI: infectie (verergert door vochtig) of TVperf

Oorkaarsen: werkt niet, niet nodig en risico op brandwonden en infectie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Exostosen: wat en bij wie?

A
  • Gladde, geelwitte botuitwassen in de gehoorgang (beletten zicht op normaal TV.
  • Vaak bij mensen die vaak in koud water zwemmen (surfersoor)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Exostosen: R/?

A
  • Asymptomatisch dus meestal niet nodig.

- Enkel excisie bij recidivernede otitis externa (obstructie: debris zit vast –> infectie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Furunkel gehoorgang:

a) Oorzaak?
b) S/?
c) R/?

A

a) S. aureus infectie haarfollikel
b) Pijn (kauwen en spreken), rode en gezwollen huid en regionale LK
c) Zelflimiterend dus enkel lokale desinfectie en pijnstilling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Otitis externa sicca:

a) wat?
b) bij wie?
c) S/?

A

a) vorm van seborreisch eczeem, niet echt infectie!
b) meer bij ouderen, vrouwen en psoriasisptn
c)
- rode, schilferige gehoorgang
- soms prop in gehoorgang
- jeukklachten: vicieuze cirkel van wattenstaafjes en meer droogte
- TV normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Otitis externa sicca: R/?

A
  • Reinigen: droog en met oormicroscoop
  • Evt. lokale CS druppels
  • Afraden krabben en wattenstaafjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Otitis externa natte vorm:

a) wat?
b) S/?

A

a) bact infectie huid gehoorgang (vaak G- bij langdurige)
b)
- Gezwollen gehoorgang: soms volledig dicht
- Nat debris op gehoorgang
- Pijn&raquo_space; jeuk
- Betrokken oorschelp of huid erachter: rood en gezwollen (flegmones)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Uitlokkende factoren van otitis externa nat (6)?

A
  • Nauwe gehoorgang
  • Afsluiten gehoorgang: hoortoestel, lawaaibescherming, geluidsdrager)
  • Frequent zwemmen (water zonder Cl!!!)
  • Hoge vochtigheid omgeving
  • Teveel reinigen of peuteren (beschermlaag kaput)
  • Bestaande huidaandoeningen (eczeem, psoarisis)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Otomycosis: beeld en S/?

R/?

A

Otitis door schimmel. Beeld gelijkt op natte otitis ext maar schimmeldraden te zien + meer jeuk. Denk eraan als pt niet verbetert onder AB.
R/: antifungale druppels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Herpes zoster oticus:

a) welk ggl en zenuw?
b) S/?

A

a) vanuit ggl geniculatum en n. facialis
b)
- Pijn
- 1 mm blaasjes op oorschelp in hetzelfde stadium
- evolutie tot pustels en honinggele korstjes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Sv Ramsay Hunt: wat?

A

Complicatie van herpes zoster oticus waarbij ook functieverlies van:

  • n. facialis (3/4)
  • niet zo gunstig
  • 20% volledig, 40% relatief goed, 40% ernstige sekwellen
  • n. cochleovestibularis (1/3)
  • niet zo gunstig
  • zelden: volledig herstel, meestal blijvend
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Sv Ramsay Hunt: R/?

A
  • Acyclovir: asap bij blaasjes om zenuwfunctie te bewaren en herstelkansen te maximaliseren
  • CS: zwelling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Myringitis bullosa:

a) wat?
b) S/?
c) DD?
d) R/?

A

a) virale infectie TV, tijdens BLWI vaak
b)
- Verkouden pt
- blaar op TV: gevuld met helder-troebel bloederig vocht
- veel pijn: vocht tss epitheel en BW laag
c) DD otitis media (ook TV ontstoen)
d) analgetica (lokaal of syst) maar ZEKER NIET PRIKKEN

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Afstaande oren: wat is er loos en R/?

A
  • Antihelix niet goed gevormd
  • Chirurgische reconstructie:
  • extra steken naar mastoid toe
  • post incisie KB om plooi aan te maken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

4 congenitale afwijkingen oorschelp?

A
  1. Surnumerair KB
  2. Pre-auriculaire fistel
  3. Microtie tot agnesie
  4. Atresie gehoorgang
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Pre-auriculaire fistel:

a) voorkomen
b) oorzaak en vorm
c) R/?

A

a) 1/100
b) onvolledige embryologische vorming –> gangetje van 1 cm in de diepte tot net voor de fascia temporalis; vaak boomstructuur
c) vaak niet nodig. Wel resectie volledige structuur als recurrerende abcessen en infecties (opstapeling epitheel en talg)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Atresie gehoorgang gaat vaak gepaard met…?

A

Misvormd middenoor –> ook perceptief gehoorverlies bovenop conductief verlies van de gesloten gehoorgang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Atresie:

a) uni- of bilat?
b) geïsoleerd of syndromaal?

A

a) kan beide maar meestal unilat. Wel sneller ingrijpen bij bilateraal want verstoort taalontwikkeling.
b) kan beide, bv BOR of Treacher-Collins

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

2 syndromen met atresie

A
  1. BOR (AD)
    - Kieuwboog: pre-auriculaire sinus
    - Oor: buiten-midden en binnen
    - Nier: hypoplasie tot agenesie
  2. Treacher-Collins = mandibulofaciale dysostose
    - Microtie bilateraal
    - Downslanting ogen
    - Onderontwikkelde mandibula met AH problemen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Behandeling microtie/atresie gehoorgang: 2 gebieden?

A

Afh van unilat/bilat en de graad van de afwijking.

  1. Gehoor: BAHA, want HK is zelden voldoende
  2. Esthetiek oorschelp
    * Siliconeprothese op titanium schoreven
    * Reconstructie
    * Ear moulding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

BAHA: wanneer, werking?

A
  • Bij afwezig/onbruikbare gehoorgang
  • Microfoontje op apparaat dat vastzit met titanium schroef in het bot (moet dik genoeg zijn dus haarband bij kind)
  • Geluid wordt omgezet in trillingen en zo via botgeleiding naar de cochlea
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Siliconeprothese op titanium schroeven:

a) why?
b) voordeel
c) 3 nadelen

A

a) voor correctie microtie
b) ander oor identiek namaken
c) slijtage, ‘s nachts afdoen en kleurverschil

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Reconstructie oorschelp: hoe en vanaf wanneer?

A

Mbv autoloog ribkraakbeen in 2 ingrepen (oogst KB en later oor vastmaken aan schedel)
Kan vanaf 10 jaar in overleg met kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Ear moulding: why en hoe?

A

Voor correctie afwijkende oorschelp. Door E van moeder is het oor nog maleabel dus te corrigeren met tape –> oké na 2 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Othematoom:

a) ontstaan?
b) gevaar?
c) gevolg?
d) R/?

A

a) trauma
b) kraakbeennecrose en misvorming oor: bloedcollectie tss perichondrium en KB verstoort de oxygenatie van KB
c) onbehandeld: bloemkool/frommel/boksersoor
d) punctie/incisie hematoom + fixatie perichondrium op KB + drukverband

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Tumoren buitenoor: welke 2? Wanneer biopsie?

A
  1. Basalioom
  2. SCC

Bij elke ulcererende afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Basaalcelcarcinoom van de oorschelp:

a) oorzaak
b) R/?

A

a) te veel UV licht (zon en wind)

b) wigexcisie om vorm te bewaren - soms volledige oorschelpresectie nodig ± RT (grote T)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

SCC gehoorgang:

a) oorzaak?
b) prognose
c) R/?

A

a) typisch door chronische otorree (otitis externa of chronische OMA)
b) minder goed: vaak M naar middenoor of mastoid
c) radicale (invaliderende) resectie + postop RT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

OMA: incidentie en voorkomen?

Oorzaak?

