Thema 1 Flashcards

1
Q

Wat zijn de drie fasen van de klinisch redeneren cyclus?

A

Diagnostische, therapeutische en evaluatiefase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de definitie van gezondheid van de WHO?

A

Gezondheidis een toestand van volledig lichamelijk, geestelijk en maatschappelijk welzijn en niet slechts de afwezigheid van ziekte of andere lichamelijk gebreken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de definitie van gezondheid vanuit de “positieve gezondheid” benadering (Machtheld Huber)?

A

Gezondheid is het vermogen zich aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen van het leven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de definitie van ziekte?

A

Ziekte is een tijdelijke fysiologische/psychische aandoening die normaal functioneren van een organisme belemmert.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil tussen illness en Disease?

A

Illness is wat de patiënt ervaart, Disease is de klachten zoals de arts ze medisch verklaart.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 7 CanMeds rollen van de arts?

A

Medisch deskundige, Communicator, Samenwerker, Leider, Gezondheidsbevorderaar, Wetenschapper en Professional

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 5 SCEGS?

A

Somatisch, cognitie, emotie, gedrag en sociaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn attributies?

A

De persoonlijke oorzaak die mensen aan een klacht toewijzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is een disfunctionele gedachte?

A

Een gedachte van de patiënt die niet bijdraagt aan herstel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is self-efficacy?

A

De mate waarin een individu zich in staat acht invloed uit te oefenen op eigen klacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Locus of control?

A

In hoeverre iemand een externe verantwoordelijke aanwijst voor hoe het gaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Noem de zeven dimensies van de hoofdklacht.

A
  1. Aard 2. Ernst 3. Lokalisatie 4. Tijdsbeloop 5. Context 6. Beïnvloedende factoren 7. Begeleidende verschijnselen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe heet de fase vóór het bezoeken van de arts?

A

Premedische fase

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wanneer wordt een lichamelijke sensatie een symptoom?

A

Als je denkt dat het een medische oorzaak heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 5 vormen van hulp zoeken bij een klacht?

A
  1. Niets doen, 2. Leken raadplegen, 3. Zelfzorg, 4. Complementaire geneeswijzen, 5. Professionele reguliere medische hulp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is selectieve aandacht?

A

Meer aandacht geven aan een bepaalde klacht door eerdere ziekte/omgeving/aandacht media.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is negatieve affectiviteit?

A

Persoonlijkheidseigenschap met een neiging om negatieve emoties te ervaren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Noem de 5 dimensies van illness representation?

A
  1. Identity, 2. Timeline, 3. Cause, 4. Control, 5. Consequence
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat betekenen de Illness representations?

A

De overtuigingen die iemand heeft over een illness.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Andere naam self-regulation model of illness cognition and behavior?

A

Common sense illness model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn de drie onderdelen van illness en emotie in het common sense illness model.

A

Representation, coping strategies, appraisal of succes

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is de volgorde van de verschillende stappen in het Calgary Cambridge consultvoeringsmodel?

A

opening, vraagverheldering, speciële anamnese, algemene anamnese, lichamelijk onderzoek, bespreken bevindingen, afsluiten consult

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wanneer is de vraagverheldering minder relevant?

A

Bij spoed

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is het doel van de speciële anamnese?

A

Het verzamelen van relevante informatie om de klacht vanaf medisch perspectief te begrijpen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is het doel van de algemene anamnese?

A

Het verzamelen van relevante context informatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Noem de tractussen van de tractsuanamnese.

A

Circulatorius, respiratorius, digestivus, urogenitalis, centraal zenuwstelsel, locomotorius, endocrien stelsel, (huid)

27
Q

Noem andere factoren van algemene anamnese naast tractusanamnese.

A

Intoxicaties, allergie, voorgeschiedenis, familieanamnese, psychosociale anamnese, (voeding), (geneesmiddelen)

28
Q

Waar komt het grootste deel van de informatie van een arts vandaan?

A

Anamnese

29
Q

Noem de 5 technieken van lichamelijk onderzoek.

A

Observatie, inspectie, auscultatie, percussie en palpatie.

30
Q

Noem de eisen van een test?(4)

A
  1. Moet voldoende discrimineren
  2. Moet voldoende diagnostische winst opleveren
  3. Moet beleidsconsequenties hebben.
  4. Moet niet te veel nadelen hebben.
31
Q

Noem de drie verschillende soorten diagnose.

A

1.Ziekte diagnose, 2.Syndroom diagnose, 3. Symptoom diagnose

32
Q

Verschil pathologisch-anatomische diagnose en pathofysiologische diagnose?

