Ak havo3 H3 Chili Flashcards

(41 cards)

1
Q

aanlandige wind

A

wind vanaf zee. Heet ook zeewind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Aardbeving

A

Schokkende of trillende beweging van een gedeelte van de aardkorst door de werking van endogene krachten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

aardmantel

A

Deel in het binnenste van de aardbol tussen de aardkorst n de binnenkern.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

archipel

A

eilandengroep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

basalt

A

Stollingsgesteente dat ontstaat door de snelle afkoeling van lava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

continentale plaat

A

plaat die bestaat uit een groot landoppervlak

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

convectiestroom

A

Stroming van het gesmolten gesteente onder de aardkorst binnen in de aarde

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

convergentie

A

het naar elkaar toe drijven van platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

divergentie

A

het uit elkaar drijven van platen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

effusieve uitbarsting

A

Rustige vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

El Nino

A

het verschijnsel dat het zeewater in het midden en het oosten van de grote oceaan extra sterk opwarmt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

epicentrum

A

het punt waar de aardbeving aan de oppervlakte komt, direct boven het hypocentrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

explosieve uitbarsting

A

heftige vulkaanuitbarsting

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

graniet

A

stollingsgesteente dat ontstaat door de langzame afkoeling van lava

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

hogedrukgebied

A

gebied met een teveel aan lucht, waar lucht wegstroomt over het aardoppervlak en word aangevuld met dalende lucht van boven; blauwe luchten en zon. Heet ook maximum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

hooggebergteklimaat

A

Koud en nat klimaat. De tempratuur in de zomer is gemiddeld lager dan 10 graden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

hotspot

A

de plaats aan het aardoppervlak waar een mantelpluim door de aardkorst is gebroken

18
Q

klimaat

A

het gemiddelde weer in een bepaald gebied over dertig of veertig jaar

19
Q

kraterpijp

A

verbinding tussen de magmakamer van de vulkaan en de krater

20
Q

lava

A

magma dat door de aardkorst naar buiten is gestroomd

21
Q

magma

A

Heet vloeibaar gesteente binnen in de aarde

22
Q

mantelpluim

A

opstijgende magma vanaf een vaste plek in de aardmantel

23
Q

mediterraan klimaat

A

Klimaat met hete, droge zomers en vochtige, koude winters. Heet ook Middellandse zeeklimaat

24
Q

oceanische plaat

A

Plaat die bestaat uit een groot zeeoppervlak (oceaan)

25
plaat
stuk van de aardkorst. Heet ook schol
26
plooiingsgebergte
gebergte dat is ontstaan door plooiing van stukken van de aardkorst
27
pyroclastische stroom
Hete gassen vermengt met stenen en as die bij een vulkaanuitbarsting de helling afrazen. Heet ook gloedwolk
28
regenschaduw
de lijzijde van een berg, waar de dalende en warme lucht weinig of geen neerslag brengt.
29
schaal van Richter
Schaal waarmee de kracht van een aardbeving word aangegeven
30
schildvulkaan
lage, brede vulkaan met flauwe hellingen
31
seismisch gat
Een gebied waar al lang geen zware aardbeving is voorgekomen vergeleken met de omringende gebieden.
32
seismoloog
Wetenschapper die zich bezighoud met het bestuderen van aardbevingen
33
stollingsgesteente
Gesteente dat is ontstaan door de afkoeling van lava of magma
34
stratovulkaan
Vulkaan met steile hellingen die is opgebouwd uit lagen lava en pyroclastisch materiaal
35
stuwingsregen
Neerslag die ontstaat door stijgende lucht tegen een gebergte
36
subductie
Het wegduiken van een oceanische plaat onder een continentale plaat
37
subtropisch maximum
Hogedrukgebied (maximum) rond de 30 breedte
38
trog
Diepe kloof onder in de zee, ontstaat door subductie van een oceanische plaat
39
waterdamp
verdampt water (gasvormig) in de lucht
40
zeeklimaat
Klimaat met matigende invloed van de zee op de tempratuur (zomer koeler, winter zachter) en het hele jaar door neerslag
41
zeestroom
Stroming van zeewater die ontstaat doordat de wing langdurig uit een richting waait