A

Piekincidentie: 0,5-2 jaar
Vnl in combo met BLWI
- Bact: H. infl, M. catarrhalis, Pneumokokken en S. pyogenes
- Soms ikv mazelen of bof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

S/ OMA?

A
  • Oorpijn/drukkend gevoel: vaak ‘s avonds (moeilijk bij kinderen)
  • Koorts, hoofdpijn, ziek, neusloop
  • Acute otorree igv TVperf
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

OMA: stadia otoscopie?

A
  1. Cattarhaal: helder vocht in middenoor (TV: bombeert vnl in IV, rood-roodblauw, hamer en lichtreflex weg)
  2. Purulent vocht: TV wordt gelig
  3. Perforatie TV: druk, pijn en koorts verdwijnen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

OMA: behandeling?

A
  • Vaak: koorts- en pijnbestrijding voldoende
  • AB: amoxilline PO of intraoraal bij TVperf of buisjes
  • <6m
  • 6m-2j: heel ziek kind of na 2 dagen geen verbetering
  • > 2j: geen verbetering na 3 dagen, recidief binnen het jaar of heel zieke pt
  • Risicoptn: SvDown, palatoschisis of gedaalde weerstand
  • Persisterende otorree
  • Paracentese: pijn en koorts binnen 24u, afscheiding weg na enkele dagen
    ! Jong kind: algemene of LA
  • TV buisjes: 4 episodes per jaar met effusie tussenin
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Complicaties OMA (5)?

A
  1. Mastoiditis
  2. Meningitis
  3. Abcessen: cerebraal, subduraal, extraduraal, cerebellair
  4. Trombose sinus sigmoideus
  5. Labyrinthitis: doofheid en vestibulaire uitval
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Recidiverende OMA: bij wie?

A

Vnl bij jonge kinderen (piek: 2 jaar).

Meestal spontane evolutie: kind groeit er uit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Recidieverende OMA: R/?

A
  • AB voor elke opstoot
  • Goede neusverzorging, evt adenotomie
  • TV buisjes (verluchting) bij persisterende OMA met effusies in de tussentijd
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

2 grote groepen oorzaken van oorpijn bij volwassenen?

A
  1. Oorpathologie

2. Gerefereerde pijn (50%)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Gerefereerde oorpijn (5).

A
  1. Kaakgewricht
  2. Gebit (n. VI): ondertanden, cariës, geïmpacteerde, …
  3. CWZ (C2-3): artrose, trauma, …
  4. Tongbasis en tonsillen: tumoren (n. IX en X)
  5. Hypofarynx en larynx: vnl epiglottis (n. IX en X)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Aanpak van oorpijn met normale otoscopie?

A
  1. Ga de 5 oorzaken van gerefereerde pijn na
  2. Doorverwijzing NKO voor grondig endoscopisch onderzoek indien niets te zien.
  3. Beeldvorming
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

Sensibele bezenuwing oor

A
  1. N. glossopharyngeus (n. IX)
  2. N. vagus (n. X)
  3. N. mandibularis (n. V3)
  4. Cervicale zenuwen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Chronische oorloop: oorzaak?

A

Chronische otitis media

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

2 cardinale symptomen van chronische otitis media?

A
  1. Chronische oorloop

2. Permanente TVperf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

2 grote oorzaken chronische otitis media?

A
  1. Mucosale infectie

2. Cholesteatoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Mucosale infectie middenoor (als oorzaak chronische otitis media):

a) wat
b) oorzaken
c) S/?
d) R/?

A

a) chronische infecties mucosa middenoor en mastoid
b) Niet-genezen OMA (> 3w) of voorafbestaande perforatie met telkens infectie van buitenaf
c)
* Chronische otorree via CENTRALE TVperf
* Gehoorverlies vanaf 1/3 TV weg
d)
* Lokale AB/CS oordruppels en later sluiten van chirurgisch defect
* Mastoidectomie als dat niet helpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Mucosale infectie middenoor?: diagnose en bevindingen?

A

Via otoscopie:

  • Centrale TV perf: niervormig onder de umbo (soms bottrabekels te zien)
  • Natte, rode mucosa
  • Bomberend, verdikt TV (hamersteel niet te zien)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Choleostatoom: wat en ontstaan?

A

Het is een parelgezwel dat ontstaat uit opstapeling van epitheel en keratine in het middenoor. Meestal gelokaliseerd in het pars flaccida. Typisch bij tubadysfunctie: onderdruk in het middenoor waardoor trommelvlies naar binnen uitstulpt, de gehoorganghuid/TV-epitheel ingroeit in het middenoor/mastoid en zo gaat verkleven met de mediale wand van de koepelholte/gehoorganketen en zo een retractiepocket vormt. Hierin stapelt zich een prop keratine en afgestorven epitheel op die niet afgevoerd kan worden door het zelfreinigend systeem.. Dat leidt dan weer tot erosie van de omgevende structuren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Choleostatoom: S/?

A
  • Meestal asymtomatisch tot infectie: chronische stinkende oorloop en gehoorverlies
  • Complicaties door drukerosie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
54
Q

Choleostatoom: D/?

A

Otoscopie:

  1. Duidelijk zichtbare epitheel-keratinemassa (al dan niet doorheen TV)
  2. Korst R van de hamersteel: wijst op erosie van de wand van de koepelholte
  3. Granulatieweefsel of poliep in de perforatie = signaal poliep (altijd verdacht voor choleostatoom)

MRI: horizonale booggang doordat het uitsteeksel (tss craniale wand gehoorgang en middenoor) als eerste erodeert met grijze massa in de koeplholte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
55
Q

Choleostatoom: complicaties door drukerosie/volumetoename (5)?

A
  1. TV perforatie
  2. Botlamelerosie en gehoorbeentjesdestructie
  3. N. facialis: gelaatsverlamming
  4. Vestibulaire kanalen of labyrinth: duizeligheid –> door boterosie is er geen beenderige afscheiding met het middenoor meer waardoor de druk zich rechtstreeks kan verderzetten tot aan de horizontale booggang (fistelsymptoom: druk op de uitwendige gehoorgang geeft duizeligheid door de open verbinding met het labyrinth)
  5. Cochlea/intracranieel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
56
Q

Choleostatoom: R/?

A

Radicale verwijdering en sanatie

  1. Canal wall up = combined approach tympanoplastie (gesloten techniek)
    * Toegang via 2 wegen: mastoid en gehoorgang
    * Achterwand benige gehoorgang intact –> postop anatomie is oke
    * Nadeel: minder zicht daardoor dus niet duidelijk of alles weg is –> kans op recidief en meer destructie: MRI na 6m
    * Gouden standaard
  2. Canal wall down = radicale operatie (open techniek)
    * Achterwand van de benige gehoorgang wordt weggenomen dus meer invasief: men creëert een permanente verbinding tussen het mastoid en de gehoorgang.
    * Beter zicht dus meer zekerheid dat het hele choleostatoom weg is.
    * Nadeel: snel infecties in die readicale holte die zichzelf niet zo gemakkelijk reinigt (moet 2x/jaar bij de NKO-arts)
    * Alternatief bij moeilijke oren of recidief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
57
Q

Rol buitenoor bij gehoor

A
  • Geluid opvangen en naar middenoor geleiden
  • Frequentie versterken door vorm: 15dB rond 2,5 kHz
  • Richting horen: vnl door 2 oren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
58
Q

Functies middenoor (2) en vereisten (3) hiervoor?

A
  1. Omzetten geluid in vloeistoftrillingen: via TV, gehoorbeentjes naar orale venster
  2. Versterker van 30 dB: energieverlies door omzettingen
    * Van groot (TV) naar klein (ovaal venster) opp
    * Hefboomwerking
    * TV elastisch: veren

Vereisten:

  • Intact en beweeglijk TV
  • Intacte en beweeglijke keten
  • Verluchting door Eustachius
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
59
Q

Binnenoor: anatomie?

