Aardrijkskunde Flashcards

(97 cards)

1
Q

Wat is sociaal geografisch?

A

Richt zich op de mens en zijn activiteiten in relatie tot de ruimte, zoals bevolkingsspreiding, steden, economie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is fysisch geografisch?

A

Richt zich op natuurlijke processen en verschijnselen, zoals gebergten, rivieren, klimaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat betekent schaalniveau?

A

Het niveau waarop je een gebied bestudeert, zoals lokaal, regionaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is lokaal?

A

Op plaatselijk niveau, bijvoorbeeld een stad of dorp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is regionaal?

A

Op gebiedsniveau, zoals een provincie of streek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is nationaal?

A

Binnen de grenzen van een land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is continentaal?

A

Op het niveau van een continent, zoals Europa of Afrika.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is mondiaal?

A

Wereldwijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat betekent fluviaal?

A

Alles wat te maken heeft met rivieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn convectiestromen?

A

Stromingen in de aardmantel die zorgen voor plaatbeweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is convergentie?

A

Plaatbeweging waarbij platen naar elkaar toe bewegen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is divergentie?

A

Platen bewegen uit elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat betekent transform in de geologie?

A

Platen schuiven langs elkaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een stratovulkaan?

A

Explosieve vulkaan met lagen van as en lava, steile hellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een schildvulkaan?

A

Effusieve vulkaan met brede, flauwe hellingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is een caldeira?

A

Grote krater die ontstaat na het instorten van een vulkaan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is een hotspot?

A

Plaats met langdurige vulkanische activiteit midden op een plaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is subductie?

A

Een zwaardere oceanische plaat duikt onder een lichtere continentale plaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is een midoceanische rug?

A

Onderzeese bergrug waar nieuwe oceaanbodem ontstaat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is een trog?

A

Diepe kloof in de oceaan, vaak bij subductiezones.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat is een tsunami?

A

Hoge vloedgolf veroorzaakt door aardbeving of vulkaanuitbarsting onder water.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat is een effusieve uitbarsting?

A

Rustige vulkaanuitbarsting met vloeibare lava.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is een explosieve uitbarsting?

A

Heftige vulkaanuitbarsting met veel gas, as en puin.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Wat is een plooiingsgebergte?

