Alle hoofdstukken Flashcards

(85 cards)

1
Q

Wat voor een vorm heeft de axilla?

A

Piramide met stompe punt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar strekt de top van de axillaire pyramide zich uit en door wat wordt dit kanaal begrensd?

A

In het cervico-axillair kanaal, begrensd door de eerste rib, de scapula, de facies posterior van de clavicula en mediaal aspect van de proc. coracoideus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de voortzetting van de a. subclavia en start ter hoogte vd laterale boord vd costa 1 ?

A

De a. axillaris, en deze eindigt aan de laterale boord van de m. teres major vanaf waar deze de a. brachialis wordt genoemd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Uit wat bestaat de plexus brachialis?

A

uit een vlechtwerk van zenuwen en zorgt voor de innervatie vd arm en een gedeelte vd schouder. Vanaf het uittreden uit de canalis spinalis naar lateraal –> rami, trunci divisiones, fasciculi en terminale takken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke arterie voorziet het bovenste gedeelte vd thoraxwand van bloed?

A

de a. thoracica superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de volgorde van hoe de plexus brachialis loopt?

A

Rami, truncus, divisiones, fasciculi, terminale einden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt de thorax begrensd van ventraal, lateraal, dorsaal

A

Ventraal: sternum en cartilago costae
Lateraal: ribben
Dorsaal: ribben en thoracale vertebrae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

welke toegangswegen zijn er om bij het cavum thoracis te komen

A

Apertura thoracis superior: eerste costa en sternum en eerste thoracale vertebra
Apertura thoracis inferior: twaalfde rib, elfde rib, cartilago van 7de, 8ste, 9ste, 10de rib

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bevindt zich caudaal van het sternum?

A

De angulus infrasternalis, die gebruikt wordt bij LO

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Waaruit bestaat het axiaal skelet

A

Schedel, sternum, costae, columna vertebralis en het sacrum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Uit welke drie delen bestaat het sternum

A

Het manubrium, het proc. xyphoideus en het corpus sterni
Overgang van manubrium naar sternum is Angulus Ludovici
Incisura jugularis is de craniale concave rand van het manubrium

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de verdeling van de ribben?

A

Eerste 7 zijn de costae verae, 8-12 zijn de costa spuriae. 8-10 hechten aan bij costa VII en 11 en 12 hechten niet aan de thorax aan (costae fluctuantes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Benoem hoe de costa anatomisch in elkaar zitten

A

Caput, collum en corpus
Binnenzijde is de sulcus intercostalis waar de a. , v. en n. intercostalis lopen
Vanuit het tuberculum costalis maakt de rib een hoek, de angulus costae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Benoem hoe de vertebra anatomisch in elkaar zitten

A

Corpus vertebrae, arcus vertebrae, processus transversi, processus spinosus.
Afhankelijk van het soort wervel zijn deze onderdelen anders
Thoracale wervels hebben fovae costales superior en inferior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe verhouden de thoracale wervels zich

A

Th1-4 komen redelijk overeen met de cervicale wervels
Th5-8 zijn typisch thoracaal, met lange processi spinosi en een circulair foramen vertebrale
Th9-12 zijn best wel atypisch, lumbale processi mammillares, procc. accessorii en procc. costales

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Door wat wordt beweeglijkheid van de vertebra mogelijk gemaakt?

A

Door de procc. articulares superiores en inferiores (bovenste en onderste facetgewricht).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het appendiculair skelet?

A

Clavicula, scapula, humerus, radius, ulna, carpalen, metacarpalia en phalangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Benoem de feiten over de clavicula

A

Verbindt de bovenste extremiteiten met de thorax en wordt in drie delen verdeeld.
art. sternoclavicularis
art. acromioclavicularis
Mediale 2/3e deel is convex
Laterale 1/3e deel is concaaf

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Benoem de feiten over de scapula

A
  1. Caput - cavitas glenoidalis, articuleert met humerus
  2. Collum - proc. coracoideus,
  3. Corpus -
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Benoem de feiten over de humerus

A
  1. Caput –> halve bol, bedekt met kraakbeen, vormt met cavitas glenoidalis een synoviaal gewricht. Tuberculum majus en minus –> aanhechtplaats rotator cuffs
    Tussen deze tuberculi –> sulcus intertubercularis
    Collum chirurgicum –> overgang tussen caput en corpus
    Iets naar proximaal –> collum anatomicum
  2. Collum
  3. Corpus
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Welke structuren liggen in het transversale vlak van het angulus Ludovici

A

De carina, de arcus aortae en uitmonding vd v. azygos in v. cava superior

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat zijn de grenzen vh hart bij staande patiënt?