A
  1. Beenderig labyrinth
    * Perilymfe: rijk aan Na
    * Ovale venster –> scala vestibuli –> helicotrema –> scala tympani –> ronde venster
  2. Vliezig labyrinth
    * Endolymfe: K-rijk
    * Ductus cochlearis:
    - Membraan van Reissner
    - Basale membraan
    - Orgaan van Corti: steuncellen, 1 rij IHC en 3 rijen OHC
    - Membrana tectoria op de haartjes
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
60
Q

Functie IHC vs. OHC?

A
  1. IHC: depol –> AP naar neuronen
  2. OHC: versterken al bij zachte stimuli via contractie de beweging van de BM en werken zo in op de IHC –> detectie zachte geluiden en discriminatie tussen geluiden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
61
Q

2 vormen doofheid met frequenties?

A
  1. Perceptieslechthorendheid: 10-120 dB = totale doofheid

2. Geleidingsdoofheid: 10-60 dB

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
62
Q

Normaal is fluisterspraak tot op … meter te verstaan.

A

20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
63
Q

Lateralisatie van Weber?

A
  • Perceptief: contralateraal

- Conductief: ipsilateraal (minder energie verloren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
64
Q

Assen van een toonaudiogram?

A
  • X-as = frequentie (125 tot 8000 Hz)

- Y-as = dynamisch bereik in dB HL (- 20 tot 120); dat is de afstand tussen de normale gehoordrempel en de LDL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
65
Q

Audiogram: geleiding vs perceptief verlies?

A
  1. Geleiding: luchtgeleiding daalt –> air bone gap; meestal voor alle frequenties
  2. Perceptief: geen verschil tussen lucht- en botgeleiding; meestal voor bepaalde frequenties (typisch hoog)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
66
Q

Mate van slechthorendheid?

A
  • 0-30 dB = nl tot licht slechthorend
  • 30-60 dB = matig
  • 60-90 dB = ernstig
  • > 90 dB = functioneel doof
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
67
Q

Spraakaudiogram: wat is het resultaat en weergave?

A

Discriminatiecurve.

  • X-as: in dB SPL (per 10)
  • Y-as: percentage
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
68
Q

Spraakaudiogram: hoe werkt het?

Nl resultaat?

A

Mbv audiometer worden worden van 1 lettergreep aangeboden in woordenreeks aan een bepaalde intensiteit. De pt moet dan herhalen en er wordt een percentage berekend.
50% aan 20 dB SPL.
100% aan 35 dB SPL.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
69
Q

Spraakaudiogram bij conductief en perceptief verlies?

A
  • Conductief: halen 100% maar wel bij hogere intensiteit (nle curve dus naar rechts verschoven)
  • Perceptief: doen het beter maar halen nooit 100%. Het verschil in percentage noemt men het discriminatieverlies. Meestal is perceptief gehoorverlies hoogfrequent: lage tonen overschaduwen de hoge tonen dus je meest een deel input om de spraak te begrijpen.
    vb. presbyacusis: kleiner dynamisch bereik door convergeren beide drempels
    vb. verlies OHC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
70
Q

Hoe werkt een tympanogram? Wat meten we?

A

We meten de compliantie van het trommelvlies en de gehoorbeentjes.
Het oor wordt afgesloten. Een geluidsspreker stuurt geluid het oor in en een microfoon vangt het teruggekaatste geluid terug op. Hoe minder compliantie, hoe minder geluidsE er wordt opgevangen en hoe meer er dus wordt teruggestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
71
Q

Assen van tympanogram?

A
  • X-as: mm H2O

- Y-as: compliantie

72
Q

Soorten curves op een tympanogram

A
  • A = nl (piek op atmosferische druk: 0 mm H2O) want TV en gehoorbeentjes bewegen best bij gelijke druk aan beide zijden
  • AD: piek op atmosferische druk maar heel hoog –> zeer los systeem, bv. onderbroken keten of los en atroof TV.
  • AS: piek op atmosferische druk maar lager –> stijf systeem, bv. tempanosclerose
  • B-curve: afgevlakt zonder echte piek; dit zien we bij vocht in middenoor of TV perf met overdruk; TV is met geen enkele druk compliant
  • C-curve: A-curve verschoven naar links; door tubadysfunctie is er onderdruk in het middenoor dus de piek valt bij lagere druk in de uitwendige gehoorgang (piek is altijd bij gelijke drukken)
73
Q

Leg uit: stapediusreflex.

Wanneer mist die?

A

De stapediusreflex wordt veroorzaakt door de m. stapedius die reflexmating gaat samentrekken bij 85 dB HL. De stapes wordt uit het ovalen venster getrokken zodat de beentjesketen minder compliant is. Het vormt een bescherming tegen te luide stimuli.
De reflex mist by tympanosclerose/otosclerose.

74
Q

BERA: afkorting van? Leg uit. Bij wie gebruikt

A

Brainstem Evoked Response Audiometry.
Hier wordt het gehoor gemeten zonder medewerking van pt dus goed bij jonge kinderen.
Het is een vorm van elektroaudiometrie waarbij geluid wordt aangeboden aan de pt en elektroden op de schedel potentialen opvangen in de gehoorbanen (binnen 10 msec na geluid) van de cochlea tot de HS.

75
Q

Curve BERA: wat zien we?

A

We zien verschillende pieken die evolueren ifv dB. We kijken eerst op 90 dB en gaan na of we de pieken daar ook vinden bij lagere dB.
Nl: piek V op 20 dB (= gehoordrempel).
Verlengde latentietijd tussen de pieken wijst op retrocochleaire pathologie.

76
Q

Otoakoestische emissies: wat zijn het en wat leren ze ons?

Hoe worden ze meten?

A

Er zijn zowel spontane als uitgelokte OAE’s (als soort echo). Ze ontstaan door contractie OHC (zachte stimuli!). Als ze aanwezig zijn, weet je dat het orgaan goed werkt. Gehoordrempel kan echter niet.
Zoals bij tympanogram: luidspreker stuurt geluid en microfoon vangt teruggekaatste op.

77
Q

2 methodes van objectieve audiometrie?

A
  1. BERA

2. OAE

78
Q

Hoe werkt een vrije veld audiogram? Vanaf wanneer kan dit?

A

Geluid wordt aan de pt aangeboden in een stille kamer dmv luidspreker, dus niet via koptelefoon. Beide oren worden niet afzonderlijk getest maar wel automatisch het beste oor. Het kind wordt geconditioneerd om bij het horen van geluid naar een scherm te kijken. Bij de test gaat men dan kijken adhv de oriëntatiereflex of het kind iets hoort.

79
Q

Vanaf welke leeftijd doen we een toonaudiogram?

A

Vanaf 3 jaar. Dit vergt wel geduld en belongstechnieken.

80
Q

Ontwikkeling van gehoor bij kinderen?

A
  • Na geboorte: schrikreactie op hard geluid.
  • Na 2m: hoofd draaien naar bron luid geluid
  • Na 3-4m: hoofd naar bron zachte geluid
  • Na 8m: zelf geluid produceren
  • Na 1j: woorden produceren
81
Q

Gehoorscreening in Vlaanderen

A

Wordt georganiseerd door K&G op 2-3 weken. De gedachte is dat vroeg opsporen leidt tot normale spraak- en taalontwikkeling.
Men gebruikt een ALGO-test: dit is een geautomatiseerde BERA waarbij curves door een apparaat geanalyseerd worden en een pass/fail toegekend wordt obv waarschijnlijkheidsratio gehoorverlies. Bij 2x fail wordt het kind verwezen voor een BERA met echte drempelbepaling.
Sens en spec: 90%

82
Q

Aangeboren slechthorendheid: hoe vaak en welke oorzaken?

A

1-2/1000

  • Genetisch: 40-45%
  • Pre/perinataal: 20-25%
  • Onbekend: 30-35%
83
Q

Erfelijke slechthorendheid: genen?