A

Gebergte ontstaan door het plooien van gesteente bij convergentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Wat is een breukgebergte?
Gebergte ontstaan door het omhoog en omlaag bewegen van aardkorst langs breuken.
26
Wat is de lithosfeer?
De aardkorst en bovenste deel van de mantel, bestaat uit tektonische platen.
27
Wat meet de schaal van Richter?
De kracht van aardbevingen.
28
Wat is atmosferische circulatie?
Wereldwijde luchtstromen door temperatuurverschillen.
29
Wat zijn lagedrukgebieden?
Gebied waar lucht stijgt en het vaak regent.
30
Wat zijn hogedrukgebieden?
Gebied waar lucht daalt, vaak droog en zonnig weer.
31
Wat is de ITCZ?
Intertropische Convergentiezone, gebied rond de evenaar met veel neerslag.
32
Wat is een passaat?
Wind die het hele jaar uit dezelfde richting waait rond de evenaar.
33
Wat is een moesson?
Seizoensgebonden wind met veel regen, vooral in Azië.
34
Wat is stuwingsneerslag?
Neerslag die ontstaat als lucht tegen een berg omhoog wordt gedwongen.
35
Wat is frontale neerslag?
Neerslag die ontstaat bij het botsen van warme en koude lucht.
36
Wat is klimaatverandering?
Verandering in klimaat op lange termijn, vaak door menselijk handelen.
37
Wat is een polair klimaat?
Koud klimaat, vaak met sneeuw en ijs.
38
Wat is een continentaal klimaat?
Grote temperatuurverschillen tussen zomer en winter, ver van de zee.
39
Wat is een gematigd zeeklimaat?
Milde winters, koele zomers, vaak regen.
40
Wat zijn droge klimaten?
Weinig neerslag, bijv. woestijnen.
41
Wat zijn tropische klimaten?
Warm en vochtig klimaat, dicht bij de evenaar.
42
Wat is oceanische circulatie?
Stroming van zeewater door temperatuur- en zoutverschillen.
43
Wat zijn koude en warme zeestromen?
Beweging van koud of warm water die klimaat beïnvloedt.
44
Wat is stralingsbalans?
Evenwicht tussen inkomende zonnestraling en uitgaande warmte.
45
Wat is een stroomgebied?
Gebied waarbinnen al het water naar dezelfde rivier stroomt.
46
Wat is mechanische verwering?
Gesteente breekt af door temperatuur of bevriezing.
47
Wat is chemische verwering?
Gesteente lost op of verandert door chemische reacties.
48
Wat is erosie?
Uitschurende werking van water, wind of ijs.
49
Wat is winderosie?
Erosie door wind.
50
Wat is watererosie?
Erosie door stromend water.
51
Wat is glaciale erosie?
Erosie door gletsjers.
52
Wat is transport in geologie?
Het verplaatsen van verweringsmateriaal.
53
Wat is sedimentatie?
Neerleggen van verplaatst materiaal.
54
Wat is een delta?
Land dat ontstaat waar een rivier in de zee uitmondt en sediment achterlaat.
55
Wat is een morene?
Puin dat achterblijft na het smelten van een gletsjer.
56
Wat is een puinhelling?
Helling die bedekt is met los gesteente.
57
Wat is een puinwaaier?
Waaier van afgezet puin bij een helling of berg.
58
Wat is een aardverschuiving?
Plotselinge verschuiving van grond of gesteente.
59
Wat is stollingsgesteente?
Gesteente ontstaan uit gestolde magma of lava.
60
Wat is sedimentgesteente?
Gesteente ontstaan uit samengeperst sediment.
61
Wat is metamorf gesteente?
Gesteente dat is veranderd door hoge druk of temperatuur.
62
Wat is de waterkringloop?
De cyclus van waterverdamping, neerslag en afvoer.
63
Wat betekent BBP/BRP?
Bruto Binnenlands Product / Regionaal Product: totale waarde van goederen en diensten.
64
Wat is koopkracht?
Hoeveel je met je inkomen kunt kopen.
65
Wat is beroepsbevolking?
Alle mensen die werken of willen werken, tussen 15 en 65 jaar.
66
Wat is bevolkingsspreiding?
Hoe de bevolking verdeeld is over een gebied.
67
Wat is bevolkingsdichtheid?
Aantal mensen per km².
68
Wat is bevolkingsgroei?
Toename van het aantal inwoners.
69
Wat is demografische transitie?
Verandering in geboortecijfer en sterftecijfer over tijd.
70
Wat is leeftijdsopbouw?
Verdeling van de bevolking in leeftijdsgroepen.
71
Wat is verstedelijking?
Groei van steden in omvang en/of inwonertal.
72
Wat is demografische druk?
Verhouding tussen de werkenden en niet-werkenden.
73
Wat is analfabetisme?
Percentage mensen dat niet kan lezen of schrijven.
74
Wat is het wereldsysteem?
Indeling van de wereld in rijke landen (centrum), opkomende landen (semiperiferie) en arme landen (periferie).
75
Wat is een vestigingskolonie?
Kolonie waar mensen zich permanent vestigen.
76
Wat is een exploitatiekolonie?
Kolonie die wordt gebruikt voor het winnen van grondstoffen.
77
Wat is dekolonisatie?
Proces waarbij koloniën onafhankelijk worden.
78
Wat is een cultuurgebied?
Gebied met gemeenschappelijke cultuurkenmerken.
79
Wat zijn push- en pullfactoren?
Redenen om ergens weg te gaan (push) of juist naartoe te gaan (pull).
80
Wat is globalisering?
Toenemende wereldwijde verbondenheid.
81
Wat is tijd-ruimtecompressie?
De wereld lijkt kleiner door snellere verbindingen.
82
Wat is global shift?
Verplaatsing van economische macht naar andere delen van de wereld, zoals Azië.
83
Wat is internationale arbeidsverdeling?
Verdeling van productie over verschillende landen.
84
Wat is een productieketen?
Alle stappen van grondstof tot eindproduct.
85
Wat is regionale ongelijkheid?
Verschillen tussen regio’s in welvaart.
86
Wat is sociale ongelijkheid?
Ongelijke verdeling van welvaart en kansen binnen een samenleving.
87
Wat is ruimtelijke afwenteling?
Het verplaatsen van problemen, zoals vervuiling, naar andere gebieden.
88
Wat is de WTO?
Wereldhandelsorganisatie; bevordert vrije handel.
89
Wat is amerikanisering?
Overname van Amerikaanse cultuur wereldwijd.
90
Wat is europeanisering?
Toenemende invloed van Europese cultuur en politiek.
91
Wat is een lingua franca?
Gemeenschappelijke taal voor communicatie tussen mensen met verschillende moedertalen, zoals Engels.
92
Wat is industrialisatie?
Proces waarbij een samenleving zich ontwikkelt richting industrie.
93
Wat is de-industrialisatie?
Afname van industriële activiteiten.
94
Wat is de-agrarisatie?
Vermindering van het belang van landbouw in een economie.
95
Wat zijn mondiale netwerken?
Wereldwijde verbindingen tussen landen, bedrijven en mensen.
96
Wat is een wereldstad?
Belangrijke stad op mondiaal niveau, zoals New York of Londen.
97
Wat is de triade?
De drie economische machtsblokken: VS, EU, en Oost-Azië (vooral Japan en China).