101_children_travelling_with Flashcards

1
Q

children

A

kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

travelling with children

A

op reis met kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Where’s the nearest drinking fountain?

A

Waar is de dichtbijzijnde drinkwaterfontein?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Where’s the nearest playground?

A

Waar is de dichtbijzijnde speeltuin?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Where’s the nearest park?

A

Waar is de dichtbijzijnde park?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Where’s the nearest swimming pool?

A

Waar is de dichtbijzijnde zwembad?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Where is the nearest theme park?

A

Waar is de dichtbijzijnde pretpark?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Do you sell baby wipes?

A

Verkoopt u babydoekjes?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Do you sell disposable diapers?

A

Verkoopt u wegwerpluiers?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Do you sell painkillers for infants?

A

Verkoopt u pijnstillers voor babies?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Is there a babychange room?

A

Is er een kamer om babies te verschonen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Is there a child discount?

A

IS er een korting voor kinderen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Is there a babysitting service?

A

IS er een oppasdienst?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Is there a children’s menu?

A

Is er een kindermenu?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Is there a child’s portion?

A

Is er een portie voor kinderen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Is there a family ticket?

A

Is er een familieticket?

17
Q

I need a child car seat.

A

Ik heb een babyautostoel nodig.

18
Q

I need an English speaking babysitter.

A

Ik heb een babysit die engels spreekt nodig.

19
Q

I need a booster seat for the car.

A

Ik heb een zittingverhoger voor de auto nodig.

20
Q

I need a child bicycle seat.

A

Ik heb een kinderzitje voor de fiets nodig.

21
Q

I need a cot.

A

Ik heb een wieg nodig.

22
Q

I need a highchair.

A

Ik heb een kinderstoel nodig.

23
Q

I need a plastic bag.

A

Ik heb een plastic tas nodig.

24
Q

I need a plastic sheet.

A

Ik heb een stuk plastic nodig.

25
Q

I need a potty.

A

Ik heb een potje nodig.

26
Q

I need a pram.

A

Ik heb een kinderwagen nodig.

27
Q

I need a stroller

A

Ik heb een wandelwagen nodig.

28
Q

I need a sickbag.

A

Ik heb een papiereen zak nodig.

29
Q

Are there any good place to take children around here?

A

Zijn er hier in de buurt goede plekken om kinderen mee naar toe te nemen?

30
Q

Is there space for a pram?

A

IS er plaats voor een kinderwagen?

31
Q

Are children allowed?

A

Zijn kinderen toegelaten?

32
Q

Where can I change a diaper?

A

Waar kan ik een luier verschonen?

33
Q

Is it OK if I breast feed here?

A

Kan ik hier de borst geven?

34
Q

Could I have some paper and pencils please?

A

Zou ik wat papier en enkele potloden kunnen hebben alsublieft.

35
Q

Is this suitable for six-year old children?

A

Is dit geschikt voor kinderen van zes jaar?

36
Q

Do you know a dentist who is good with children?

A

Kent u een tandarts die goed is met kinderen?

37
Q

Do you know a doctor who is good with children?

A

Kent u een dokter die goed is met kinderen?