Aardrijkskunde examen B Flashcards

(37 cards)

1
Q

geologische tijdschaal, deze is te onderscheiden door

A

het kijken naar het uitsterven van verschillende planten- en dierensoorten of door het karakter van het gesteente.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

endogene krachten;
exogene krachten;

A
  • krachten in de aarde, zoals platentektoniek
  • krachten van buiten de aarde, bijv. de zon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

de aarde bestaat uit;

A
  • vaste kern
  • vloeibare kern
  • mantel
  • korst
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

de aarde kent 2 soorten korst;

A
  • de oceanische korst, basalt (zwaarder en dunner)
  • de continentale korst, graniet (lichter en dikker)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

aartkorst + bovenste gedeelte van de aardmantel;

deel van de aardmantel

A

de lithosfeer

asthenosfeer

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

platentektoniek;

A

het uit elkaar bewegen van aardplaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

waardoor komt platentektoniek?

A
  • ridge push, platen wegduwen bij een midoceanische rug
  • slab pull, zwaardere plaat (oceanische) naar beneden getrokken in de mantel, waardoor de rest van de plaat word meegetrokken.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

3 verschillende manieren waarop tektonische platen bewegen;

A
  • divergente plaatbewegingen, uit elkaar (midoceanische rug)
  • convergente plaatbewegingen, naar elkaar toe (botsen)

1 oceaan, 1 conti? subductie, er kunnen troggen ontstaan

2 oceaan? plooiingsgebergte
- transforme plaatbewegingen, door de grote spanningen tegen elkaar ontstaan er aardbevingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

actualiteitsprincipe;

A

alle geologische processen in het verleden op dezelfde manier werkten als tegenwoordig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

hoe ontstaan horsten en slenken;

A

bij rek als de aartkorst uit elkaar getrokken word, onstaan slenkten, ofwel ingezakte delen. Bij compressie, als de aardkorst samengedrukt word, ontstaan horsten, ofwel opgetilde delen

de hogergelegen delen heten horsten, en de weggezakte deze heten slenken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

bekkens;

A

grote, laaggelegen gebieden in de aardkorst waar seimenten zich ophopen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is een vulkaan?
wat is de verzamelnaam vooor de geologische processen die hiermee te maken hebben?

A

een opening in de aarde waadooor er heet materiaal vanuit het binnenste van de aarde omhoog komt.

Vulkanisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 soorten vulkanen;

A
  • actieve vulkaan, waneer een vulkaan af en toe een meetbare activiteit vertoont.
  • slapende vulkaan, al lange tijd geen activiteit meer heeft vertoond.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

2 soorten erupties;

A
  • explosieve, krachtige en snelle uitbarsting waarbij naast taai en stroperig lava ook pyroklstisch materiaal wordt uitgestoten.
  • effusieve, rustige en gelijkmatige uitbarsting waarbij vloeibaar lava uit de vulkaan stroomt.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

pyroklastica;

A

verzamelnaam voor de verschillende soorten vulkanische as gemend met heet gas dat uit een vulkaan komt bij een eruptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

magma met een lage viscositeit is… en leid vaak tot …. erupties. magma met een hoge viscositeit is…en leid vaak tot… erupties

A
  • vloeibaar, effusieve
  • stroperiger, explosieve
17
Q

verschillende type vulkanen te onderscheiden;

A
  • schildvulkaan, grootste op aarde, effusieve eruptie, divergente plaatgrenzen
  • stratovulkaan, convergente plaatgrenzen, explosieve erupties, vormen zich vaak tot caldera’s
  • calderavulkaan, bovenkant een grote krater,2 manieren ontstaan;
    . deel van de vulkaan in de magmakamer instort, nadat die is leeggestroomt
    . explosieve eruptie waarbij de top van de vulkaan word geschoten.
18
Q

hotspot;

A

een vulkaan die niet aan de randen van platen voorkomen, ze worden gevormd door constant opstijgend magma. komt vaker voor bij oceanische korst, want dunner.

19
Q

aardbevind;

A

trillende beweging in de aardkorst.
- meeste komen voor bij subductiezones of convergente plaatgrenzen. hypocentrum (ook wel aardbevingshaard) ; de plek in de aardmantel waar de aarbevind ontstaat. epicentrum; plek op het aardoppervlak direct boven het hypocentrum waar je hem het best voelt.

wanneer het epicentrum zich onder water bevind kan er een tsunami ontstaan. en tsunami word aan de kust pas echt hoog. omdat de zeebodem bij kust oploopt. waardoor de basis van de golf wordt afgeremd, samen wordt gedrukt en de golfhoogte toeneemt.

20
Q

de kracht van een aardbeving word gemeten met de;

vroeger werd … gebruikt

maar niet meer omdat…

A

momentmagnitudeschaal. word gemeten met de kracht van de aardbevingen op basis van de totale energie die vrijkomt.

schaal van Richter.

de momentmagnitude nauwkeuriger is, vooral voor grote aardbevingen

21
Q

3 belangrijkste exogene processen zijn;

A
  • verwering, uiteenvallen van gesteente door de inwerking van water, tempratuur, wortels en zuren
  • erosie, process van slijtage van een opp waarbij stukken opp en materiaal worden verwijderd of vervoerd.
  • sedimentatie, afzetting van materiaal door de rivieren, zeeën, ijs of wind. Sediment dat word afgezet door middel van ijs heet morene . Afzetting van sediment voor de monding van een rivier noemen we een delta.
22
Q

2 soorten verwering, leg ze uit;
(1e)

A
  • fysische verwering (mechanische verwering);

. tempratuurverschillen, overdag warm en de steen gaat uitzetten, ‘s nachts koelt het af en krimpt de steen. Binnen in de steen is de uitzetting minder dan aan de rand. Dit zorgt voor veel lspanning in de steen en hij brokkelt af

. vorstverwering; na een regenbij sijpelt het water de steen in, het gaat in de lege stukken zitten, komt de temp onder 0 gaat het bevriezen, ijs neemt meer ruimte in dan water en er komen spleten en brokkkeld af.