A

2e ICR craniaal naar 3e ICR rechts
3e ICR recht naar 6e ICR rechts
6e ICR rechts naar 5e ICR links
5e ICR terug naar 2e ICR links

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Waar luister je naar bij de hartkleppen

A

2e ICR rechts –> aortaklep
2e ICR links –> pulmonalisklep
4e ICR links –> tricuspidalisklep
5e ICR links –> mitralisklep

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Van waar tot waar loopt de trachea?

A

Ter hoogte vd vertebra prominens (C7) tot aan de carina (Th4)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Van waar tot waar loopt de oesophagus?
C6 tot Th10
26
Wat zijn de begrenzingen vd longen?
Anterieur rijkt de apex 2,5 cm boven de clavicula uit. Tijdens inspiratie verplaatst onderste longgrens naar caudaal
27
Benoem de kenmerken van het diafragma
Scheiding tussen thorax en abdomen, belangrijkste ademhalingsspier Anterieur hangt deze spier aan het proc. xyphoideus In rust staat top ter hoogte van Th8 en bij inspiratie bij naar niveau Th12 Structuren die het diafragma passeren: v. cava inferior, oesophagus, aorta abdominalis
28
Welke structuren zijn zichtbaar bij slanke, gespierde individuen?
Ruitvormige m. trapezius, processi spinosi en spinae scapulae
29
Uit welke lagen bestaat de cutis?
Epidermis, dermis en hypodermis/subcutis Hypodermis vormt vetlaag en scheidt dermis van onderliggende fascia superficialis en hieronder fascia profunda
30
Waaraan is de fascia pectoralis bevestigd?
Aan de clavicula en het sternum over de pectoralis major
31
Waar gaat de fascia pectoralis in over?
Deze gaat over in de fascia axillaris naar lateraal en in de m. platysma colli craniaal
32
Welke spier is bij 4% vd populatie aanwezig ?
Een extra spier aanwezig die parallel loopt aan het sternum en over de m. pectoralis major
33
Wat is de groeve van Mohrenheim?
Een sulcus tussen de m. mectoralis major, m. deltoideus en clavicula a. thoracoacromialis, v. cephalica, en n. pectoralis
34
wat is de vascia clavipectoralis?
Deze fascia ligt onder de structuren in de groeve van Mohrenheim en omgeeft de m. pectoralis minor en de m. subclavius, en is bevestigd aan processus coracoideus en clavicula
35
M. pectoralis major
Adductie vd arm, helpt bij endorotatie en flexie bovenarm. Kan ook als hulpademhalingsspier worden gebruikt Pars clavicularis, pars sternalis, pars sternocostalis en pars abdominalis ORIGO: sternum, clavicula, cartilago costae II-VI en rectusschede INSERTIE: crista tuberculi majoris humeri
36
Vascularisatie pectoralis major
37
Waar zijn de a. en v. thoracica interna goed zichtbaar?
Dorsaal van het sternum
38
Hoe haal je adem?
Door een gedirigeerde contractie van de respiratoire spieren en het diafragma ontstaat een negatieve druk in de cavum pleurae, waardoor er expansie vh longweefsel optreedt.
39
Waar bestaan de pleurae uit?
Elk dubbel-geplooide vlies bestaat uit de pleura parietalis en de pleura visceralis. tussen de pleurae ligt het cavum pleurae Ruimtes zijn gevuld met vocht, zo kunnen longen wrijvingsloos bewegen tijdens de ademhaling
40
Het pariëtale blad:
Zit door middel van losmazig bindweefsel vast aan de binnenkant vast aan de binnenkant vd thorax Onder te verdelen in: - pars costalis: bekleed de laterale zijde - pars mediastinalis: bekleed het mediastinum - pars diaphragmatica: bekleed het diaphragma - pars cervicalis: bekleed de longtoppen
41
Het visceraal blad:
Bekleedt het gehele oppervlak vd longen tot in de interlobaire fissuren. Rondom het hilum zit de omslagplooi van het visceraal en pariëtaal blad
42
Wat is het ligamentum pulmonale
De omslagplooi vd pleurae vormt een ligament: het ligamentum pulmonale Van hilum naar basis vd long
43
Welke bloedvaten voorzien de pleura parietalis van bloed?
