anesthesie Flashcards

1
Q

Wat zijn doelstellingen algemene anesthesie?

A
  1. bewusteloosheid: mentaal blok
  2. pijnstilling: sensibel blok
  3. spierontspanning: motorisch blok
  4. autonome stabiliteit: autonoom blok (onderdrukken tot op bepaalde hoogte van autonoom zenuwstelsel (AH, hartslag, thermoregulatie…)
    - > delicaat evenwicht want tijdens anesthesie w de kritische fysiologische fties door bijna alle anesthetica onderdrukt (AH, bloedcirculatie, thermoregulatie…)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Geef manieren toedienen anesthesie

A
  1. inhalatie-anesthesie
  2. intraveneus
  3. intramusculair
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

geef verschil anesthesie - lokale - algemene

A
  1. Anesthesie: het reversibel uitschakelen v zintuiglijke waarneming (sensibel blok en mentaal blok denk ik)
  2. lokale anesthesie: plaatselijk reversibel uitschakelen v gevoelszenuwen (sensibel blok)
  3. algemene anesthesie: het verkrijgen v reversibele immobiele toestand (motorisch blok) v patient waarbij amnesie (geheugenverlies -> mentaal blok?) geinduceerd w
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

amnesie

A

geheugenverlies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

autonoom zenuwstelsel

A

= onwillekeurig = viscerale zenuwstelsel
= deel vh perifeer zenuwstelsel dat onbewust plaatsvindende fties reguleert (-> dier zelf heeft hier gn controle over): werking inwendige organen zoals AH, SVS, verwijden/vernauwen BV, hartslag
- bij algemene anesthesie w deze geblokkeerd (autonome blok)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

sedatie

A
  • verlaging bewustzijnsniveau

- > pijn w nog wel gevoeld, maar reageren lukt minder/nt meer!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

analgesie

A
  • verminderen gewaarwording pijn

- > dier is zich nog helemaal bewust v alles wat er gebeurt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

analgesie + sedatie + NSAID

A

analgesie: verminderde gewaarwording pijn (dolorex)
sedatie: verminderd bewustzijn (dexdomitor)
beide: propovet, ketamine
NSAID: metacam, rycarfa (= carprofen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

geef de fasen in de anesthesie

A
  1. pre-anesthetisch onderzoek
  2. premedicatie
  3. inductie
  4. onderhoud en monitoring
  5. recovery en post-op care
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Belang pre-anesthetisch onderzoek en geef 4 onderdelen

A
  • Opsporen risicopatienten
    1. algemene indruk: identificatie patient, gedrag, abnormale geluiden…
    2. volledige anamnese: reden voor chirurgie, medische voorgeschiedenis…
    3. klinisch onderzoek: max 1w voor anesthesie én korte herhaling op dag ingreep: gewicht (-> voor berekenen medicatie), alle systemen: cardiovasculair, urinair, respiratoir…
    4. inschatten anesthesierisicio
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

geef formule voor berekenen gewicht paard

A

LG = (borstomtrek x borstomtrek x lengte)/11.880

in cm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat w bekeken bij checken hydratatietoestand?

A
  • onderdeel pre-anesthetisch onderzoek
  • schatting percentage dehydratatie: hartfreq, mucosa, turgor, polssterkte
  • Hct, totaal eiwit
  • Ernstige dehydratatie moet opgelost w voor anesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

wat w gedaan bij cardiovasculair onderzoek?

A
  • onderdeel pre-anesthetisch onderzoek
    1. hartfreq:
  • > hond: 60-120x/min
  • > kat: 120-180x/min
  • > eq: 24-40x/min
    2. hartritme:
  • > hond: normaal sinusritme of aritmie is ok
  • > katten, konijn, fret, knaagd: enkel normaal sinusritme is ok
  • > Eq: normaal sinusritme, aritmie, eerste of tweedegraads atrioventriculair block
    3. Polspalpatie:
  • > hond/kat: a. femoralis
  • > Eq: a. facialis, a.digitalis, staartarterie
    4. mucosa (kleur) en cvt
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

wat w gedaan bij respiratoir onderzoek?