A

DFN genen komen voor in gans het DNA.

  • DFN A: AD (meestal late onset)
  • DFN B: AR (vroege)
  • DFN: X-linked

DFN B 1: connexine-26

  • frequentste recessieve vorm
  • zwaar slechthorend vanaf geboorte

DFN A9: COCH gen

  • meest freq AD gen
  • onset: 30-40 jaar

70% is niet syndromaal

84
Q

Syndromale doofheid: % en welke syndromen?

A

30% is syndromaal.

  • X-linked: S v Alport –> GN en oogproblemen, meer bij jongens
  • AR: S v Usher –> vroeg; ook progressief visusverlies door retinitis pigmentose
  • AD: BOR –> ook afwijkingen aan buitenoor dus component conductief gehoorverlies (agenesie, hypoplasie of NI + kieuwboogafwijkingen)
85
Q

Welke morfologische afwijkingen liggen aan de basis van genetisch gehoorverlies? (5)

A
  • Agenesie cochlea
  • Vormafwijking cochlea: ve gradaties (vb. Mondini: common cavity zonder windingen)
  • Verbrede aquaeductus vestibuli
  • Hypoplasie n. cochlearis (dan werkt implantaat ook niet)
  • Geen macroscopische afwijkingen
86
Q

Verbrede aquaeductus vestibuli en gehoorverlies. Leg uit.

A

De aquaductus vestibuli is een blind eindigend uitstulpsel in het beenderig labyrinth. Het bevat de ductus en saccus endolymfaticus en speelt een rol bij de ionenbalans van peri- en endolymfe.
Als verbreed treedt er progressief verlies op (door progressieve ontwikkeling aquaductus) met soms achteruitgang in schokken nav hoofdtrauma.

87
Q

Prenatale oorzaken van slechthorendheid?

A
  1. Rubella
  2. Toxoplasmose
  3. CMV
88
Q

CMV en gehoorverlies

A

CMV behoort tot de herpesgroep (latentie- en reactivatiepotentiaal) en wordt overgedragen via lichaamsvochten.
30-50% van de kinderloze vrouwen hebben geen AS. In kinderdagverblijven is 1/4 kinderen drager dus voorzorgen nemen bij contact! Er is nog geen vaccin.

Een infectie gaat klinisch met infectieus syndroom gepaard (koorts, klieren, faryngitis) tenzij primo-infectie tijdens zws.

  • Klieren, lever, icteus, anemie, encefalitis en abortus kunnen.
  • Silentieus beeld: congenitale of later onset perceptieve doofheid (progressief tot 5-6 jaar)
89
Q

3 oorzaken perinatale slechthorendheid?

A
  1. Prematuriteit en zuurstoftekort
  2. Bloedgroepincompatibiliteit: AS van de moeder zorgen voor hemolytische anemie met hyperbilirubinemie = kernicterus in de kernen van n. cochleovestibularis.
    Preventie via Ig.
  3. Meningitis
90
Q

Meningitis en slechthorendheid.

A

= belangrijkste oorzaak van verworven doofheid bij kinderen.

Kiemen:

  • H. influenza type B (piek 7-18m)
  • N. meningitidis C (kinderen en adolescenten)
  • S. pneumoniae

Verloop: meningitis > labyrinthitis > sclerose/ossificatie

Aantasting labyrinth: risico op permanente perceptieslechthorendheid: ± 10% (vaak bilat en ernstig, tot zelfs volledige doofheid)

Eens gescleroseerde cochlea: cochleair implant kan niet meer dus je moet het urgent doen.

91
Q

Aanpak prelinguale doofheid (5)?

A
  1. Appareillering: zo vroeg mogelijk, evt cochleair implantaat
  2. Vroeg: begeleidingsprogramma’s
  3. Logopedie
  4. School: voor slechthorenden of gewone school met extra begeleiding. Ook aanleren gebarentaal.
  5. Beroepskeuze.
92
Q

Kleuter met gehoorverlies: whaddup?

A

Otitis media serose = otitis media met effusie

= vocht in het middenoor zonder tekens van infectie

93
Q

OME: pathogenese en bij wie? Waarom?

A

Pathogenese:

  • Tubadysfunctie: onderdruk stimuleert slijmvlies tot vochtproductie
  • Ontstekingsexsudaat: infectie als stimulus? Vaak bact en endotoxines in het vocht.

Kinderen:
- 1e 2 jaren: stijging
- <3j: 75% heeft OME gehad.
Vooral bij 6-7 jarigen:
- Immature buis: korter, slapper en horizontaler –> opent moeilijker
- Rhinofaryngitis met congestie = afsluiten uitgangen
- Adenoidhypertrofie of adenoiditis belemmeren uitgang

94
Q

D/ en S/ OME?

A
  • Otoscopie:
  • matte, niet-transparante gelige TV
  • ver: lucht-vocht niveau of zelfs luchtbellen
  • Audiogram: verlies 10-40 dB luchtgeleiding.
  • Druk of pijn
  • Rinne: -
  • Tympanogram: curve B
95
Q

Complicaties OME?

A

Afwijkingen van het TV

  • Retractie en atelectase
  • Myringosclerose
  • Atrofie
  • Otitis media adhesiva:
96
Q

Behandeling OME?

A
  • Afwachtend houding wegens spontane genezing: na 3m controle.
  • TV buisjes (II) heffen gehoorverlies op: bypass Eust en verluchting (= nle druk) + weg vocht
  • 6-12m: vallen spontaan uit en epitheel groeit toe –> overbrugging tot mature Eust
  • Indicaties:
    ° Langdurig verlies > 30 dB: invloed op spraak, taal en schoolprestaties
    ° Afwijkingen TV: retractie/atelectase kunnen drukerosie geven van gehoorbeentjes
    ° Recideverende surinfectie: OMA (met ertussen efflusie van OME)
  • ± Adenoidectomie bij hypertrofie
97
Q

Complicaties TV buisjes?

A

Zeldzaam, zeker bij goede indicatiestelling:

  • Anesthesie, oorloop en iatrogeen choleostatoom
  • Permanente perforatie: paar % bij diabolo, tot 25% bij T-buisjes (geen automatische expulsie)
  • Tympano- of myringosclerose (als enkel TV: geen effect op gehoor)

Zwemmen mag, maar niet duiken en dieper dan 1m. Oudere kinderen krijgen oordoppen aangeraden.

98
Q

Gehoorverlies bij volwassenen: 12 oorzaken. (Good luck)

A
  1. Trommelvliesperforatie
  2. Ketenonderbreking
  3. Myringo/tympanosclerose
  4. Atrofie TV
  5. Onvoldoende werking BvE
  6. Trauma
  7. Otosclerose/otospongiose
  8. Idiopathische plotsdoofheid
  9. Ototoxiciteit
  10. Acusticusneurinoom
  11. Lawaaitrauma
  12. Presbyacusis (ouderen)
99
Q

TV perforatie:

a) oorzaken
b) vormen
c) S/?
d) D/?

A

a) herhaalde OMA/chronische otitiden –> TV perf heelt niet
b) centaal (nier onder umbo) vs. randstandig (choleostatoom)
c) gehoorverlies (vanaf >1/3) en verhoogd infectierisico
d) otoscopie: perforatie + myringosclerose
proeven: geleidingsslechthorendheid

100
Q

Aanpak TV perf?

A
  • Contact met water vermijden:
  • shampoo/zeep: recidiverende otorree
  • koud water in gehoorgang: labyrinthprikkeling met duizeligheid
  • Myringoplastie:
  • > 1/3e of zwemmers
  • flapje maken en omklappen, langs achter sluiten met fascia m. temporalis of kraakbeen (trachea)
101
Q

Ketenonderbreking:

a) waar vnl?
b) associatie met?
c) last?