aa. intercostales anterior en posterior zorgt voor aanvoer vv. intercostales anterior en posterior voor afvoer
44
Door welke zenuwen wordt het pleura parietalis aangestuurd?
nn. intercostales en n. phrenicus
45
Wat is het voornaamste verschil tussen de parietalis en visceralis?
Parietale blad voelt wel pijn, druk, temperatuur en aanraking (vitale sensibiliteit)
46
Hoe wordt de pleura visceralis van bloed voorzien?
Door dezelfde bloedvaten die de longen oxygeneren. Vanuit pulmonale plexus wordt pleura visceralis autonoom geïnnverveerd en is door kleine aantal [pijnvezels uitsluitend gevoelig voor rek
47
Hoeveel ICRs zijn er?
11 ICRs, dienen als toegangsweg tot thoracale inhoud en kunnen gebruikt worden voor chirurgie, percussie, echografie en auscultatie
48
De mm. intercostales externi:
11 spieren, O onderrand van costa superior en I is bovenrand costa inferior Functie: heffen van de ribben bij inspiratie Gaat over in aponeurotische laag membrana intercostalis externa
49
De mm. intercostales interni:
Functie: ondersteuning bij expiratie Origo: bovenkant costa inferior Insertie: onderkant costa superior Lopen tot aan de angulus costae en gaan hier over in membrana intercostales interna
50
Pectoralis major, alle anatomische kenmerken
Origo: clavicula, sternum, costae 2-6 en rectusschede Insertie: crista tuberculi major humeri Functie: adductie, endorotatie, flexatie en hulp bij ademhaling Vascularisatie: a. thoracoacromialis Innervatie: n. pectoralis lateralis en medialis
51
M. serratus anterior, alle anatomische kenmerken
Origo: costae 1-9 Insertie: margo medialis scapulae Functie: fixatie, protractie, laterorotatie en detractie van scapulae Vascularisatie: a. thoracica superior en lateralis + takken van thoracoacromialis Innervatie: n. thoracicus longus
52
M. subclavius, alle anatomische kenmerken
Origo: costa 1 en lig. costoclaviculare Insertie: sulcus musculus subclavii Functie: onbekend/bescherming Vascularisatie: a. thoracoacromialis, a. suprascapularis Innervatie: n. subclavius
53
M. pectoralis minor, alle anatomische kenmerken
Origo: costa 3-5 of 2-4, membrana intercostalis externa Insertie: procc. coracoides Functie: hulp v inspiratie en assisteren serratus/levator Vascularisatie: a. thoracoacromialis Innervatie: n. pectoralis medialis en lateralis
54
Mm. intercostales externi, alle anatomische kenmerken
Origo: Insertie: Functie: Vascularisatie: Innervatie:
55
Mm. intercostales interni, alle anatomische kenmerken
Origo: Insertie: Functie: Vascularisatie: Innervatie:
56
Mm. intercostales intimi, alle anatomische kenmerken
Origo: distale cartilago costae Insertie: parallel aan mm. intercostales interni Functie: ondersteunen mm. intercostales interni Vascularisatie: aa. intercostales anteriores en posteriores, costae 1-2 door a. intercostalis suprema Innervatie: nn. intercostales
57
M. trapezius, alle anatomische kenmerken
Origo: procc. spinosi van CWK tot Th12 Insertie: acromion en spina scapulae Functie: statisch/fixatie, elevatie/rotatie scapula Vascularisatie: a. cervicalis transversus uit truncus thyrocervicalis Innervatie: motorisch: n. accessorius (n XI), proprioceptie: C2-C4
58
M. deltoideus, alle anatomische kenmerken
Origo: clavicula, acromion, spina scapulae Insertie: tuberositas deltoidea Functie: abductie Vascularisatie: a. circumflexa humeri anterior/posterior en ramus deltoideus van a. thoracoacromialis Innervatie: n. axillaris
59
M. latissimus dorsi
Origo: procc. spinosi Th7-12, facies dorsalis os sacrum en crista iliaca Insertie: crista tuberculi minoris humeri Functie: adductie en endorotatie Vascularisatie: a. thoracodorsalis Innervatie: n. thoracodorsalis
60
M. rhomboideus major
Origo: procc. spinosi Th1-4 Insertie: margo medialis scapulae Functie: fixatie scapulae Vascularisatie: a. dorsalis scapulae Innervatie: n. dorsalis scapulae
