Algemeen Flashcards

(46 cards)

1
Q

Ht

A

verhoogd: uitdroging
verlaagd: door vulling, anemie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Trombocytose (5)

A

= verhoogd aantal trombocyten

infectie
ontsteking
splenectomie
ijzergebrek
myeloproliferatieve zieken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Trombocytopenie (3)

A

verlaagd aantal trombo’s

  • verminderde aanmaak, beenmerginsufficiëntie (tumor,medicatie)
  • verhoogd gebruik/afbraak (intravasale stolling, antistofvorming, ideopatisch)
  • verhoogd verlies: bloedverlies, splenomegalie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

PT

A

extrinsieke stollingscascade

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

PT en APTT verlengd (3)

A
  • deficiëntie factor 2, 5, 10 of fibrinogeen.
  • aanmaakstoornis lever
  • verbruik stollingsstoornissen omhoog/ afname van stollingsstoornissen door hevige bloeding, ernstige vitamine K deficiëntie of DIS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

PT verlengd en APTT normaal (3)

A
  • deficiëntie factor 8
  • milde vitamine K deficiëntie
  • gebruik coumarinederivaten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

D-dimeer (6)

A

afbraakproduct van fibrinolyse

Verhoogd:

  • zwangerschap
  • ontsteking
  • infectie
  • trauma
  • LE
  • VT
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Leukocytose (5)

A

verhoogd aantal leuko’s

  • infectie
  • ontsteking
  • leukemie
  • medicatie (prednisolon)
  • auto-immuunziekten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Leukocytpenie (3)

A

verlaagd aantal leuko’s

  • infectie (sepsis, hiv)
  • medicamenteus/iatrogeen (chemo/radiotherapie)
  • beenmerginsufficiëntie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

CRP (5)

A

Acute fase eiwit

  • reumatische aandoening
  • maligniteit
  • trombose
    trauma
    -ontstekingsproces
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hyponatriëmie (8)

A

Klinisch overvuld/waterretentie:

  • SIADH
  • nierinsufficiëntie
  • Decompensatio cordis
  • levercirrose

Verhoogd verlies van zout (klinisch ondervuld):

    • Bloedverlies
    • Gastro-intestinaal, bijv. diarree
    • Renaal, bijv. diuretica

Polydipsie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Hypernatriëmie (7)

A

Verhoogd verlies van water:

    • Osmotische diarree
    • Osmotische diurese
    • Diabetes insipidus (centraal/nefrogeen)
    • Zweten
    • Hypercalciëmie
    • Lithiumintoxicatie
  • Verhoogde zoutbelasting (zelden)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hyperkaliëmie (6)

A

Redistributie naar extracellulair:

    • Metabole of respiratoire acidose
    • Celafbraak
Gestoorde renale excretie:
-- Tekort aan mineralocorticoïden
-- Nierinsufficiëntie
-- Medicamenteus, bijv. ACE-remmers,
NSAID’s, K+-sparende diuretica

Pseudohyperkaliëmie (bijv. bij gestuwde
afname)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hypokaliëmie (8)

A

Redistributie naar intracellulair:

    • Metabole of respiratoire alkalose
    • Insulinegebruik

Renaal verlies:

    • Excessief mineralocorticoïden
    • Gebruik van diuretica
    • Hypomagnesiëmie
    • Chronisch metabole acidose

Extrarenaal verlies, bijv. gastro-intestinaal,
zweten

Malnutritie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hyperchloremie (6)

A
aa Dehydratie
aa Metabole acidose
aa Overmatig Na+-verlies, bijv. diarree
aa Respiratoire alkalose
aa Hypoaldosteronisme
aa Iatrogeen (t.g.v. toediening van ruime
hoeveelheden NaCl 0,9%)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hypochloremie (4)

A
Verhoogd verlies:
-- Gastro-intestinaal, bijv. braken
-- Renaal
-- Ascites
aa Metabole alkalose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Verhoogd ureum (4)

