Aardrijkskunde hoofdstuk 1 Flashcards

(48 cards)

1
Q

bevolkingskrimp

A

daling aantal inwoners gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

groene hart

A

groen en grotendeels nog open, landelijk gebied dat tussen de 4 grote steden in ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

grootstedelijke functies

A

activiteiten (in bedrijvigheid, openbaar bestuur, kennis, cultuur en recreatie,) waarvan de bevolking in de wijde omtrek van steden gebruikmaakt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

mainports

A

intercontinentale transportknooppunten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

metropool

A

stedelijk gebied dat niet alleen de kernstad, maar ook de voorsteden en het ommeland omvat.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

metropoolvorming

A

proces van globalisering in de stedelijke samenleving, waarbij grootstedelijke functies zich concentreren in 1 metropool

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

noordvleugel

A

deel van randstad, bestaand uit kernsteden Amsterdam en Utrecht, dat zich uitstrekt over drie provincies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Randstad

A

stedelijk gebied gevormd door Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht, met hun omgeving, dat in een ring rond een grotendeels landelijk gebied ligt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

reikwijdte

A

afstand die klanten willen afleggen voor een voorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

stedelijk netwerk

A

steden die door middel van infrastructuur en onderlinge relaties sterk met elkaar verbonden zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

verzorgingsgebied

A

gebied rond een voorziening waarin de meeste mensen gebruik maken van die voorziening

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

concentratiebeleid

A

beleid in de ruimtelijke ordening gericht op het concentreren van bebouwing in steden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

groeikernen

A

plaatsen op enige afstand van grote steden, die vanaf 1975 sterk groeiden door suburbanisatie als gevolg van overheidsbeleid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

omgevingswet

A

1 wet met alle regels over de fysieke omgeving en de maatschappelijke participatie in de besluitvorming

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ruimtelijk beleid

A

de plannen van de overheid voor het gewenste huidige en toekomstige gebruik van de ruimte in Nederland

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

ruimtelijke ordening

A

alle regels die er bestaan over de inrichting van de ruimte

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

sectoraal beleid

A

beleid voor 1 onderwerp of sector van de samenleving wordt vastgesteld, zoals voor landbouw of woningbouw

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

spreidingsbeleid

A

beleid in ruimtelijke ordening waarin de bebouwing gespreid word over woonkernen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

structuurvisie

A

beleidsdocumenten waarin langetermijnplanning staat voor de ruimtelijke ordening van een gebied, zoals randstad 2024

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Vinex-locatie

A

plaats aangewezen door de overheid vanaf 1993 om suburbanisatie door middel van nieuwbouw op te vangen, aan de rand van een bestaande stad

21
Q

19e-eeuwse arbeiderswijk

A

woonwijk gebouwd tussen 1870 1920

22
Q

creatieve stad

A

een stad met veel werkgelegenheid in creatieve beroepen

23
Q

duale arbeiderswijk

A

de grote kloof tussen banen voor theoretisch en praktisch opgeleiden

24
Q

duurzame stad

A

een stad waarin toekomstige generaties er goed kunnen blijven leven

25
kenniseconomie
een economie waarin de productiefactoren arbeid en kapitaal sterk gericht zijn op de ontwikkeling en toepassing van nieuwe technologie
26
naoorlogse (flat)wijk
wijk gebouwd tussen 1950 en 1970, waar hoogbouw wordt afgewisseld met laagbouw
27
publiek-private samenwerking (pps)
samenwerking tussen bedrijfsleven en overheid bij grote bouwprojecten
28
ruimtelijke segregatie
gescheiden wonen van bevolkingsgroepen in aparte woonwijken
29
sciencepark
bedrijventerrein in de buurt van een universiteit met uitstekende digitale infrastructuur
30
smart city
stad met max gebruikmaakt van digitale technologie: computers en internet
31
zakelijke dienstverlening
de bedrijven in de tertiaire sector die allerlei diensten aan het bedrijfsleven en de overheid bieden
32
buurt- of wijkvoorzieningen
ontmoetingsmogelijkheden voor de bewoners van een buurt of wijk
33
gentrification
proces waarbij in een oudere wijk steeds meer woningen opgeknapt worden, waardoor er mensen met een hoger inkomen komen wonen: hierdoor stijgen de huizenprijzen en het voorzieningsniveau in de wijk
34
herstructurering
slopen van slechtere huurwoningen in combinatie met nieuwbouw van duurdere woningen
35
objectieve sociale (on)veiligheid
de (on)veiligheid afgemeten aan het aantal criminele feiten dat door de de politie is geteld
36
onderhoud
mate waarin de openbare ruimte tijdig wordt opgeruimd en hersteld
37
openbare ruimte
ruimte die er voor iedereen is, maar die soms van niemand lijkt te zijn
38
overzichtelijkheid
een goede inrichting en indeling van de openbare ruimte
39
sociale cohesie
de bereidheid van burgers om een actieve rol te spelen in een buurt, elkaar te informeren en te helpen
40
sociale (on)veiligheid
de bedreiging van de veiligheid die van binnen de samenleving komt, zoals misdrijven en overtredingen tussen burgers onderling
41
stadsvernieuwing
het verbeteren van de kwaliteit van de woningen door de overheid (circa 1980-1990)
42
subjectieve sociale (on)veiligheid
het gevoel dat mensen in een buurt hebben over de (on)veiligheid
43
toegankelijkheid
ook kwetsbare mensen kunnen gebruikmaken van de openbare ruimte
44
toezicht
aanwezigheid van een aanspreekpersoon in de openbare ruimte
45
woonomgeving
de directe omgeving van woningen: stoep, straat, plantsoen, maar ook voorgevel, balkon en voortuin
46
bewonerskenmerken
1. grootte huishoudens 2. etniciteit 3. inkomen 4. gezinsfase 5. leeftijd
47
buurtprofiel
de belangrijkste kenmerken van bewoners, woningen en woonomgeving van een bepaalde buurt samengevat
48
woningskenmerken
1. ouderdom van woning 2. eigendom 3. woningtype 4. staat van onderhoud