Ak hfst 1. Flashcards
(75 cards)
benedenloop
laagste deel van een rivier, net voordat zij in de zee stroomt
binnendijks
het gebied dat door winterdijken tegen de rivier wordt beschermd
bovenloop
het begin van een rivier, het bovenste deel dat meestal in de bergen stroomt
debiet
de totale hoeveelheid water die een rivier afvoert op een bepaalde plek per tijdseenheid
buitendijks
het gebied tussen de twee winterdijken waar de rivier stroomt
doodtij
de situatie waarin het verschil tussen vloed en eb minimaal is
dwarsprofiel
bestaat uit winterdijken, uiterwaarden en zomerdijken
infiltratie
het wegzakken van water in de bodem
lengteprofiel
de doorsnede van een rivier vanaf de de bron tot de monding bestaande uit boven-, midden- en benedenloop
neerslagregiem
de verdeling van de hoeveelheid neerslag over een bepaalde periode, bijvoorbeeld een jaar
middenloop
middelste deel van de rivier, tussen boven- en benedenloop
piekafvoer
de maximale afvoer tijdens een hoogwaterperiode
regiem
de schommelingen in de waterafvoer van een rivier gedurende een jaar
springtij
de situatie van hoge vloed en lage eb
stroomgebied
gebied waarbinnen al het regen- en smeltwater via een hoofdrivier naar zee stroomt
stroomstelsel
een rivier met al haar zijrivieren
uiterwaard
gebied tussen rivier en de winterdijk dat overstroomt wanneer de rivier buiten haar oevers treedt
verhang
de gemiddelde verval per kilometer (m/km)
verstening
door toegenomen verstedelijking neemt de oppervlakte van straten en wegen toe, waardoor regenwater sneller afspoelt
vertragingstijd
de hoeveelheid tijd due water nodig heeft ok na een regenbui in de rivier te komen
verval
het hoogteverschil tussen twee punten langs een rivier (m)
winterbed
de grens tussen de beide winterdijken dat bestaat uit zomerbed en uiterwaard
winterbed
het gebied tussen de beide winterdijken dat bestaat uit zomerbed en uiterwaard
zomerbed
de bedding waar de rivier ‘s zomer doorheen stroomt