A
aa Prerenale, renale of postrenale nierfunctiestoornis
aa Bloeding maag-darmkanaal
aa Verhoogde afbraak van eiwitten, bijv.
weefselschade
aa Zeer eiwitrijke voeding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Verlaagd ureum (3)

A

aa Hemodilutie
aa Zwangerschap
aa Malabsorptie/malnutritie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hypercalciëmie (4)

A

aa Primaire/tertiaire hyperparathyreoïdie
aa Tumorgeïnduceerd, bijv. botmetastasen,
PTH-like peptide
aa Intoxicatie vit. D (ook sarcoïdose)
aa Pseudohypercalciëmie

20
Q

Hypocalciëmie (6)

A

aa Primaire hypoparathyreoïdie
aa PTH-resistentie/pseudohypoparathyreoïdie
aa Deficiëntie vit. D
aa Chronische nierinsufficiëntie
aa Medicamenteus, bijv. corticosteroïden,
diuretica, anti-epileptica
aa Alkalose

21
Q

Hyperfosfatemie (4)

A

aa Primaire hypoparathyreoïdie
aa Intoxicatie vit. D
aa Botziekten, bijv. fractuur, metastasen
aa Nierinsufficiëntie

22
Q

Hypofosfatemie (3)

A

aa Primaire/tertiaire hyperparathyreoïdie
aa Deficiëntie vit. D
aa Malnutritie

23
Q

Hypermagnesiëmie (3)

A

aa Nierinsufficiëntie
aa Rhabdomyolyse
aa Medicamenteus, bijv. laxantia en antacida
die magnesium bevatten

24
Q

Hypomagnesiëmie (4)