A

a) incudostapedaal gewricht
b) TV perf
c) ernstig conductief gehoorverlies vanaf 30 dB

102
Q

R/ ketenonderbreking?

A

Tympanoplastiek = verbinding tussen TV en ovale venster, tussen hamerstell en kop stapes of voetplaat stapes als stapes te veel is aangetast.
Dit kan met een titaniumprothese of een allogreffe (behandeld zodat niet meer immunogeen)

103
Q

Myringo- en tympanosclerose:

a) last?
b) oorzaak?
c) R/?

A

a) Myringosclerose is meestal asymptomatisch, bij tympanosclerose (ook aantasting middenoor) wel gehoorverlies door fixatie van de keten (geleiding)
b) tgv herstel TV perf of ketendefecten
c) chirurgisch los te maken maar vaak refixatie

104
Q

Atrofie TV:

a) oorzaak
b) R/?

A

a) chronische onderdruk in het middenoor: retractie –> atelectase (kleven aan mediale wand middenoorholte)
b) R/: trommelvlies operatief vervangen, verstevigen of evt herstellen

105
Q

4 grote gevolgen van een otitis media?

A
  1. TV perf
  2. Ketenonderbreking
  3. Tympanosclerose
  4. Atrofie en TV atelectase
106
Q

Tubadysfunctie: wat en gevolg?

A

= inadequate aanpassing aan drukveranderingen (vliegen, bergen, …)
–> onderdruk en evt vochtvorming

107
Q

S/ van afwijkingen middenoor (tubadysfunctie)?

A
  • Volheidsgevoel –> nle otoscopie
  • Pijn en gehoordaling
  • -> erytheem, OME of hemotympanum
  • -> TV perf (bij plotse drukverandering: onvoldoende compensatie)
108
Q

Aanpak tubadysfunctie

a) Preventief
b) Curatief

A

a)

  • BLWI/allergie/… behandelen
  • Bij dalen: wakker blijven, slikken, kauwen, zachte Valsalva
  • Antihistaminicum en/of neusspray 1u op voorhand
  • Vliegen en duiken vermijden

b)

  • Algemene en intranasale decongestie (CS, neusspray)
  • Pijnstilling
  • Zelden paracentese ter egalisering drukken
109
Q

Complicaties tubadysfcuntie?

A
  1. OME: niet geruststellen als die persisteert maar naar NKO voor neusendoscopie en evt BV om tumoren uit te sluiten
  2. Retractie TV met atelectase
110
Q

Gehoorverlies na trauma: 3 categorieën

A
  1. Traumatische TV perforatie door grote drukverandering of directe schade (geneest meestal spontaan, soms reponeren ter bevordering of myringoplastiek)
  2. Rotsbeenfractuur
  3. Duikaccident (barotrauma)
111
Q

2 soorten rotsbeenfracturen.

A
  1. Overlangse en longitudinale rotsbeenfracturen: doorheen de gehoorgang of het middenoor.
  2. Dwarse: doorheen binnenoor
112
Q

Symptomen van overlangse of longitudinale rotsbeenfractuur?

A
  1. Bloed uit externe gehoorgang
  2. Hemotympanum of scheur in het TV
  3. Ketenluxatie (indudostapedaal)
  4. Soms liquorree bij scheur in dura
  5. Letsel in n. facialis (20%)

Geleidingsverlies waar chirurgisch herstel van de keten/TV soelaas kan bieden.

113
Q

Symptomen van dwarse rotsbeenfractuur?

A
  1. Hemotympanum
  2. Perceptief gehoorverlies (meestal TD)
  3. Vestibulaire uitval (nystagmus)
  4. Nasale liquorree (doorheen tuba)
  5. Facialisverlamming: 50% (urgente exploratie voor anastomose)

Perceptief gehoorverlies: weinig aan te doen, enkel oorapparaat.

114
Q

Gehoorverlies na duikaccident: 2 soorten.

A
  1. Onvoldoende klaring middenoor ~ tubadysfunctie
  2. Trauma binnenoor (minder frequent)
    - Typisch: klachten van het gehoor, tinnitus en vertigo (vestibulaire klachten en nystagmus)
    - Tgv drukschommelingen (bij dalen/compressie): drukgolf veroorzaakt schade in binnenoor
    - -> bloeding of scheur in membraneus labyrinth (niet te herstellen)
    - -> ruptuur ronde venster = perilymfe fistel (kwetsbaarder dan ovalen); wel chirurgisch te sluiten
115
Q

Otospongiose/otosclerose:

a) oorzaak?
b) epidemiologie?
c) onset?
d) gevolgen?

A

a) erfelijke aandoening: AD met onvolledige penetrantie –> delen van het labyrintkapsel worden omgezet in spongieus bot
b) meer bij vrouwen en semieten (zelden negroïde en aziaten) met verergering in of na de zws
c) onset op jong-volwassen leeftijd, meestal unilateraal
d)
- 80% geleidingsverlies (fenestraal: fixatie stapes aan ovale venster)
- 5% perceptief: cochlea kan ook betrokken zijn
- 15% mixed

116
Q

Otosclerose: S/ en D/?

A
  • Gehoorverlies, verergerd na zws
  • Evt: tinnitus en duizeligheid
  • Otoscopie nl
  • Rinne: negatief
  • Weber: ipsilateraal
  • Stapedieusreflex/tympanogram: afwezig want fixatie voetplaat
  • Toonaudiogram: geleidingsverlies (air bone gap) met de Carhart notch in de beengeleiding op 2000 Hz
117
Q

Wat is de Carhart notch?

A

Een notch in de beengeleiding rond 2000 Hz in het toonaudiogram van ptn met otosclerose

118
Q

Otosclerose: R/?

A
  • Hoortoestel bij binnenoorsclerose of pt met fenestrale die niet geopereerd wil worden
  • Stapedectomie: bij fenestraal
  • M. stapedius en stapes weggenomen
  • Gaatje in voetplaat
  • Piston door het gaatje en rond lange been incus –> trilling gaan terug naar het binnenoor
    ! 0,5% kans op beschadiging binnenoor met perceptief gehoorverlies
119
Q

Idiopathische plotsdoofheid:

a) epidemio
b) oorzaak
c) D/?

A

a) 1/10.000, op elke leeftijd en M=V
b) Onduidelijk: viraal (herpes), vasculair (doorbloedingsstoornis cochlea) of AI?
c) Per exclusionem: vraag altijd naar trauma, medicatie of tumor n. vestibularis

120
Q

Idiopathische plotsdoofheid: S/?

A
  • Meestal plots maar kan gradueel
  • Gehoorverlies is altijd perceptief, meestal hoogfrequent, unilateraal en onvolledig
  • Soms ook tinnitus en vestibulaire verschijnselen
121
Q

Idiopathische plotsdoofheid: R/?

Prognose?

A
  • CS: ASAP starten voor max effect
  • Hoge dosis IV: hospitalisatie
  • Intratympanaal: CI voor syst CS (vb. diabetici)
  • Hemodilutie bij hoge Htc
  • 2e lijn: hyperbare O2: oxygenatie cochlea verbeteren

Prognose:

  • 15-20%: volledig herstel
  • 50-60%: significante verbetering (≤ 30 dB)
  • 40-50%: geen significante verbetering
  • Betere prognose bij laagfrequent gehoorverlies
  • Recidief: 10%
122
Q

Ototoxiciteit:

a) wat?
b) oorzaak?
c) maatregelen?

A

a) irreversibele letsels OHC en vestibulair stelsel –> perceptief HOOGFREQUENT gehoorverlies, tinnitus en duizeligheid (symmetrisch)

b)
- Aminoglyco: streptomycine
* kana/neomycine: cochleotoxisch
* genta/tobramycine: vestibulotoxisch
- Cytostatica
- Kinine
- Vancomycine
(- Salicylaten: enkel bij hoge dosis (2-5g/dag) en TRANSIËNT)

c) Check regelmatig de bloedspiegel + audiometrische controles om vroegtijdig schade te detecteren

123
Q

Acusticusneurinoom:

a) ontstaan
b) S/?
c) D/?

