All Words Flashcards
(181 cards)
1
Q
de zonsondergang
A
sunset
2
Q
de zonsopkomst
A
sunrise
3
Q
De zon kompt op
A
The sun comes up
4
Q
De zon gaat onder
A
The sun goes down
5
Q
De ervaring, ervaringen
A
The experience, experiences
6
Q
inversie
A
werkword + onderwerp + rest
7
Q
onderwerp
A
subject
8
Q
besparen
A
to save (money from a discount)
9
Q
sparen
A
to save (money in a piggybank/account)
10
Q
uiteindelijk
A
eventually
11
Q
openbare ruimte
A
public space
12
Q
broodtrommel
A
lunchbox
13
Q
volkoren
A
wholemean/multigrain
14
Q
verteren
A
to metabolize
15
Q
de spijsvertering
A
metabolism
16
Q
De beschrijving
A
description
17
Q
De maan
A
moon
18
Q
De ruimte
A
space
19
Q
De swaartekracht
A
gravity
20
Q
Miljard
A
billion
21
Q
De aarde
A
earth
22
Q
Onwaarschijnlijk
A
unlikely
23
Q
Erkennen
A
to acknowledge
24
Q
Omstandigheden
A
circumstances
25
Ethiek
ethics
26
Afstuderen
to graduate
27
Onderzoeken
to research
28
Inschrijven
to register
29
verkennen
to explore
30
de heuvel
hill
31
de enige
the only
32
het dutje
nap
33
de ploeg
plough
34
de rivier
river
35
nuttig
useful
36
handig
handy
37
de hond uitlaten
to walk the dog
38
vangen
to catch
39
druk
pressure
40
vouwen
to fold
41
de kaft
book cover
42
het katern
signature (bookbinding)
43
de lijm
glue
44
harken
to crochet
45
Ik deed het niet expres
I didn't do it on purpose
46
de schaamte
shame
47
verplicht
mandatory
48
Het interesseert niemand
nobody cares
49
de boerderij
farm
50
de manier
the way
51
onafhankelijk
independent
52
de eigenaar
owner
53
protesteren
to protest
54
het geval
the case
55
de verantwoordelijkheid
the responsibility
56
de gewoonte
habit
57
vervangen
to replace
58
vaardigheden
skills
59
zenuwachtig
nervous
60
Ik weet hoe het eruit zou moeten zien
I know what it should look like
61
de wolken
clouds
62
de brug
bridge
63
het uitzicht
view
64
de kelder
basement
65
het naturrgebied
nature reserve
66
ontwikkelen
to develop
67
eerder
earlier/before
68
de plank
plank
69
de drempel
threshold
70
tanden poetsen
to brush teeth
71
voorspellen
to predict/forecast
72
interpreteren
to interpret
73
het gedrag
behavior
74
de hersenen
brain
75
de stage
internship
76
onzeker
unsure
77
ooit
ever
78
verwachten
to expect
79
her onderwerp
topic
80
huilen
to cry
81
naaien
to sew
82
het vervolg
the sequel
83
de vlek
the stain
84
het plafond
the ceiling
85
mijn eigen
my own
86
invloed
influence
87
rustig
calm (r)
88
kalm
calm (k)
89
de rotsen
rocks
90
eng
scary
91
de hoogtevrees
fear of heights
92
boos
angry
93
het bos
forest
94
de richting
direction
95
het pad
path
96
gevaarlijk
dangerous
97
het gevaar
danger
98
de grot
cave
99
verantwoordelijk
responsible
100
bewijs
evidence
101
vanwege
because of
102
terugkomen
to come back
103
Ik voel me schuldig
I feel guilty
104
Ik ben schuldig
I am guilty
105
schuldig
guilty
106
verstoppen
to hide/to clog
107
de boerderij
farm
108
de eekhoorn
squirrel
109
de wolk
the cloud
110
de voortgang
progress
111
ontwerpen
to design/designs
112
het verslag
the report
113
elk/elke
any/every
114
voorspellen
to predict
115
de verschijning
the appearance/sighting
116
verzamelen
to collect/to gather
117
bedenken
to come up with something/to change a mind
118
verwerken
to process
119
afspreken
to make a deal/to meet someone
120
ook al
although
121
je hebt gelijk
you are right
122
wat vind jij hiervan?
what do you think of this?
123
afleiden
to distract/to derive
124
de evenaar
the equator
125
verdelen
to divide
126
verspeiden
to spread/to distribute
127
blijkbaar
apparently
128
brengen
to bring
129
het rijbewijs
driver's license
130
zich schamen
to be ashamed
131
scherp
sharp
132
de bocht
a turn (in the road)
133
Ik vind dat niet erg
I don't mind
134
de uitvoering
execution
135
de handleiding
the manual
136
huilen
to cry
137
de wetenschap
science
138
verslaafd zijn
to be addicted
139
tekenen
to draw
140
het onderwerp
subject
141
de achtbaan
the rollercoaster
142
de beurt
the turn
143
aardig
nice (for people)
144
onzeker
unsure
145
vermoeiend
exhausting
146
de koffer
suitcase
147
achterlaten
to leave behind
148
de verrassing
the surprise
149
verrassen
to surprise
150
verdenken
to suspect
151
uitstellen
to postpone
152
inleveren
to submit
153
beslissen
to decide
154
een suggestie doen
to suggest something
155
zich inschriven
to register/apply
156
zich afvragen
to wonder
157
de uitdaging
the challenge
158
de waarde
the worth
159
waardering
appreciation
160
nep
fake
161
schillen
to peel
162
de schil
the peel
163
de kraan
faucet
164
de prullenbak
the trashbin
165
inderdaad
indeed
166
de jeugd
childgood/youth
167
de rommelmarkt
flea market
168
zelfs als
even if
169
eigenlijk
actually
170
de restjes
leftovers
171
zonde
pity/what a shame
172
behalve
except for
173
de spullen
stuff
174
inrichten
to furnish
175
de vreemden
strangers
176
verlopen
to expire
177
het platteland
countryside
178
verspreiden
to spread
179
vervelen
to be bored
180
door
by / through
181
de deken
the blanket
