College schizofrenie en antipsychotica Flashcards

1
Q

Wat zijn positieve symptomen?

A

Dingen die extra zijn

  • hallucinaties
  • wanen
  • vervormingen of overdrijvingen in taal en communicatie
  • ongeorganiseerde spraak
  • ongeorganiseerd gedrag
  • catatonisch gedrag
  • agitatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn negatieve symptomen?

A

Dingen die verminderd zijn

  • Alogia
  • Affectieve blunting/afvlakking (beperking in bereik van emotionele en sociale expressie)
  • Asocialiteit
  • Anhedonie
  • Avolition
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is alogia?

A

Disfunctie van communicatie. Weinig samenhang,.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is avolition?

A

verminderd verlangen, motivatie, volharding en doelgericht gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat wordt bedoelt met asocialiteit?

A

Verminderd zin in sociaal contact en minder aankijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Bij welke andere ziektebeelden zie je ook positieve symptomen

A
  • bipolaire stoornis
  • drug induced psychose
  • ziekte van alzheimer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Bij welke andere ziektebeelden zie je ook negatieve symptomen?

A
  • autisme
  • ziekte van Alzheimer
  • ADHD
  • Borderline
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Aan welke hersengebieden zijn de positieve symptomen gekoppeld?

A

Aan mesolimbisch systeem –> invloed op nucleus accumbens, tuberculum olfactorium en amygdala
–> Met name NA betrokken bij beloning

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aan welke hersengebieden zijn negatieve symptomen gekoppeld?

A

mesocorticale en prefrontale cortex (ventromedialePFC) en ook nucleus accumbens

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Aan welke hersengebieden zijn cognitieve symptomen gekoppeld?

A

aan de dorsolaterale prefrontale cortex

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Aan welke hersengebieden zijn agressieve/impulsieve symptomen gekoppeld?

A

aan de orbitorfrontale cortex en amygdala

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de precursor van Dopamine?

A

Tyrosine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waardoor wordt dopamine opgenomen in de vesikels?

A

Door VMAT2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is de heropname transporter?

A

DAT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waardoor wordt dopamine afgebroken?

A

Door MAO-A, MAO-B en COMT

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waarop heeft de presynaptische autoreceptor invloed? En waarop de somatodendritische autoreceptor?

A

De presynaptische heeft invloed op de afgifte van dopamine en de somatodendritische op een actiepotentiaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Welke 5 dopamine pathways zijn er?

A
  • Mesolimbische dopamine pathway
  • Mesocorticale dopamine pathway
  • nigrostratiale dopamine pathway
  • Tuberoinfundibular dopamine pathway
  • Thalamic pathway
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het mesolimbische dopamine pathway?

A

Dopamine wordt aangemaakt in VTA in hersenstam –> geprojecteerd naar NA in ventrale striatum.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Waarbij is het mesolimbische pathway betrokken?

A

Bij de regulering van emotioneel gedrag. Wordt verondersteld de overheersende route van positieve symptomen te zijn. –> hyperactiviteit van dit pathway veroorzaakt hallucinaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is er aan de hand bij hyperactief mesolimbisch pathway?

A

Er wordt teveel dopamine aangemaakt, waardoor het systeem extra geprikkeld wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is de mesolimbische dopamine-hypothese?

A

Hyperactiviteit van dopamine neuronen in mesolimbisch dopamine pathway medieren de positieve symptomen van psychose.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de twee mesocorticale dopamine pathways?

A
  • VTA –> DLPFC
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is er aan de hand met het mesocorticale dopamine pathway bij schizofrenie? En waar hangt dit mee samen?

A

Er is een hypoactiviteit van deze route, hierdoor is er een tekort aan dopamine. Dit hangt samen met de negatieve symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is de mesocorticale dopamine hypothese?

A

Hypoactiviteit van dopamine neuronen in de mesocorticale dopamine route medieert de cognitieve, negatieve en affectieve symptomen van schizofrenie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het nigrostratiale dopamine pathway?

A

van substantia nigra –> basale ganglia of striatum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waar speelt het nigrostratale dopamine pathway een rol bij?

A

Motor bewegingen. Sleutelrol bij reguleren van bewegingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat zijn EPS symptomen?

A

Extrapiramidale symptomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is er met dit nigrostratiale dopamine pathway aan de hand bij schizofrenie?