A

Het schwannoma van de n. vestibularis is de meest voorkomende brughoektumor (1/10.000). Het is een benigne tumor die begint in de inwendige gehoorgang en progressief groeit waardoor functieverlies n. VIII.

  • eenzijdig perceptief gehoorverlies van de HOGE FREQUENTIES (spraakverstaan slechter dan audiogram)
  • hoogfrequente tinnitus
  • Amper duizeligheid, wel soms instabiliteit
  • ICP stijging > 3 cm

c) MRI = gezwel tussen kleine hersenen, pons en rotsbeen

124
Q

Acusticusneurinoom: R/?

A
  1. Wait and scan: groeit traag dus je kan wachten bij kleine tumor of oude pt.
  2. HK: suboccipitale of translabyrinthaire verwijdering
    - -> ! facialisschade
    - -> gehoor kan vaak niet bewaard worden
  3. Stereotactische radiochirurgie:
    * < 2,5 cm
125
Q

Lawaaitrauma: 2 manieren van schade.

A
  • Acute schade door impulsgeluiden met hoge intensiteit (140 dB)
  • Chronische lawaaischade: vanaf 80 dB schade afh van duur blootstelling (8u aan 80 dB, per 5 dB erbij halvering tijd)

! Iedereen heeft een individuele gevoeligheid die niet meetbaar is, o.a. afh van erfelijke factoren

126
Q

Symptomen van lawaaitrauma: 2 groepen verlies + andere.

A
  1. TTS = temporary threshold shift (acuut lawaaitrauma)
    - duur: 2 min - 20u na stop lawaai
    - rond 4000 Hz een frequentiedip
    - perceptief maar kan ook gemengd als TV perf
    - CS kunnen helpen binnen 24u
  2. PTS = permanent threshold shift
    - evolutie: eerst verlies op 4000 Hz –> hoge tonen –> alle toonhoogtes
    - permanent perceptief verlies met discriminatieverlies (afnemende frequentieselectiviteit)
  3. Tinnitus: 79% bij frequente lawaaiblootstelling
  4. Meestal bilateraal: tenzij jachtgeweer
127
Q

Oorzaak gehoorverlies bij lawaaitrauma?

A

Haarcellen gaan radicalen maken door de schade en stuk. Zij regenereren nooit.
De OHC gaan eerst = discriminatieverlies door dalende frequentieselectiviteit.

128
Q

Preventie lawaaitrauma in arbeidsmilieu en vrijetijd?

A
  1. Bron: meet risico en verminderen geluidsniveau
  2. Oorbescherming van minstens 30 dB.
  3. Periodiek audiogram
  4. Veranderen arbeidspost
  5. Erkend als beroepsziekte vanaf 50 dB verlies

Oordoppen op concertjes

129
Q

Alarmsignalen van gehoorbeschadiging?

A
  1. Oorsuizen na lawaaiblootstelling
  2. Tijdelijk gehoorverlies na lawaaiblootstelling
  3. A fortiori wanneer langere herstelperiode.

! Gehoorschade kan ook onopgemerkt zonder deze voortekens.

130
Q

Presbyacusis: oorzaken (2) en gevolgen (2)

A

Oorzaken:

  1. Cochlea: verlies haarcellen en neuronen
  2. Auditieve hersenstructuren ondergaan corticale achteruitgang

Gevolgen:

  1. Perceptief gehoorverlies
    - progressief verhoogde gehoordrempel
    - hoge frequentie in’t begin
    - altijd bilateraaal
  2. Discriminatieverlies
    - Tss klanken die op elkaar lijken
    - Tss klanken die te snel op elkaar volg en (140/min lukt indien luid genoeg maar 350 lukt nooit 100%)
    “ik hoor maar versta niet”
131
Q

Verslechtering gehoordrempel ifv leeftijd?

A

Vanaf 20 verlies OHC, later ook de binnenste en neuronen.
- Per decade: 5 dB in lage frequenties, 12 dB in hoge

Mannen horen op elke leeftijd slechter dan vrouwen en gaan sneller achteruit. Er is echter wel een sterke interindividuele spreiding.

132
Q

Presbyacusis: R/?

A

Hoortoestel en begeleiding

133
Q

Behandeling van perceptieve slechthorendheid?

A

Hoortoestel en revalidatie.

  • HK helpt niet.
  • Medicatie ook niet, enkel voor sudden deafness (CS).

Belangrijk is preventie! Slechthorendheid en doofheid is een ernstige handicap die niet onderschat mag worden.

134
Q

Gevolgen van slechthorendheid: prelinguaal vs. postlinguaal.

A

Prelinguaal:

  • taalontwikkeling
  • sociale ontwikkeling
  • lezen, schrijven en rekenen
  • beroep

Postlinguaal:

  • professioneel: vergaderingen en leiding geven
  • sociaal contact
  • frustratie en miskenning
  • isolatie en wrokkigheid
135
Q

Hoortoestel voor perceptieve: 3 werkingsdomeinen?

A
  1. Gehoorverlies in dB –> versterking tot 70 dB
  2. Geringer dynamisch bereik (recruitment) –> compressie: zachte geluiden harder versterkt dan de luide zodat ze allemaal binnen dynamisch bereik vallen (aangepast aan LDL: maximale output)
  3. Verminderde discriminatievermogen –> er is een betere signaal/ruisverhouding nodig maar hoe????
    * Directionele microfoon (richting afstelbaar)
    * Stereofonie
    * Digitale hoortoestellen: onderdrukken lawaai, weergalm en plotse geluiden + verschillende luisterprogramm’s

MAAR: aanpassen is een leerproces en mensen moeten wennen –> geef pt realistisch beeld

136
Q

Begeleiding van mensen met hoortoestel (perceptief)

A

Zeker bij ouderen:

  1. Realistische verwachtingen
  2. Leerproces over het gebruik van het toestel en toepassen in verschillende akoestische omstandigheden
  3. Goede spreek en luisterhouding:
    - schakel achtergrondgeluiden uit
    - praat luid, maar schreeuw niet
    - spreek traag en articuleer goed
    - gezicht naar luisteraar: liplezen en mimiek

Er zijn ook andere hulpmiddelen obv FM of infraroodverbinding.

137
Q

4 types gehoortoestellen?

A
  1. Luchtgeleiding: AHO en IHO
  2. Beengeleidingstoestellen
  3. Actieve middenoorimplantaten
  4. Cochleair implantaat
138
Q

IHO: 1 voordeel, 3 nadelen

A

+: onzichtbaar

-: minder versterking, moeilijk te bedienen en minder verdragen

139
Q

AHO: voordelen, werking en gebruik.

A

AHO is het meest gebruikte want nu ook geminituriseerd. Een microfoon en versterker achter het oor vangen geluid op en leiden het naar de gehoorgang. Wordt zowel voor perceptief als conductief verlies gebruikt.

140
Q

BAHA: gebruik (3)

A
  • Geleidingsverlies
  • Ptn die niets in het oor kunnen dragen (vb. otorree)
  • Totale perceptieve doofheid aan 1 kant: via botvibratie geluiden van aan de goede kant geleiden naar het andere oor
141
Q

Actieve middenoorimplantaten: werking en gebruik?

A

Microfoon (audio processor) achter/boven het oor en met magneet vast op interne receiver. Via elektroden wordt het geluid als elektrisch signaal naar de floating mask transducer (op incus) geleiden die het geluid doorgeeft aan het middenoor.

Gebruikt bij mensen met geleidingsgehoorverlies en wie geen oorstukje kan dragen.

