Ak Begrippen Flashcards

(41 cards)

1
Q

Absolute afstand

A

De afstand die je meet langs een rechte lijn (hemelsbreed).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Absolute ligging

A

De coördinaten van een plaats (N.B/Z.B en W.L/O.).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Bevolkingsdichtheid

A

Het gemiddelde aantal inwoners per vierkante kilometer (inw/km2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Bevolkinsspreiding

A

De verdeling van mensen over een land of gebied

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Breedtecirkel

A

Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Ander woord: parallel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Breedteligging

A

De afstand van een plaats tot de evenaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Evenaar

A

De lijn die de aardbol in twee helften verdeelt: het noordelijk halfrond en het zuidelijk halfrond.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Gebied

A

Een klein of groot stuk van het aardoppervlak. Ander woord: regio.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoge breedte

A

De ligging van een plaats ver van de evenaar (meer dan 60 graden).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hooggebergte

A

Gebied met bergen die hoger zijn dan 1.500 m.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoogteligging

A

De ligging van een gebied in meters onder of boven zeeniveau.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hoogvlakte

A

Vlak of zachtgolvend gebied dat meer dan 500 m hoog ligt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Inzoomen

A

De aarde dichterbij halen; het verkleinen van een gebied (van een groot gebied naar een kleiner gebied)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Kaart

A

Een verkleinde tekening van een gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kaartlezen

A

Begrijpen wat op een kaart staat. Daarvoor heb je vier dingen nodig: de titel, legenda, de noordpijl en de schaal.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Lage breedte

A

De ligging van een plaats dicht bij de evenaar (minder dan 30 graden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Legenda

A

Uitleg van de betekenis van de kleuren en de symbolen op een kaart.

18
Q

Lengteligging

A

De afstand van een plaats tot de nulmeridiaan.

19
Q

Meridiaan

A

Cirkel die plaatsen van gelijke lengteligging verbindt.

20
Q

Noordelijk halfrond

A

De bovenste helft van de aardbol.

21
Q

Noorderbreedte

A

Breedteligging op het noordelijk halfrond. Noorderbreedte wordt afgekort als N.B.

22
Q

Noordpool

A

De noordelijkste plek op de aarde.

23
Q

Nulmeridiaan

A

De lengtecirkel die over Greenwich (bij Londen) loopt.

24
Q

Oosterlengte

A

Afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten oosten ervan. Oosterlengte wordt afgekort als O.L.

25
Overzichtskaart
Kaart met overzicht van de topografie in een bepaald gebied: steden, rivieren, zeeën, bergen, wegen en spoorlijnen. Zie ook topografie.
26
Parallel
Cirkel die plaatsen van gelijke breedteligging verbindt. Ander woord: breedtecirkel.
27
Plattegrond
Een kaart van een wijk, een dorp of een stad met alle straten en huizenblokken erop.
28
Prairie
Een grasvlakte met lange grassen (in Noord-Amerika)
29
Regio
Een klein of groot stuk van het aardoppervlak. Ander woord: gebied.
30
Relatieve afstand
De afstand die je meet in reistijd, kosten en moeite.
31
Schaal
Geeft aan hoeveel een gebied op een kaart is verkleind.
32
Schaalniveau
De schaal waarop je naar de wereld kijkt: lokaal, regionaal, nationaal, continentaal en mondiaal.
33
Suburb
Ruim opgezette buitenwijk (of voorstad) met veel vrijstaande huizen en tuinen, afgewisseld met parken.
34
Thematische kaart
Kaart die over één onderwerp gaat. Bijvoorbeeld het klimaat of de bevolkingsdichtheid.
35
Topografie
Beschrijving van plaatsen of gebieden (steden, rivieren, zeeën, bergen, enzovoort).
36
Uitzoomen
Steeds verder weg van de aarde. Het vergroten van een gebied (van een klein gebied naar een groter gebied).
37
Voorstad
Ruim opgezette buitenwijk met veel vrijstaande huizen en tuinen, afgewisseld met parken. Ander woord: suburb
38
Westerlengte
Afstand tot de nulmeridiaan van een plaats ten westen ervan. Westerlengte wordt afgekort als W.L.
39
Zuidelijk halfrond
De onderste helft van de aardbol.
40
Zuiderbreedte
Breedteligging op het zuidelijk halfrond. Zuiderbreedte wordt afgekort als Z.B.
41
Zuidpool
De zuidelijkste plek op aarde.