9B Flashcards
(18 cards)
1
Q
Comprehendo
A
Vastpakken
2
Q
Consisto
A
Gaan staan, blijven staan
3
Q
Relinquo
A
Verlaten
4
Q
Erit
A
Hij zal zijn
5
Q
Cupidus, cupida, cupidum
A
+gen begerig naar
6
Q
Acer, acris
A
Vel, hevig, scherp
7
Q
Adiuvo
A
Helpen
8
Q
Necesse est
A
Het is noodzakelijk
9
Q
Interea
A
Ondertussen
10
Q
Ignarus, ignara, ignarum
A
+gen onkundig van, onwetend, onbekend met
11
Q
Simul
A
Tegelijkertijd
12
Q
Plenus, plena, plenum
A
+gen vol van
13
Q
Timor, timoris
A
Angst
14
Q
Virtus, virtutis
A
Deugd, goede eigenschap
Moed
15
Q
Armatus, armata, armatum
A
Gewapend
16
Q
Possum, potui
A
Kunnen
17
Q
Civis
A
Burger
18
Q
Obsideo, obsedi
A
Bezetten, belegeren