A

Eigenlijk niks aan de hand. Activering lijkt normaal te zijn

29
Q

Bij welke ziekte is er wel iets aan de hand bij het nigrostriatiale dopamine pathway?

A

Bij Parkinson. Dit leidt tot akinesie, rigiditeit en bij teveel dopamine juist tot tics

30
Q

Wat is het tuberoinfundibular dopamine pathway

A

hypothalamus –> anterior hypofyse

31
Q

Waar heeft het tuberoinfundibular dopamine pathway mee te maken?

A

Reguleert prolactinesecretie –> dopamine werkt als inhibitor in de hypofyse

32
Q

Wat gebeurt er bij een tekort aan dopamine in het tuberoinfundibular dopamine pathway?

A

veel prolactine aanmaak, amenorroe (uitblijven menstruatie) en seksuele disfunctie

33
Q

Wat is er met het tuberoinfundibular dopamine pathway aan de hand bij schizofrenie?

A

Deze route is normaal

34
Q

Wat is het thalamic pathway?

A

Vanuit meerdere gebieden (waaronder PAG, mesencephalon) –> Thalamus

35
Q

Wat is de functie van het thalamic pathway?

A

Nog onderzocht, maar waarschijnlijk betrokken bij slaap en opwindingsmechanisme door ‘poort’informatie die doorgaat naar de cortex

36
Q

Wat is er aan de hand met het thalamic pathway bij schizofrenie?

A

Functioneert normaal

37
Q

Wat is de heropname pomp van glutamaat?

A

EAAT

38
Q

waardoor wordt glutamaat opgeslagen in vesikels?

A

vGluTs

39
Q

Wat is er bijzonder een NMDA receptor?

A

Deze heeft cotranmitters nodig om geactiveerd te worden. Zowel glycine, d-serine en glutamaat moeten binden om deze receptor te activeren.

40
Q

Waarbij is de NMDA receptor betrokken?

A

Bij long-term potentiation (lange termijn opslag)

41
Q

Wat is de NMDA hypofunctie hypothese?

A

NMDA speelt een rol bij schizofrenie. Genetische veranderingen leiden tot NMDA hypofunctioning, waardoor NMDA receptoren minder geactiveerd worden/minder aanwezig zijn/minder goed doen.

42
Q

Hoe werkt een NMDA receptor normaal?

A
  1. Glutamaat komt vrij
  2. NMDA activeert GABA
  3. GABA bindt aan GABA-A receptor
  4. GABA-a receptor veroorzaakt instroom cl ionen
  5. inhibitoir effect op neurotransmissie
  6. verminderde kans release glutamaat
43
Q

Wat is er aan de hand bij NMDA hypo?

A
  1. glutamaat komt vrij
  2. NMDA receptor is hypofunctionerend op GABA interneuron
  3. Vermindering GABA release
  4. Minder remming op neurotransmissie
  5. Overmatig glutamaat afgifte
    - -> meer dopamine
44
Q

Waar zitten NMDA receptoren?

A

NA, striatum en hersenstam

45
Q

Hoe werkt NMDA en positieve symptomen als je naar de corticale GABA interneuronen kijkt?

A

de NMDA-receptoren op de corticale GABA-interneuronen hypoactief zijn, wordt de corticale hersenstam-glutamaatroute naar het VTA overgeactiveerd –> overmatige afgifte in de VTA –> overmatige stimulatie mesolimbisch dopamine route –> overmatige dopamine in NA –> positieve symptomen

46
Q

Wat draagt nog meer bij aan mesolimbische dopamine hyperactiviteit?

A

hypofunctionele NMDA receptoren in de ventrale hippocampus –> overmatige glutamaat afgifte NA –> overmatige stimulatie van GABA naar globus pallidus –> vrijgave GABA VTA –> disinhibitie mesolimbisch dopamine route –> overmatige dopamine NA

47
Q

Hoe zit het met NDMA & negatieve symptomen?

A

Hypofunctionele NMDA glutamaat in cortex –> corticale route naar VTA overactief –> overmatige afgifte glutamaat VTA –> overmatige stimulatie NMDA hersenstam –> remming mesocorticale dopamine neuronen –> minder afgifte in PFC –> negatieve symptomen

48
Q

Wat is de neurodevelopmental hypothese van schizofrenie?

