A0 Flashcards by Mara de Wolff

Q

goedendag

A

Dobar dan

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoe gaat het met je?

A

Kako si?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

dank je

A

hvala

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

alsjeblieft

A

molim

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

goedemorgen

A

dobro jutro

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

goedenavond

A

Dobra večer

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

hoe heet je

A

Kako se zoveš?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik heet mara

A

Ja se zovem Mara

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

sorry

A

oprosti

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Welterusten

A

Laku noć

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

waar is het toilet

A

Gdje je wc?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

hoeveel kost dat?

A

koliko to košta?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik begrijp het niet

A

Ne razumijem

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Kunt u dat herhalen?

A

Možete li ponoviti?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ja

A

da

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

nee

A

ne

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik ben verdwaald

A

Izgubio/Izgubila sam se

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Hoe oud ben je?

A

Koliko imaš godina?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik ben … jaar

A

Imam … godina

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Ik vind het leuk

A

Sviđa mi se

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik hou van je

A

Volim te

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

ik hou er niet van

A

Ne volim

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Waar woon je?

A

Gdje živite?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Waar werk je?

A

Gdje radite?

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

ik ga naar huis

Idem kući

ik ga naar mijn werk

Idem na posao

ik heb dorst

Žedan/Žedna sam

ik heb honger

Gladan/Gladna sam

hoe voel je je?

Kako se osjećaš?

ik voel me goed

Osjećam se dobro

Ik ben moe

Umoran/Umorna sam

ik heb het koud

Hladno mi je

Ik heb het warm

Vruće mi je

hou je van hem?

Voliš li ga?

ik heb een vraag

Imam pitanje

ik heb geen vragen

Nemam pitanja

Ik ben gelukkig

Sretna sam

Ik ben verdrietig

Tužan/Tužna sam

Ik ben getrouwd (m)

Oženjen sam (m)

ik ben getrouwd (v)

Udata sam (v)

Ik ben vrijgezel (m en v)

Slobodan/Slobodna sam (m,v)

ik heb hulp nodig

Trebam pomoć

Kunt u mij helpen?

Možete li mi pomoći?

waar is het ziekenhuis?

Gdje je bolnica?

wie is dit?

Tko je ovo?

dat is mijn vriend/vriendin

To je moj prijatelj/prijateljica

aangenaam kennis te maken

Lijepo te je upoznati

spreek je engels?

Govoriš li engleski?

ik spreek geen kroatisch

Ne govorim hrvatsk

mag ik de rekening?

Mogu li dobiti račun?

Ik heb een taxi nodig

rebam taksi

ik kijk ernaar uit

Veselim se tome

mijn excuses

Izvinjavam se

alles is in orde

Sve je u redu

wat doe je?

Što radiš?

ik werk in ...

Radim u...

ik studeer

studiram...

waar was je?

Gdje si bio/bila?

tot morgen

Vidimo se sutra

goede reis

Sretan put!