anatomie bewegingsapparaat Flashcards

(74 cards)

1
Q

extremiteiten

A

ledematen (armen en benen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

schoudergordel

A

clavicula, scapula, (sternum)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

bekkengordel

A

os coxae (ilium, ischium en pubis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Proximaal segment bovenste extremiteiten

A

humerus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

proximaal segment onderste extremiteiten

A

femur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

intermediaire segmenten bovenste extremiteit

A

radius en ulna

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

intermediaire segmenten onderste extremiteit

A

tibia en fibula

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

distaal segmenten bovenste extremiteit

A

3 carpalia
4 carpalia
5 metacarpalia
5 falangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

distale segmenten onderste extremiteit

A

talus, calcaneus, os naviculare
4 tarsalia
5 metatarsalia
5 falangen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

somieten (2 delen)

A

dermamyotoon en sclerotoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

dermamyotoom

A

dermatoom: dermis
myotoom: spieren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

epaxiale spieren

A

Spieren die zich (uit myotoom) ontwikkelen in de richting van de rug en liggen boven (epi) de as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

hypaxiale spieren

A

Spieren die onder de as liggen
Spieren in de extremiteiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

zenuwen die de spieren innerveren

A

motorische zenuwen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ligging motorische neuronen

A

ventrale zijde ruggenmerg

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe treden motorische neuronen uit het ruggenmerg?

A

ventrale radices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe bereikt sensorische informatie het CZS?

A

Dorsale radices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Neurale buis

A

Wordt CZS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

sclerotoom

A

wordt axiaal skelet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Neurale lijst

A

wordt perifeer zenuwstelsel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Spinale zenuw

A

Dorsale (sensibele) en ventrale (motorische) radices

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Rami

A

takken (na passeren spinale zenuw)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoeveel cervicale wervels

A

7

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoeveel cervicale zenuwen

A

8

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Innervatie van de huid gebeurt door...
dermatomen
26
somatotopie
Innerventie van de huid volgt de relatie van de volorde van de somieten
27
been heeft rotatie doorgemaakt in de evolutie:
Ventraal = oorspronkelijk mediaal Dorsaal = oorspronkelijk lateraal
28
Innervatie myotomen
- minder duidelijk somatotopisch georiënteerd - spieren samengesteld uit meerdere somieten - Somieten kleven tijdens de ontwikkeling aan elkaar en vormen een gezamenlijke spier - spieren kunnen innervatie krijgen van 2 verschillende ruggenmerg zenuwen
29
Bi- en polyarticulaire spieren
spieren over 2 of meer gewrichten
30
plexus van spinale zenuwen hals
plexus cervicalis
31
plexus van spinale zenuwen arm
plexus brachialis
32
plexus van spinale zenuwen been
lumbosacrale plexus
33
perifere zenuwen in de hand
1. n. radialis 2. n. ulnaris 3. n. medianus 4. n. musculocutaneus 5. n. axillaris
34
n. musculocutaneus innerveert:
m. biceps brachii duimzijde onderarm
35
n. medianus innerveert:
alle vingers behalve de pink (sensibel) flexoren van de vingers en de hand (motorisch)
36
n. radialis innerveert:
bovenzijde duim en grootste deel handrug (sensibel) extensoren van de vingers, hand, onderarm (motorisch)
37
n. ulnaris innerveert:
ventrale en dorsale zijde van de pink (sensibel) intrinsieke spieren van de hand (motorisch)
38
n. axillaris innerveert:
m. deltoideus (motorisch)
39
perifere zenuwen been
n. femoralis (L2-L4) n. obturatorius (L2-L4) n. ischiadicus (L4-S3)
40
n. femoralis innerveert:
quadriceps (motorisch)
41
n. obturatorius innerveert:
adductoren (motorisch)
42
gewricht
verbinding tussen 2 botten
43
4 typen gewrichten:
1. bindweefsel 2. kraakbeen 3. bot 4. synoviale gewrichten
44
Bindweefsel gewrichten (subtypes)
- Sutuur (hechting) --> denk aan verbindingen schedel delen - syndesmosis --> denk aan membrana interrossea - gomphosis --> denk aan gebitselementen
45
Kraakbeen gewrichten (subtypes)
- synchondrosis --> discus intervertebralis, hyalien kraakbeen - symphysis --> denk aan symphysis pubica, vezelig kraakbeen
46
Bot gewrichten
Synostosis --> botten zijn vasteggroeid als een geheel (denk aan wervels in het sacrum)
47
Synoviale gewrichten
zadel-, kogel-, scharnier-, rolgewricht - zijn beweeglijk - hebben een stevig gewrichtskapsel - aanwezigheid van synovia (gewrichtsvloeistof) - Bedekking van de botstukken met hyalien kraakbeen
48
accessoire structuren
discus articularis bursa peesschede sesambeenderen
49
discus articularis
dit kraakbeenschijfje biedt extra bewegingsmogelijkheden in de gewrichten en helpt bij het opvangen van veel druk
50
bursa (slijmbeurs)
zakje met synoviale vloeistof. Het zorgt voor extra versoepeling van gewrichten
51
peesschede
pezen zijn omhuld met een eigen zakje, de peesschede. Het zorgt voor extra geleiding tussen de pees structuren
52
sesambeenderen
sesambeentjes ontstaan in pezen die onder veel druk staan - denk aan patella en os pisiforme
53
spoelvormige spieren
'standaard' spier, kunnen een grote verkorting geven - m. sartorius
54
tweekoppige spieren
splitst zich in het uiteinde tot 2 pezen - m. biceps brachii
55
tweebuikige spieren
Bestaat uit 2 buiken, verbonden met een tussengelegen pees
56
platte spieren
geheel plat op het lichaam - m. pectoralis major - m. latissimus dorsi
57
multi-buikige spieren
Buiken die onderbroken worden door stukjes pees - m. rectus abdominus
58
Halfgeveerde spieren
kunnen veel kracht genereren, maar weinig verplaatsing tot stand brengen
59
geveerde spieren
veel kracht genereren, weing verplaatsing tot stand brengen - m. semitendinosus
60
Hoe zijn wervels onderling vebonden?
Facetgewrichten, tussenwervelschijven en ligamenten
61
3 processi van een wervel:
Proc. spinosus Proc. transversus Proc. articulares
62
3 regio's in de wervelkolom
cervicale wervels (7) thoracale wervels (12) lumbale wervels (5)
63
cervicale wervels
- kleiner corpus - foramen transversarium - gespleten proc. spinosus - maakt rotatie mogelijk
64
thoracale wervels
- articulatio costae - facetgewrichtjes in het frontale vlak - lateraalflexie mogelijk
65
lumbale wervels
- groot corpus - facetgewrichtjes in midsagittale vlak - flexie en extensie mogelijk
66
2 type spieren:
intrinsieke en extrinsieke spieren
67
Intrinsieke spieren
veroorzaken beweging op de plek waar ze lopen
68
Extrinsieke spieren
veroorzaken beweging op een andere plek dan waar ze lopen - denk aan m. latissimus dorsi, m. trapezius, m. levator scapulae
69
Functies van de thorax
ademhaling en bescherming van hart en longen
70
Verbinding ribben aan wervels
articulatio costovertebrale
71
Verbinding ribben aan sternum
articulatio sternocostalis
72
Openingen in de thorax
aperture
73
diafragma
scheiding borst- en buikholte
74
Intrinsieke spieren van de thorax
mm. intercostales: - m. intercostalis intimi, interni en externi