A
  • onderdeel pre-anesthetisch onderzoek
    1. AHfreq: observatie thorax:
  • > hond: 10-30x/min
  • > kat: 20-40x/min
  • > Eq: 8-14w/min
    2. AHkarakter: moeite, lengte, regelmaat:
  • > normaal: IA, UA 2x zo lang, rust, IA, UA 2x zo lang, rust…
  • > abnormaal: dyspnee, cyanose
    3. longauscultatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

geef AHfreq hond, kat, paard

A
  • hond: 10-30x/min
  • kat: 20-40x/min (kleinere longen)
  • paard: 8-14x/min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Geef hartslagfreq hond, kat, paard

A
  • hond: 60-120x/min
  • kat: 120-180x/min
  • paard: 24-40x/min
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

geelzucht

A

icterus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

blauwzucht (andere naam:)

A

cyanose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

wat w gedaan bij gastro-intestinaal onderzoek?

A
  • onderdeel pre-anesthetisch onderzoek
    1. abdomen: nt pijnlijk, nt gespannen, gn vergrote organen?
    2. borborygmen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

geef verschillende bewustzijnsniveaus

A
  • BAR: bright, alert, responsive
  • QAR: quiet, alert, responsive
  • lethargisch
  • sopor: verminderd niveau, wel nog reacties op prikkels
  • stupor: verminderd niveau, alleen reactie op grote pijnprikkels
  • comateus: verminderde niveau, gn reactie op gn enkele prikkel meer
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

ASA-scale: leg uit

A
  • classificatie om anesthetisch risico in te schatten
  • van 1 - 5 + E:
    1. normale gezonde patient
    2. milde systemische aandoening die normaal ftioneren nt belemmert (bvb milde hartklepinsuff)
    3. patient met ernstige systemische aandoening die normaal ftioneren belemmert (bvb symptomatische hartaandoening)
    4. ernstige systemische levensbedreigende aandoening (bvb sepsis, orgaanfalen, hartfalen)
    5. stervende patient, zonder behandelijk vermoedelijk gn 24h overlevingskans (bvb shock, multipel orgaanfalen, ernstig trauma (aangereden…), maagtorsie)
    E. SPOED (bvb maagtorsie)
22
Q

geef oorzaken verhoogde kans op sterfte tgv anesthesie bij Eq

A
  1. grotere kans op complicaties

2. post-anesthetische myopathie (slecht werken/verzwakken spieren) of beenfractuur in recovery

23
Q

in welke gevallen is er nog meer verhoogd risico bij anesthesie bij Eq?

A
  1. oudere Eq: boven 14j
  2. chirurgie v fracturen
  3. lange duur anesthesie: hoe langer alles stil ligt, hoe groter risico
  4. gebruik v bep medicatie
24
Q

Geef bijkomende voorbereidingen voor anesthesie: 4 dingen die gedaan moeten worden om anesthesie zo veilig mogelijk te laten verlopen

A
  1. vasten:
    - eten tot max 6u voor anesthesie
    - > pediatrische patienten: minder lang: eten tot max 3-4u voor anesthesie
    - > brachycephalen: langer want hebben vertraagde maaglediging
    - > Eq:
    - ochtend ingreep volledig vasten: minder volume GI -> minder druk diafragma/longen/grote venen
    - altijd mond spoelen voor inductie -> stikken op voedselproppen die nog in mond zitten willen we nt of dat deze ingeademd w en zo de luchtwegen gaan vervuilen (=> longziektes)
  2. water:
    - drinken tot max 2-4u voor anesthesie v gezond dier
    - na premed: water altijd wegnemen (kopje in waterbak oid.. wil je nt voorhebben)
  3. wegen: ! op dag v ingreep om dosis medicatie correct te kunnen bepalen
  4. plaatsen IV katheter:
    - Voor het toedienen v inductiemedicatie, vloeistoftherapie, medicatie bij spoedsituatie
    - hond/kat: v. cephalica, v. saphena lat
    - eq: v. jugularis
25
Q

Premedicatie: wat houdt deze stap in?