A

Eerste is objectief vast te stellen door verandering in vorm/organisatie/functie van cellen/organen, de tweede is ook objectief vast te stellen maar met beeldvorming/bloedonderzoeg

33
Q

Noem de vier verschillende consult soorten?

A
  • 1e consult nieuwe klacht
  • vervolgconsult bestaande klacht onbekende diagnose
  • vervolgconsult bekende diagnose
  • preventief consult
34
Q

Hoe noem je een diagnose die meteen zeker is?

A

Diagnose à vue

35
Q

Hoe wordt het percentage zieken met een afwijkende test genoemd?

A

Sensitiviteit

36
Q

Hoe wordt het aantal niet-zieken met een niet-afwijkende test genoemd?

A

Specificiteit

37
Q

Waar is een sensitieve test goed voor?

A

Om uit te sluiten dat iemand ziek is. (snout)

38
Q

Waar is een specifieke test goed voor?

A

Om te bevestigen dat iemand ziek is. (spin)

39
Q

Vanaf welk BMI is er sprake van obesitas(ernstig overgewicht)?

A

30

40
Q

Welk BMI is gezond gewicht?

A

18,5-24,99

41
Q

Vanaf welk BMI is er overgewicht?

A

25

42
Q

Waaruit bestaat de energiebalans?

A

Balans tussen energie-inname en verbruik

43
Q

Wat zijn de belangrijkste risicofactoren voor overgewicht?

A

1 Energierijke voeding, 2 Te weinig beweging, 3 Genetische factoren, 4 Psychosociale factoren, 5 Obesogene omgeving

44
Q

Welke belangrijke ziekte is met obesitas geassocieerd?

A

Diabetes type 2

45
Q

Hoe heet het vet dat vooral veel risico met zich meebrengt en waar zit het?

A

Visceraal vet, tussen de organen

46
Q

Hoe heet het vet onder de huid?

A

Subcutaan vet

47
Q

Wat is het effect van weghalen van subcutaan vet op diabetes type 2?

A

Helemaal niets

48
Q

Wat wordt gedaan bij restrictieve metabole chirurgie?

A

Maagverkleining, minder ruimte voor voedsel

49
Q

Wat wordt gedaan bij malabsorptieve metabole chirurgie?

A

Een deel van de darm wordt uitgesloten voor voedselopname

50
Q

Is metabole chirurgie effectief voor voorkomen en remissie van type 2 diabetes?

A

Ja

51
Q

Hoe bereken je BMI?

A

massa(kg)/(lengte(m))^2

52
Q

Wat is een goede middelomtrek bij mannen en vrouwen?

A

Respectievelijke <94 cm en <80 cm

53
Q

Wat is een sterk verhoogde middelomtrek bij mannen en vrouwen.

A

Respectievelijk >102 cm en >88 cm

54
Q

Wat is de beweegnorm voor volwassenen?

A

Minimaal 2-3x per week bot- en spierversterkende oefeningen en 5 dagen per week 30 minuten matig intensief bewegen.

55
Q

Wat veranderde 3 miljoen jaar geleden aan de leefstijl van de mens?

A

Bossen verdwenen, meer open vlakten, meer vlees en vis, meer onverzadigde vetzuren in dieet leiden tot groei van de hersenen.

56
Q

Wat was het gevolg van de grote hersen?

A

We kregen een enorme voorkeur voor zoet, glucose is belangrijkste brandstof voor hersennen.

57
Q

Wat zorgde 10000 jaar geleden voor afname gezondheid mens?

A

De landbouwrevolutie

58
Q

Waarom waren boeren toch succesvol ondanks de afname van de gezondheid?

A

Vestiging werd mogelijk, bescherming tegen roofdieren werd makkelijker, bevordert economische/technologische ontwikkeling en stimuleerde sociale en politieke organisatie.

59
Q

Wat is de thrifty(zuinige) gene hypothesis?

A

Dat genen die vroeger nuttig waren ons nu een groter risico op type 2 diabetes en overgewicht geven.

60
Q

Wat is de engelse definitie van public health?

A

The science and art of preventing disease, prolonging life and promoting health through the organized efforts of society.

61
Q

Wat is de sociale geneeskunde?

A

Het deel dat zich richt op de wisselwerking tussen mensen en hun (im)materiële milieu.

62
Q

Wat doen de gezondheidswetenschappen?

A

Het richt zich op de ondersteuning van preventieve maatregelen, beleid en management in de gezondheidszorg en dergelijke.

63
Q

Wat is de demografische transitie?

A

Van een hoog sterftecijfer en hoog geboortecijfer, naar een laag sterftecijfer en laag geboortecijfer