A
aa Verhoogd verlies:
-- Renaal, bijv. diuretica
-- Gastro-intestinaal, bijv. diarree
-- Via hemodialyse
aa Malnutritie/malabsorptie
25
Hyperbilirubinemie (3)
``` aa Prehepatisch (m.n. ongeconjugeerd): excessieve vorming van bilirubine aa Hepatisch (m.n. ongeconjugeerd): leveraandoeningen en conjugatiestoornissen aa Posthepatisch (m.n. geconjugeerd): galwegobstructie ```
26
Bilirubine (4)
``` aa Afbraakproduct van hemoglobine aa Vooral gevormd in de milt aa Geconjugeerd in de lever aa Uitgescheiden met de gal ``` aa Geconjugeerd <5 μmol/l aa Totaal <17 μmol/l
27
Alkalische fosfatase (3)
Enzym dat voornamelijk wordt gevonden in leverparenchym, galwegepitheel en osteoblasten
28
AF verhoogd (9)
Galwegobstructie: - - Cholelithiasis - - Cholangitis - - Levercelcarcinoom/levermetastasen - - Medicamenteus Leveraandoeningen: - - Hepatitis, bijv. alcoholisch - - Primair biliaire cirrose Botziekten: - - Hyperparathyreoïdie - - Botmetastasen - - Ziekte van Paget
29
ASAT (7) ♂ <35 U/l ♀ <31 U/l
Enzym dat vooral in gestreept spierweefsel, myocardweefsel en leverweefsel aanwezig is ``` Toegenomen celverval bij: -- Leveraandoeningen: xx Hepatitis, bijv. alcoholisch xx Levercelnecrose xx Levercirrose -- Galwegobstructie -- Spieraandoeningen -- Myocardinfarct -- Medicamenteus ```
30
ALAT (6) ♂ <45 U/l ♀ <35 U/l
Enzym dat vooral in hepatocyten voorkomt Leveraandoeningen: -- Acute hepatitis, bijv. viraal, toxisch -- Chronische hepatitis, bijv. auto-immuun, toxisch -- Niet-alcoholische steatohepatitis -- Levercirrose -- Levercelcarcinoom/levermetastasen Galwegobstructie
31
LD (5)
Verhoogd bij toegenomen celverval bij: - - Leveraandoeningen - - Myocardinfarct - - Spieraandoeningen - - Hemolyse - - Maligniteiten
32
Gamma-GT verhoogd (6)
Galwegobstructie: - - Cholelithiasis - - Cholangitis - - Levercelcarcinoom/levermetastasen - - Medicamenteus Leveraandoeningen: - - Alcoholabusus - - Hepatitis, bijv. alcoholisch
33
Gamma GT werking (2)
``` aa Enzym dat in vrijwel alle cellen aanwezig is aa In serum vrijwel altijd afkomstig van het hepatobiliaire systeem ```
34
Acute nierinsufficiëntie - definitie (2)
kreatininestijging van 26.5 umol/L in 48 uur of een stijging van anderhalf keer de uitgangswaarde in de laatste 7 dagen
35
Acute nierinsufficiëntie - oorzaken
een verminderd effectief circulerend volume (t.g.v. dehydratie/sepsis) i.c.m. gebruik van bepaalde medicatie
36
Acute nierinsufficiëntie - behandeling
Stop NSAID’s, ACE-remmers, angiotensine receptorblokkers (en bij een prerenale oorzaak ook diuretica). Verlaag bloedglucoseverlagende middelen. Vermijd nefrotoxische medicatie (o.a. bepaalde AB) en jodiumhoudend contrastmiddel. Pas z.n. de doseringen van de overige medicijnen aan (bijv. digoxine, sotalol en AB),
37
Fluid challenge
500 ml kristalloïden (meestal NaCl 0,9% of Ringerlactaat) wordt onder druk geïnfundeerd. Wanneer een patiënt een verminderde cardiale pompfunctie heeft, wordt een volume van 250 ml gehanteerd. De verandering van de bloeddruk en polsfrequentie op deze vochtbolus wordt geëvalueerd. Indien er een gunstig effect is (RR K, pols L, zonder toename van dyspneu) kan deze bolus zo nodig worden herhaald. Indien geen verbetering ondanks volumesuppletie (totaal 30 ml/kg): consult SIT.
38
4-5-6 regels | Hb < 4 (2)
aa Acuut bloedverlies bij gezonde personen (ASA 1) van <60 jaar, normovolemisch, bloedverlies op 1 locus aa Chronische asymptomatische anemie
39
4-5-6 regels | Hb < 5 (6)
aa Acuut bloedverlies bij gezonde personen (ASA 1) van >60 jaar, normovolemisch, bloedverlies op 1 locus aa Acuut bloedverlies bij gezonde personen <60 jaar, normovolemisch, bloedingen op meer loci (polytraumapatiënten) aa Patiënt <60 jaar, preoperatief, te verwachten bloedverlies >500 ml aa Koorts aa Postoperatieve fase na openhartchirurgie, ongecompliceerd aa ASA II en ASA III, niet gecompliceerd
40
4-5-6 regels | Hb < 6 (5)
aa ASA IV-patiënten aa Patiënt die niet in staat is het hartminuutvolume te verhogen ter compensatie van hemodilutie aa Septische en toxische patiënt aa Patiënt met ernstige longziekte aa Patiënt met symptomatische cerebrovasculaire ziekte
41
ASA I
Volledig gezonde patiënt Geen ziekte, geen beperking in het dagelijks leven
42
ASA II
Patiënt met milde systeemziekte Lichte aandoening die goed onder controle is zonder beperkingen in het dagelijks leven
43
ASA III
Patiënt met ernstige systeemziekte Een of meer matig tot ernstige aandoening(en) met medicatie en beperkingen in het dagelijks leven
44
ASA IV
``` Patiënt met ernstige systeemziekte die een constante bedreiging voor het leven veroorzaakt Aandoening die dermate ernstig is dat het kan leiden tot de dood ```
45
ASA V
Patiënt waarvan verwacht wordt dat deze de operatie niet overleeft Patiënt waarvan verwacht wordt dat deze overlijdt binnen 24u (al dan niet met een operatie)
46
ASA VI
Hersendood waarbij organen worden verwijderd voor orgaantransplantatie Patiënt is reeds overleden