Ak Trede 19 Flashcards

1
Q

Autonomie

A

vrijheid van entiteit ook wel zelfregeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Etniciteit

A

Kenmerken die bevolkingsgroepen verbind zoals taal en cultuur.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Identiteit

A

Wie men is, het word bevestigd door bijv. je paspoort

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Terrorisme

A

Het plegen of dreigen met geweld om mensen bang te maken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Staat

A

Een staat is een land met zijn eigen onafhankelijke bestuur die heersen over het volk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Exclusiviteit

A

Als er sprake is van exclusiviteit in een land dan is er maar één groep de baas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Regionalisme

A

Regionalisme is dat je je richt op een kleiner gebied bijv. als Drenthe geen geld meer heeft richt Nederland zich op Drenthe

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Territorium

A

Een territorium is een gebied waar vaak soortgenoten wonen, vaak heeft één iemand de macht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Lokalisme

A

Lokalisme lijkt op nationalisme (richten op een klein gebied) maar dan op een stad bijv. Rotterdam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Natie

A

Een groep mensen met een gedeelde taal en cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Soevereiniteit

A

Soeverein is dat een staat in zijn eigen grondgebied het hoogste gezag heeft, en ze zijn onafhankelijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Minderheden

A

Het deel wat minder dan de helft van het totaal vormt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fysische dimensie

A

Deel van geografie die zich bezig houd met de bestudering van processen die het landschap heeft gevormd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Federale staat

A

Een staat die bestaat uit verschillende deelstaten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Natiestaat

A

Een staat met één dominante natie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Assimilatie

A

Zodanige aanpassing van individuen of groepen aan een dominante cultuur dat de oorspronkelijke culturele identiteit op de achtergrond raakt.

17
Q

Russificatie

A

Doorvoeren van maatregelen om de Russische taal

18
Q

Ongelijkheid

A

het door de staat voortrekken van de een en achterstellen van de ander

19
Q

Taalstrijd

A

Politieke strijd over talen

20
Q

Schaalniveaus (lokaal, provinciaal, nationaal, continentaal en mondiaal)

A

Lokaal: betrekking op een klein gebied (een stad of gemeente)
Provinciaal: betrekking op een streek of provincie
Nationaal: betrekking op een land
Continentaal: betrekking op een continent
Mondiaal: betrekking op de hele wereld

21
Q

Demografische dimensie

A

Wat is het sterftecijfer? Wat is de levensverwachting?

22
Q

Gewesten

A

Gedeelte van een land

23
Q

Cultuur

A

Gewoontes van een staat

24
Q

Dictatuur

A

Één persoon heeft de absolute macht

25
Democratie
Staatsvorm waarin het volk stemt
26
Referendum
Het volk stemt over één onderwerp
27
Nationalisme
Een politieke overtuiging waarbij mensen heel trots zijn op hun land
28
Tolerantie
Bereidheid om andere mensen afwijkend te laten denken, reageren en handelen
29
Supermacht
Een staat die zoveel macht heeft dat ze de wereld politiek afhankelijk maken van hun
30
Sociaal-culturele dimensie
Economische dimensies Demografische dimensies Sociaal culturele dimensies Politieke dimensies