A
  • wat: toedienen anesthetische medicatie voorafgaand aan algemene anesthesie (inductie)
  • doel:
  • > bijdragen tot operatieve en post-op analgesie (pijnvermindering)
  • > stress door angst en/of pijn beperken; creeeren situatie waarin dier meewerkt
  • > voorwaarden scheppen om gehele anesthesieprocedure zo veilig mogelijk te laten verlopen: keuze v premed heeft impact op verdere verloop anesthesie
  • > verminderen dosering anesthetica voor inductie en onderhoud (= pos) en zo dus ook verminderen vd bijwerkingen vd toegediende anesthetica
26
Q

Routes voor premed

A
  1. IV:
    - +: snellere werking product
    - -: IV toegang nodig, fixeren vd patient
  2. IM:
    - +: minimaal fixeren patient
    - -: eer ingewerkt duurt langer dan IV, kan pijnlijk z (zeker bij grote #)
  3. SC:
    - +: minder pijn
    - - : duurt het langste
27
Q

welke producten w voor premed gebruikt bij KHD?

A
  • meestal combi sedativum + analgeticum
  • > garandeert aanwezigheid analgesie (pijnvermind! oa dolorex (butorphanol))
  • > verhoogt kwaliteit sedatie (oa dexdomitor
    (propovet: sedatief + beetje analgesie)
  • NSAID (oa metacam) voor inductie -> verbetering intra-operatieve analgesie (! wel contraindicaties aanw)
  • Houd rekening met ASA status patient
  • ALTIJD TIJD, PRODUCT EN DOSERING OPSCHRIJVEN
28
Q

welke producten w voor premed Eq gebruikt?

A
  • veel minder soorten med toegelaten
  • vnl: Aceprozamine 30-45 min voor inductie
  • > meestal lage dosis: eerder angstreducerend ipv al hevige sedatie
  • na verplaatsen naar inductiebox: toediening andere premed met meer sederend effect, is IV (Eq rustig door aceprozamine, dus IV katheter makkelijker te plaatsen)
  • ALTIJD TIJD, PRODUCTEN EN DOSERINGEN OPSCHRIJVEN!
29
Q

Nadelen acepromazine

A
  • vaatverwijder
  • > kan priapisme (abnormaal lange duur erectie) veroorzaken
  • > nt te gebruiken bij eq met cardiovasc aand (-> w sws vnl als premed voor hond en kat gebruikt, nt zoveel bij Eq)
30
Q

priapisme

A

= abnormaal lang durende erectie v penis

- kan veroorzaakt w door aceprozamine (premed) bij eq

31
Q

bespreek monitoring na premed KHD

A

Monitoren v:

  1. mate v sedatie: letten op
    - > luchtwegobstructie brachycephale hond/kat
    - > als acute respiratoire obstructie: direct inductie en intubatie
    - > strekken nek en hfd
  2. lichaamstemp
  3. bij risicopatient: intensief monitoren!
32
Q

bespreek monitoring na premed eq

A

Premed voor angstreductie (kleine dosis) -> IV extra premed voor sedatie in inductiebox -> bijna meteen gevolgd door inductie dus maar korte premed-periode, maar toch constante observatie nodig

33
Q

wat is inductie?

A
  • stap tussen premed en daadwerkelijke anesthesie
  • ftie: inleiden anesthesie (volledige bewusteloosheid, verliezen slikreflex en kaakspanning)
  • het bewusteloos maken moet snel en gecontroleerd gaan -> dan is intubatie mogelijk -> vrije luchtweg: check
  • ABC: controle airway, breathing and circulation
  • hoe: IV, IM, masker (gas) -> sws altijd IV katheter!
34
Q

wrm noodzakelijk altijd een IV katheter te plaatsen wanneer je dier in slaap gaat doen?