A

Verschillende afwijkende genen of epigenetica kan leiden tot hypofunctioneren van NMDA receptoren. Dit zou kunnen leiden tot verhoogd risico op schizofrenie en zouden symptomen van schizofrenie kunnen metdiëren

49
Q

Wat is antipsychotica?

A

Speelt in op vooral de positieve symptomen. Een D2 receptor antagonist

50
Q

Wat is het nadeel van antipsychotica

A

Je wil dat het invloed heeft op het mesolimbische dopamine pathway, daar is dopamine te overactief, maar heeft ook invloed op mesocorticale dopamime pathway omdat het niet een specifieke werking heeft. Hierdoor verergeren negatieve en cognitieve symptomen

51
Q

Wat is Haloperidol?

A

heeft bij behandeling van acute psychose de voorkeur. Sterk antidopaminerge werking

52
Q

Wat zijn secundaire negatieve symptomen bij conventionele antipsychotica?

A

Door blokkeren van mesolimbische D2 receptoren worden patiënten apathisch, anhedonisch, gebrek aan motivatie, verminderde interesse en geen plezier aan sociale interactie

53
Q

Wat zijn eerste generatie antipsychotica?

A

conventionele, klassieke en typische

54
Q

Wat is de invloed van antipsychotica op EPS?

A

Was bij schizofrenie niks met dit systeem aan de hand, maar wanneer dopamine geblokkeerd wordt, wordt dit systeem ook geblokkeerd –> extrapyramidale symptomen: Akinesie, Akathisia

55
Q

Wat is tardieve dyskinesie en hoe wordt het veroorzaakt?

A

bepaalde spieren niet meer onder controle hebben. Komt door het blokkeren van dopamine –> receptoren gaan upreguleren –> hangt samen met symptomen van dyskinesie

56
Q

Wat zijn EPS?

A

Extra pyramidale symptomen = motorische bijwerkingen

57
Q

Wat is de invloed van antipsychotica op het Tuberinfundibular pathway?

A

Dopamine inhibeert normaal prolactine. D2 blokkade zorgt voor toename in prolactine levels en amenorrhea, seksuele dysfunctie en gewichtstoename

58
Q

Wat zijn anticholinerge bijwerkingen van conventionele antipsychotica?

A
  • droge mond
  • wazig zicht
  • obstipatie
  • urineretentie
  • cognitieve disfunctie
59
Q

Wat zijn nog andere bijwerkingen van antipsychotica?

A

antihistaminerge bijwerkingen –> hypotensie, duizeligheid en slaperigheid

60
Q

Wat is de therapietrouw?

A

70-90% stopt omdat ze zoveel klachten krijgen

61
Q

Wat is de oplossing?

A

atypische antipsychotica

62
Q

Wat is atypische antipsychotica?

A

Dopamine D2 antagonist, maar ook 5HT2A antagonist

63
Q

Wat is normaal de werking van serotonine op dopamine? En wat doet een atypsiche antipsychotica hiermee?

A

Serotonine remt dopamine. Een 5HT2A antagonist knipt als het ware de remkabel door –> meer dopamine release

64
Q

Wat is de werking van dopamine en serotonine op prolactine?

A

Dopamine inhibeert prolactine, maar serotonine stimuleert.

65
Q

Hoe werkt atypische antipsychotica via invloed van serotonine?

A

5HT2A receptoren op pyramidale neuronen worden geblokkeerd –> niet geactiveerd –> GABA niet gestimuleerd –> geen remming dopamine

66
Q

Hoe werkt een 5HT1A partiele agonist? En wat is een voorbeeld?

A
  • Aripiprazol
  • door binding aan de autoreceptor wordt serotonine release geinhibeert –> minder binding aan 5HT2A –> meer dopamine release
67
Q

Wat wordt bedoeld met de metabolic highway?

A

Antipsychotica doet veel met andere receptoren. Mensen die medicatie gebruiken eten meer –> hoger BMI –> meer trygliceriden –> ongevoelig voor insuline –> meer insuline produceren –> nog ongevoeliger –> bètacel disfunctie –> prediabetisch –> diabetisch –> cardiovasculaire problemen

Krijgt medicatie om positieve symptomen te blokkeren, maar dus wel meer cardiovasculair risico

68
Q

Hoe wordt CYP450 gerelateerd aan werking antipsychotica?

A

Als je een heel actief CYP450 hebt zal de zelfde hoeveelheid medicatie een ander effect hebben