. biologische verwering; als planten en bomen groeien zullen de wortels dat ook doen; worden steeds dikker.

23
Q

2 soorten verwering, leg ze uit;
(2e)

A

chemische verwering; de samenstelling van het gesteente veranderd, denk bijv. aan kleur.

. door sommige industrien, gassen uit mest of moerassen komen er zure stoffen in de lucht. Deze zuren mengen met regenwater; zure regen en tast het gesteente aan. Kalksteen lost makkelijk op door zure regen

gevolg; een chemische verwering die karst word genoemd. hierbij horen grote grotten, stalagmieten en stalactieten.

24
Q

een massagbeweging;

A

het verplaatsen van los gesteente uit zichzelf, dus zonder hulp van water, wind of ijs.

25
als een massabeweging plotseling gebeurd heet dat een;
aardverschuiving, kunnen verschillende oorzaken hebben bijv. door relief of neerslag of menselijk dus ontbossing en het aanleggen van wegen.
26
tegen de bergwand aan kunnen hellingen van puin ontstaan;
puinhellingen
27
puinwaaier;
ophoping van zand, klei en grind op plaatsen waar de stroomsnelheid van een rivier afneemt en in een waaiervorm het sediment neerlegt
28
de gesteente van beregen worden onder invloed van met name hydrologische kringloop (waterkringloop) afgebroken;
water verdampt vanuit de zee en de oceanen onder invloed van de zon. Deze verdamping stijgt op en vormt wolken. Uit deze wolken komt water door middel van regen weer terug in rivieren, zeeën en oceanen.
29
gesteentekringloop;
zorgt ervoor dat materiaal van de aardkorst steeds opnieuw wordt afgebroken en vervolgens weer meespeelt bij de vorming van nieuw gesteente.
30
3 hoofdgesteente;
- sedimentgesteente; onder grote druk van de aardkorst gestaan en is zo samengeperst tot gesteente. vb. kalksteen en zandsteen - stollingsgesteente; onstaat door het afkoellen en stollen van vloeibaar magma vb. basalt en graniet. - metamorf gesteente; sediment of stollingsgesteente diep wegzakt in de aardkorst en door landurige hoge druk en/of warmte wordt gevormd tot metamorf gesteente vb. leisteen marmer
31
geofactoren bepalen hoe ons landschap er uit ziet;
- gesteente - relief - klimaat - lucht - bodem - water - plant - dieren - mens
32
de combinatie van klimaatzones en begroeiing vormen;
de natuurlijke landschapzones
33
6 verschillende landschapzones;
- polaire zone (toendra), altijd bevroren, groeien geen bomen - Boreale zone (naalwoud), overgang polaire zone en gematigde zone, veel naaldbomen weinig neerslag (soms boven 10 graden) - Gematigde zone (zomergroen en loofwoud, grassteppe), vochtig klimaat temp verschil tussen zomer en winter niet groot, gunstig voor landbouw - Suptropische zone (mediterraan), warmer dan gematigd maar kouder dan tropen. neerslag en droog - aride zone (woestijn en woestijn-steppe), weinig neerslag, bijna geen bomen, veel zout en kalkconsentraten in de bodem. kleinschalige akkerbouw mogelijk. bijna geen bomen - Tropische zone ( tropisch regenwoud en savanne), gem. temp. nooit nooit onder 18 graden. grote diversiteit. meeste plekken ongeschrikt voor landbouw, alleen zwerflandbouw, maar dan moet je steeds verhuizen naar een nieuw gebied
34
klimaatverandering leidt tot;
verschuiving van vegetatiezones en landdegradatie
35
landdegradatie; en kan worden tegengegaan;
veranderingen in het landschap waardoor de grond minder bruikbaar is vor landbouw duurzaam landgebruik
36
3 vormen van landdegradatie;
- bodemerosie, wegspoelen of waaien van bovenste, vruchtbare deel van de bodem. ook kan er versnelde bodemerosie zijn - verwoestijning, uitbreiding van woestijngebied naar andere gebieden, kan door overbeweiding of klimaatverandering. kan worden tegengegaan door aanplant van bomen, minder begrazing door vee, plaatsen van windschermen en gebruik van droogresistente gewassen. - verzilting, teonemen van het zoutgehalte in de bodem. verdamping van het irrigratiewater blijft een klein beetje zout achter op het akker. er ontstaat een zoutkorst waardoor landbouw en platengroei onmogelijk word. het kan worden tegengegaan met drainage (irrigratie water snel afvoeren met buizen in de grond) of druppelirrigratie (minimale hoeveelheid water via buizen naar elke plant brengen)
37
oorzaken van landdegradatie;
- ontbossing; verdwijnen van bos, komt voornamelijk doordat mensen bossen kappen. - overbeweiding; te veel vee op een gebied, word vegetatie aangetast en jonge begroeiing geen kans krijgt om te groeien.