AFP 15 Sensoren begrippen Flashcards
(42 cards)
1
Q
sensoren
A
gevoelsorgaantjes
2
Q
dermatoloog
A
huidspecialist
3
Q
cutis
derma-
A
huid
4
Q
epidermis
A
opperhuid
5
Q
dermis
A
lederhuid
met daarin de verschillende sensoren voor gevoel
6
Q
subcutis
A
onderhuid
7
Q
transdermaal
A
door de huid
8
Q
nervus olfactorius
A
reukzenuw
9
Q
bulbus olfactorius
A
reukkolf
10
Q
cavum nasi
A
neusholte, bekleed met het neusslijmvlies en bovenin het reukepitheel met de reuksensoren
11
Q
lingua
glossa
A
tong
12
Q
sublinguaal
A
onder de tong
13
Q
os hyoideum
A
tongbeen
14
Q
papillae
A
(smaak)papillen met smaak-sensoren
15
Q
dens
dentes
A
tanden
16
Q
mandibula
A
onderkaak
17
Q
glossitis
A
ontsteking van de tong
18
Q
glottisoedeem
A
zwelling van de tong gepaard gaand met heftige benauwdheid
19
Q
bulbus oculi
A
oogbol
20
Q
cornea
A
hoornvlies
21
Q
camera anterior bulbi
A
voorste oogkamer
22
Q
pupil
A
gat in de iris
23
Q
iris
A
regenboogvlies
24
Q
lens
A
lens
25
corpus vitreum
glasachtig lichaam
26
retina
netvlies
27
staafjes en kegeltjes
de sensoren op het netvlies voor de waarneming van licht
28
N. opticus
N. II
oogzenuw
29
membrana tympani
trommelvlies
30
malleus
hamer (oor)
31
incus
aanbeeld (oor)
32
stapes
stijgbeugel (oor)
33
foramen ovale
ovale venster
34
os petrosa
rotsbeen
35
cochlea
slakkenhuis, met daarin de sensoren die het geluid opvangen
36
N. acusticus
N. cochlearis
gehoorszenuw
37
N. vestibulocochlearis
N. VIII
gehoor- en evenwichtszenuw
38
tubi Eustachii
buis van Eustachius
39
otitis media acuta
acute middenoor-ontsteking
40
intraveneus
in een ader
41
rectaal
in de einddarm
42
oraal
in de mond
