9.2-9.3-9.4 gaswisseling, ademhalingsbewegingen en longfunctie Flashcards

1
Q

via welk bloedvat pompt het hart O2arm en CO2rijk bloed naar de longen?

A

arteriae pulmonales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

partiële druk

A

de druk die een gas veroorzaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

hoeveel ml zuurstof wordt er aan 100 ml bloed gebonden?

A

20 ml zuurstof

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

inspiratie

A

inademing, actief proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

buikademhaling

A

Spieren in het diafragma trekken samen->

diafragmakoepel wordt platter->
de pleura parietalis is vergroeit met het diafragma, waardoor het longweefsel mee rekt en de longblaasjes open gaan.

ontstaan onderdruk en lucht stroomt in de longen.

De volume vergroting in de borstholte gaat vaak gepaard met de verslapping van de buikspieren. Buik zet uit. Vandaar: buikademhaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

borstademhaling

A

Zodra de buitenste tussenribspieren(musculi intercostales externi) zich aanspannen worden de ribben opgetrokken. De thoraxwand(en daarmee dus uiteindelijk de longen) wordt meegetrokken. Volumevergroting zorgt voor onderdruk, er stroomt nu lucht in de longen. De borstademhaling.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

buitenste tussenribspieren

A

musculi intercostales externi

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

expiratie

A

uitademing, passief proces

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

welke spieren gebruik je bij geforceerde expiratie?

A

musculi intercostales interni(binnenste tussenribspieren)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

binnenste tussenribspieren

A

musculi intercostales interni

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hering-breuerreflex

A

Het reflexmechanisme dat voor een normale ademhaling zorgt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

hoe werkt het hering-breuerreflex?

A

Ademhalingscentrum geeft impulsen (via n.phrenicus voor de spieren van het diafragma of via de n. intercostales naar de tussenribspieren)->

Ademhalingsspieren trekken samen(inspiratie)

reksensoren in de bronchiën geven impulsen (via de n. vagus) naar het ademhalingscentrum

hoe meer prikkels er worden geven aan de ademhalingsspieren, hoe dieper de inademing, hoe verder de wand van de bronchiën uitrekt, hoe hoger de impulsfrequentie van de bronchiën terug naar het ademhalingscentrum

reactie ademhalingscentrum door impulsen naar de spieren eerst te vertragen en dan te stoppen

spieren ontspannen (expiratie)

Dit is weer een prikkel voor het ademhalingscentrum om impulsen te geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

het ademhalingsstelsen reageert op 2 prikkels, welke?

A
  • reksensoren van de bronchiën
  • pH-waarde van het bloed, door chemosensoren. hoge pCO2 is een sterkere prikkel dan een lage pO2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

ademautomatisme

A

Ademhalingsspieren bestaan uit dwarsgestreept spierweefsel, meestal betekent dat dat ze onder invloed staan van het animale ZS. Toch verloopt de ademhaling grotendeels reflexmatig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ademvolume + gemiddeld

A

(VT) De hoeveelheid lucht die in rust in één ademteug ingeademd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

inspiratoir reservevolume + gemiddeld

A

(IRV). 3 liter bij mannen, 2 liter bij vrouwen.

De hoeveelheid lucht die na een normale inademing nog extra ingeademd kan worden;

17
Q

expiratoir reservevolume

A

ERV. 1 liter
De hoeveelheid lucht die na een gewone uitademing nog extra uitgeademd kan worden;

18
Q

vitale capaciteit

A

VC= IRV + VT + ERV. 4,5 liter bij mannen, 3,5 liter bij vrouwen

De hoeveelheid lucht die na een maximale uitademing maximaal kan worden ingeademd.

19
Q

éénsecondelongcapaciteit

A

FEV1, forced experitary volme.

De hoeveelheid lucht die in één seconde uitgeademd kan worden

maat voor doorgankelijkheid luchtwegen

20
Q

residu volume

A

RV. 1,5 liter bij mannen, 1 liter bij vrouwen

de hoeveelheid lucht die na maximale uitademing in de longen achterblijft;

21
Q

totale longcapaciteit

A

TLC(VC + RV). 6 liter bij mannen, 4,5 liter bij vrouwen

De hoeveelheid lucht die de longen bevatten na maximale inademing;

22
Q

functionele residulongcapaciteit

A

FRC (ERV+ RV) 3 liter

De hoeveelheid lucht die na een rustige uitademing nog in de longen aanwezig is. De ingeademde ‘verse’ lucht wordt steeds gemengd met de 3 liter ‘oude’ lucht. Bij een rustige ademhaling dringt maar 0,35 liter verse lucht door tot de alveolaire lucht (= 10% van de totale hoeveelheid lucht in de luchtwegen). Dit is voldoende om de gaswisseling in de longen op peil te houden.

23
Q

ademminuutvolume

A

de hoeveelheid lucht die in één minuut wordt in- of uitgeademd.
ademfrequentie Fa x VT

gemiddeld: 15 x 0,5 = 7,5 L

24
Q

fysiologische dode ruimte

A

is de ruimte binnen de luchtwegen waar geen gaswisseling plaatsvindt. Deze bestaat uit: anatomische dode ruimte en alveolaire dode ruimte

25
Q

anatomische dode ruimte

A

in luchtpijp, bronchiën en bronchiolen, hier ontbreekt plaatepitheel waardoor geen gaswisseling mogelijk is.

26
Q

alveolaire dode ruimte

A

in de longen, hier zijn de capillairnetwerken (tijdelijk) niet doorbloed (als bijvoorbeeld de longtoppen niet zijn ontplooid).