61
M. rhomboideus minor
Origo: procc. spinosi C6-7 Insertie: margo medialis scapulae Functie: fixatie scapulae Vascularisatie: a. dorsalis scapulae Innervatie: n. dorsalis scapulae
62
M. serratus posterior superior
Origo: procc. spinosi C6-Th2 Insertie: costae 2-5 Functie: elevatie craniale costae bij diepe inspiratie Vascularisatie: aa. intercostales Innervatie: nn. intercostales
63
Het mediastinum, hoe wordt dat gevormd?
Het is het tussenschot in de thorax van het sternum tot aan de columna vertebralis Het bestaat uit het mediastinum superior en inferior, de laatste respectievelijk onderverdeeld in een anterior, medium en posterior zijde. De scheidingslijn van de angulus sternalis loopt van het sternum tot aan de wervels Th4-5.
64
Begrenzingen mediastinum superius:
craniaal: apertura thoracis superior Caudaal: mediastinum inferius
65
Begrenzingen mediastinum inferius:
Craniaal: mediastinum superius Caudaal: apertura thoracis inferius
66
Mediastinum anterius:
Ventraal begrensd door sternum, dorsaal/posterieur door pericard, bevat resten vd thymus
67
Uit welke lagen bestaat het hart?
Uit endocard, myocard en epicard (viscerale blad vh sereuze pericard)
68
Van welke structuur ontvangt het atrium dextrum veneus bloed
Vena cava superior, vena cava inferior, sinus coronarius en foramina venarum minimarum
69
Waar bevindt zich het auriculum dextrum?
Anterieur in het atrium dextrum
70
Wat kenmerkt het rechter hartoor ?
De crista terminalis, een gladde spierrichel die loopt van de v. cava superior naar de v. cava inferior De mm. pectinati: parallel lopende spierbundeltjes die vastzitten aan de crista terminalis en uitwaaieren over het auriculum
71
Waardoor worden het atrium dextrum en atrium sinistrum van elkaar gescheiden?
Door het septum interatriale, hierin ligt de fossa ovalis, die omringd wordt door de limbus fossae ovalis wat een overblijfsel is vh foramen ovale
72
wat is het septum primum?
het atriale deel onder de fossa ovalisW
73
Wat is de driehoek van Koch?
Pees van Todaro, septale klepblad vd tricuspidalisklep en de uitmonding van de sinus coronarius
74
Wat betekent een septaal klepblad?
Een klepblad dat direct aan het septum vastzit
75
Waaruit bestaat de tricuspidalisklep>
Uit het cuspis anterior, posterior en septaal, welke dmv chordae tendineae zijn verbonden met de mm. papillares
76
Wat is de trabecula septomarginalis?
Dit is de moderator band, een spier- en zenuwbundel die loopt van het septum interventriculare naar de basis vd m. papillaris anterior
77
Wat gebeurt er met sensibele informatie uit het pericard
Deze informatie wordt via de n. phrenicus naar de hersenen gestuurd
78
Waar zit de rechter tak van de bundel van His?
Deze zit in de trabecula septomarginalis
79
Waar zit de mitralisklep?
De mitralisklep bestaat uit 2 bladen en zit tussen de het atrium sinistrum en het ventriculum sinsistrum
80
Wat is het trabeculae carnae?
Dit zijn uitstekende spierbladen in het hartlumen
81
Wat zijn de nodulus valvularum semilunarum?
Kleine knopjes die dienen voor afsluiting vd opening tussen de klepbladen
82
Hoe verloopt de geleiding in het hart?
Begint wanneer spontane depolarisatie vd sinusknoop optreedt en het fysiologische slagritme wordt bepaald. De impuls verplaatst zich niet van atria naar ventrikels omdat die geïsoleerd zijn van elkaar
83
Hoe gaat de impuls van de atria naar de ventriculi?
Doordat de prikkel langs de AV-knoop gaat en deze over de Bundel van His gaat en eerst naar apicaal en lateraal waardoor het in de stroomrichting vd aorta en longslagader gaat
84
Hoe maakt men onderscheid tussen een pericarditis en een myocard infarct?
Patiënten geven the voorkeur aan een voorwaartse houding Verschil wordt in diagnostiek gemaakt adh van ECG
85