AK paragraaf 1,2,3 Flashcards
(26 cards)
Een laag van lucht om de aarde heen. Hier ontstaat en vindt het weer plaats.
Dampkring
De toestand van de atmosfeer (dampkring) op een bepaald moment in een bepaald gebied
Weer
Een maat voor de kou of de warmte op een bepaald moment, in Europa aangegeven in de Schaal van Celsius
Temperatuur
Water dat in vaste of vloeibare vorm op de aarde neerslaat (zoals regen, sneeuw en hagel)
Neerslag
Het bewegen van lucht in de atmosfeer door verschillen in luchtdruk
Wind
Het gemiddelde weer op een langere periode (30 tot 40 jaar) in een bepaald gebied
Klimaat
Bepalen in een samenspel het weerbeeld
Weerselementen
Een maat voor de windkracht, aangegeven in ***, die loopt van 0 (windstil) tot en met 12 (orkaankracht)
Schaal van Beaufort (Bft)
Instrument om de temperatuur te meten
Thermometer
Instrument om *** te meten in millimeters (mm)
Regenmeter
Een tropisch storm met extreme windsnelheden
Orkaan
Ultraviolette straling, een onderdeel van zonlicht
Uv-straling
Maatstaaf voor de hoeveelheid uv-straling het aardoppervlak bereikt
Uv-index
De ** is de kracht die het gewicht van de lucht in de atmosfeer op een oppervlak uitoefent
Luchtdruk
Tropisch klimaat
A-klimaat
Droog klimaat
B-klimaat
Gematigd zeeklimaat
C-klimaat
Landklimaat
D-klimaat
Koud klimaat
E-klimaat
Een diagram die per maand de gemiddelde temperatuur en hoeveelheid neerslag weergeeft
Klimaatdiagram
Verschillende factoren die een grote invloed hebben op de temperatuur in een gebied
Temperatuursfactoren
Ligging van een plek ten opzichte van zeeniveau, aangegeven in meters
Hoogteligging
De afstand van een plaats tot de evenaar, weergegeven in breedtegraden
Breedteligging
Een verre ligging van de evenaar in breedte graden
Hoge breedte