142
Q

Cochleair implantaat: voor wie en opbouw?

Resultaten?

A

Voor ptn met > 80 dB gehoorverlies (of TD), al dan niet aangeboren.

Het buitenste deel (spraakprocessor met microfoon + zendspoel) vangt geluid op en stuurt signaal naar de interne receiver (magnetisch). Die stuurt via een elektrode een elektrisch signaal naar de cochlea, waar rechtstreeks de n. VIII geprikkeld wordt.

Resultaten:

  • afh van aard en duur doofheid, # zenuwvezels en analyse potentie CZS
  • Vanaf 8 elektrodes: goed resultaat (8 frequenties: beperkte input maar je verstaat spraak)
  • Kinderen liefst <1 jaar –> normale spraakontwikkeling
143
Q

Tinnitus: 2 groepen.

A
  1. Objectieve (zz)
    - myoclonus middenoorsporen (m. stapedius en m. tensor tympani) en spieren palatum molle (m. levator & tensor palatinum molle)
    - -> ritmisch klakken
    - pulsatiele tinnitus: vaatanomalieën en glomustumoren
    - -> bonzende
  2. Subjectieve tinnitus (meestal)
    - Hoog- of laagfrequent
    - Kan als onderdeel midden- of binnenooraandoening
    - Zonder andere oorafwijkingen
144
Q

2 glomustumoren die tinnitus veroorzaken?

A
  1. Glomus tympanicum (uit plexus tympani aan mediale wand middenoor) –> snel klachten dus snel ontdekt en verwijderd
  2. Glomus jugulare: ° rond bulbus jugularis in het foramen jugulare –> geeft pas klachten eens door de bodem van het middenoor gegroeid.
    - -> Pulsatiele tinnitus met uitval van n. IX, X en XI (foramen jugulare) en later ook n. VII.
    - -> Moeilijk te behandelen want al uitgebreider: grote postop morbiditeit
145
Q

Subjectieve tinnitus: pathogenese

A

Afwijkende verwerking van geluid in de gehoorkernen van het centraal auditieve systeem.

  • Degeneratie van zenuwcellen (vd n. VIII met kernen in de modiolus) in het ggl spirale: geen input naar centraal auditieve kernen
  • Corticale auditieve kernen gaan autonoom AP afvuren: corticale stimulatie = perceptie fantoomgeluid.
  • Fantoomgeluid aan de frequentie van de haarcellen die je verloren bent (vb. 4000 Hz na lawaaischade, basis cochlea)
146
Q

Behandeling van tinnitus.

A
  1. Eerst otologische oorzaken uitsluiten
  2. Medicatie: enkel symptomatisch en slaapmedicatie
  3. HK?
  4. Empathie vanwege arts
  5. Gedragstherapie voor inzicht en coping. Je kan signalen corticaal onderdrukken, ook bij tinnitus. Hindernis is het gekoppeld zijn van negatieve emoties (limbisch) of sterke autonome reactie. Volgens model van Jastreboff geven zij een versterkte bewuste waarneming van geluid.
  6. Gepast geluidsaanbod: vermijd absolute stilte, achtergrondmuziek, hoortoestel, …
  7. Controversieel: akoestische of corticale modulatie
147
Q

Richting sacculus en utriculus

A
  • Sacculus: lineaire, verticale bewegingen

- Utriculus: horizontaal

148
Q

Vloeistofbeweging bij draaien hoofd

A

Ampulla petaal aan kant waarnaar je het hoofd draait –> #AP verhogen

Ampullafugaal aan de kant waarvan je wegdraait –> #AP verlagen

149
Q

VOR: trage vs. snelle component

A
  • Trage (vestibulaire component): tegen de draairichting in ter stabilisatie blikrichting.
  • Snelle (correctiecomponent), genoemd naar de kant van de snelle slag “nystagmus naar Links” bij draaien naar links

Bekijk dia 205.j

150
Q

Vestibulair stelsel, proprioceptie en visus zorgen samen voor …? (3)

Wat als het misloopt?

A
  1. Ruimtelijke oriëntatie –> vertigosensatie
  2. Stabiele lichaamshouding –> instabiliteit
  3. Stabiel gezichtsveld (VOR, nle nystagmus)

2 en 3 zijn nuttig voor de diagnose

151
Q

Evenwichtsonderzoek: 2 groepen

A
  1. Houdingsproeven

2. Nystagmusonderzoek

152
Q

4 houdingsproeven?

A
  1. ROMBERG: voeten tegen elkaar, ogen sluiten (pt helt naar aangetaste kant). Versterkt met handgreep van Jendrasik.
    - -> Pseudopositief bij gestoorde dieptesensibiliteit en verschil in R/L spiertonus.
  2. Unterberger: ter plaatsen stappen met gesloten ogen (draait naar aangetaste kant)
  3. Babinsky Weil: pt stapt met gesloten ogen afwisselend enkele stappen naar voor en achter (maakt stervormig patroon richting gestoorde kant)
  4. Posturografie = kwantitatief mbv meetplatform (stabilometer) en registratieapparatuur
153
Q

Nystagmusonderzoek: hoe en resultaten?

A

Met stilstaand hoofd naar links en rechts laten kijken.

  • Normaal: instelnystagmus met enkele nystagmusslagen naar blikrichting
  • 1e gr: nystagmus blijft bestaan bij het blijven kijken in de richting
  • 2e gr: blijft bestaan bij naar voor kijken
  • 3e gr: blijft bestaan ook naar contralat kijken
154
Q

Nystagmus met Frenzelbril: principe en resultaten?

A

Normaal fixatie van de ogen op een punt, wat nystagmus onderdrukt. De bril (sterk verlicht, lens van 20D) verhindert fixatie en laat de onderzoeker de ogen goed observeren.

  • Met fixatie geen nystagmus en met de bril (zonder fixatie) wel: perifeer vestibulair probleem
  • Met fixatie wel nystagmus en zonder fixatie (met bril) niet: centraal probleem
155
Q

ENG en VNG: wat?

A

Elektro- en videonystagmografie. Het zijn manieren om nystagmus te objectiveren.
- ENG: elektroden rond de ogen meten veranderingen in het elektromagnetisch veld bij oogbewegingen (cornea + tov retina). Pt houdt ogen DICHT ter preventie fixatie.
- VNG: een videobril registreert oogbewegingen en een computer stelt een zaagtandgrafiek op. De pt houdt de ogen OPEN maar fixatie wel belet door felle verlichting op bril.
Zaagtand: snelle slag = kant nystagmus

156
Q

Draaiproef?

A

Pt zit op een draaistoel en wordt gedraaid in beide richtingen. De nystagmus wordt gemeten met een ENG of VNG. Normaal is er in beide richtingen een gelijke amplitude, maar bij een verschil weet je niet welke kant er afwijkend is (beide kanten worden gestimuleerd) –> calorische proeven.

157
Q

In welk semicirculair kanaal gebeurt het meeste actie bij draaien hoofd?

A

Horizontaal

158
Q

Calorische proeven: hoe verloopt dat?
Resultaat?
Oppassen voor?

A

Pt wordt in een hoek van 30° gelegd zodat het horizontaal kanaal verticaal komt te liggen.

  • Warm water (40°C) geeft een ampullapetale vloeistofstroom: nystagmus (snelle) naar de kant van het water.
  • Koud water (30°C): ampullofugale vloeistof dus weg van het koud water.

Normaal symmetrisch aan beide zijde. Bij abnormaal weet je welke kant er afwijkend is.

! Misselijk en draaierigheid

159
Q

De pt met duizeligheid: 4 oorzaken.

A
  1. Ziekte van Menière
  2. Acute vestibulaire uitval
  3. Blijvende vestibulaire uitval
  4. BPPV
160
Q

Ziekte van Menière: oorzaak?

A

Niet goed gekend;

  • Stress: rol in ontstaan en frequentie
  • Hydrops labyrinthi: overproductie endolymfe in cochlea/vest systeem met onvoldoende resorptie in de ductus en saccus endolymfaticus (echter ook na trauma of ontstekingen!)
161
Q

Ziekte van Menière: aanvallen (4)? evolutie?

A

De aanvallen treden spontaan op (niet uitgelokt door beweging) en duren uren tot dagen. De frequentie varieert van weken tot maanden.

  • Rotatoire vertigo
  • Spontane nystagmus naar AANGEDANE kant
  • Tinnitus en gehoordaling: laagfrequent of vlak (initieel tijdens aanval)
  • Vegetatieve symptomen: misseijkheid en braken evt.

Evolutie:

  • Begint meestal unilat maar bilat op 15 jaar.
  • Gehoorverlies: eerst recuperatie na aanval maar w later permanent. Het verslechtert dus dus progressief.
  • Lange termijn: aanvallen verdwijnen maar perceptief gehoorverlies en uitval evenwicht blijven.
162
Q

Ziekte van Menière: D/?

A
  • Klinisch
  • Latente nystagmus tss aanvallen (mbv bril van Fenzel)
  • Rinne + en Weber contralat = perceptief verlies
  • Toonaudiogram: begint als laagfrequent perceptief verlies (verbetering na aanval) maar later vlak.
  • Evenwichtsproeven: progressieve uitval evenwichtsorgaan in late stadia; nog normaal in begin.
163
Q

Behandeling van ziekte van Menière?

A
  1. Uitleg, begeleiding en geruststelling
    - Stressreductie: #aanvallen vermindert
    - beperking zoutinname: minder vochtretentie
  2. Medicatie
    - Aanval: sedativa en anti-emetische medicatie
    - Preventie aanval:
    * Betahistine: 3 x 16 mg
    * Diuretica: minder hydrops (Diamox)
    - Hardnekkige klachten met frequente aanvallen
    * Labyrinthanesthesie: LA in middenoor
    * Gentamycine intratympanaal: vestibulotoxisch AB
    * sectie n. vestibularis (zz)
    * decompressie saccus
    * partiële/volledige destructie vestibulair systeem (mbv cryochirurgie, US)
164
Q

Acute vestibulaire uitval:

a) etiologie
b) S/

A

a) neuronitis vestibularis (= idiopathische vestibulaire uitval)
b) acute fase duurt enkele dagen:
- Plotse, heftige duizeligheid met misselijkheid en braken (verergt bij minste hoofdbeweging)
- Geen otologische sympt
- Spontane nystagmus naar de gezonde zijde (= uitvalsnystagmus)

165
Q

Acute vestibulaire uitval:

a) onderzoeken
b) R/?
c) Prognose

A

a)
- Otoscopie nl
- Houdingsproeven: gestoord naar aangetaste kant (progressief tot totale uitval)

b) Symptomatisch (anti-emetica)
c)
- Na enkele dagen weer beter: kan weer te been
- Functie evenwichtsorganen definitief kwijt maar centrale compensatie door contralateraal –> klachten verdwijnen
- Wel nog klachten in donker/bij snelle bewegingen = uitdaging voor evenwicht

166
Q

Blijvend vestibulair functieverlies: 5 oorzaken?

A
  1. Ototoxiciteit
  2. Acusticusneurinoom
  3. Degeneratief: DFNA9 geeft AD doofheid en progressief evenwichtsverlies
  4. Oudere lft
  5. Restletsel Menière of neuronitis vestibularis
167
Q

S/ van blijvende vestibulaire uitval: unilat vs bilat

A

Eenzijdige plotse uitval geeft vertigo, maar als het langzaam is treedt er compensatie op en zijn er geen klachten. Habituatietraining biedt soelaas.

Bilaterale plotse geeft geen vertigo. Je bent wel volledig aangewezen op visus en proprioceptie dus donker is moeilijk.

168
Q

BPPV: klachten en oorzaak?

A

BPPV zijn korte aanvallen (sec tot min) van draaiduizeligheid die uitgelokt worden door hoofdbewegingen.

Oorzaak is vermoedelijk het loslaten van stukjes otoliet tot in de ampulla van het (meestal) posterieure verticale semicirculair kanaal. Dat geeft extra stimulatie van de crista ampullaris bij hoofdbewegingen in het vlak van het kanaal. Er treedt dan rotatoire vertigo op door de dysbalans tussen L en R.
Dat loskomen kan zowel spontaan als door trauma.

169
Q

D/ van BPPV

A

Volgens Dix en Hallpike manoeuver (test positieduizeligheid).

  1. Patiënt wordt vanuit zittende houding snel achterovergelegd met hoofd in hyperextensie (30°) en lateraal (45°) gedraaid.
  2. Na een latentietijd van 5-10 seconden treedt dan bij BPPV een verticale rotatoire nystagmus/duizeligheid op die 20 sec duurt als het aangedane oor onderaan ligt.
  3. Bij terug rechtzetten ontstaat een nystagmus in omgekeerde richting.
170
Q

R/ van BPPV

A
  • Spontane genezing: geruststelling en habituatie (hoofdbewegingen blijven uitvoeren om het spontaan op te lossen)
  • Eenmalig repositiemanoeuver om gruis van de otolieten te mobiliseren: Eply/Sémont. Als correct: in 1x van klachten verlost.
171
Q

Duizeligheid is geen specifieke klacht, dus ….

A

Is het belangrijk kennis van de gehele patiënt te hebben en een goede anamnese uit te voeren:

  • Type vertigo: rotatoire, instabiliteit of vage sensatie
  • Tijdsverloop: aanvallen of progressief? Frequentie en duur aanvallen?
  • Uitlokken: hoofdbewegingen of spontaan?
  • Begeleidende symptomen: gehoor en tinnitus?
172
Q

4 belangrijke takken facialis?

A
  1. N. petrosus major –> traansecretie
  2. N. stapedius
  3. Chorda tympani: smaak
  4. Gelaatstakken: fronsen, wenkbrauwen optrekken, oog sluiten en lippen tuiten en tanden tonen
173
Q

Facialisverlamming: centraal vs. perifeer?

A

Centraal: bovenste helft van het gelaat functioneert nog wel omdat de bezenuwing gedeeltelijk gekruist verloopt
(vnl door CVA)

Perifeer: hele gelaatshelft valt uit.

174
Q

Oorzaken perifere facialisverlamming (7)

A
  • Trauma
  • Tumor (vb parotis)
  • HK (vb middenoor)
  • Herpes zoster oticus (10%)
  • Otitis media (acuut en chronisch)
  • Ziekte van Lyme (borrelia serologie –> R/ AB)
  • Idiopathisch (Bell’s parese) = uitsluitingsdiagnose
175
Q

Tekens facialisverlamming

A
  • Afhangende mondhoek
  • Wijdere oogspleet
  • Afhangende wenkbrauw
  • Bij bewegen gelaatsspieren: aangetaste zijde blijft achter.
  • Teken van Bell: bij sluiten oog: sclera zien bij aangetaste zijde want oog draait weg “onder ooglid”
  • Morsen tijdens drinken of op wang bijten
  • Tranend oog want geen knipperreflex
  • Zz: zout/metaalsmaak op tong of zeurende pijn achter het oor
176
Q

Idiopathische facialisparese (Bell):

a) etio
b) kliniek
c) R/
d) prognose

A

a) Idipathisch, mss reactivatie HSV1?
b) onverwachte facialisparese met nle otoscopie, gehoor en parotis –> uitsluitingsdiagnose
c) CS, evt acyclovir?
+ zorg voor oog: preventie uitdroging
d)
- 70% volledig herstel (start na enkele dagen, duurt weken)
- 15% lichte sekwellen
- 15% duidelijke sekwellen (5% ernstig)