A

Voor het toedienen v inductiemedicatie, vloeistoftherapie, medicatie bij spoedsituatie

35
Q

welke producten z te gebruiken voor inductie?

A
  1. barbituraten
  2. propofol
  3. ketamine
36
Q

leg uit: barbituraten

A

= product voor inductie: lage analgesie

  • wat: poeder oplosbaar in water
  • hoe toedienen: IV
  • acumulatie: ja -> herhaald doseren zoals bij onderhoud: NEEN
  • neg:
    1. ‘deadly easy but easy dead’
    2. inductie-apnee (ademstilstand)
37
Q

leg uit: propofol

A

= product voor inductie: lage analgesie, goede sedatie (-> altijd + pijnstiller)

  • wat: olie in wateroplossing
  • hoe toedienen: enkel IV
  • acumulatie: neen, snelle metabolisatie
  • neg/gevolgen:
    1. onderdrukt cardiovasc syst (bradycardie, hypotensie) en AH (apnee)
    2. soms excitaties (samentrekken spieren) en convulsies (stuipen)
38
Q

bradycardie

A

vertraagde hartslag

39
Q

leg uit: ketamine

A

= product gebruikt voor inductie: goede analgesie

  • hoe toedienen: IV en IM (pijnlijk!)
  • neg/gevolgen:
    1. onregelmatige AH
    2. opp slaap met open oogleden en myasis
    3. sedatie noodzakelijk! anders convulsies
    4. nt te gebruiken bij: nierpatienten (excretie moet goed kunnen gaan), oogtrauma en schedeltrauma (zou leiden tot intracraniale drukstijging)
40
Q

mydriasis

A

= abnormaal verwijde pupil

- komt voor wanneer voor inductie ketamine gebruikt w

41
Q

wat is het stappenplan als er gebruik gemaakt w van een inductiekamer?

A
  1. vul kamer met O2
  2. plaats patient in gesloten kamer
  3. lever inhalatieanesthesie:
    - > hoog percentage anestheticum en hoge gasflow
    - > 3-4% Iso of Sevo 7-8%
  4. wanneer patient zn houdingsreflex verlies: flush kamer met O2 (inhalatiegassen naar afvoersysteem)
  5. open kamer en haal patient eruit, kamer snel terug sluiten
  6. gebruik gasmasker voor rest inductie tot intubatie mogelijk is
42
Q

wat is Iso?

A

= isofluraan

  • wat: gasanestheticum voor inductie anesthesie
  • bij inductiekamer w Iso 3-4% gebruikt
43
Q

Wat is Sevo

A

= Sevofluraan

  • wat: gasanestheticum voor inductie (en onderhoud) algemene anesthesie
  • ruikt zoet
  • bij inductiekamer w Sevo 7-8% gebruikt
44
Q

bespreek inductie paard

A
  • inductiebox: zachte wanden en vloer, deuropening naar operatiezaal, geen objecten, klein raam
  • hoe: IV (nt gaskamer, inhalatiemasker of IM)
  • procedure:
    1. gewatteerd halster -> paard naar inductiebox begeleiden
    2. plaats IV katheter
    3. 2 koorden aan beide zijden halster plaatsen
    4. voer tijdens inductie neerwaartse druk uit op hfd v Eq
    5. wnr anesthesiediepte ok: vervoer naar operatietafel
    ! Ga nooit tussen, vlak achter/voor benen Eq staan
45
Q

Wat is de techniek bij het onderhoud van anesthesie?

A
  1. inhalatie-anesthesie
  2. TIVA: total intravenous anesthesia: via afzonderlijke dosissen of CRI
  3. PIVA: partial intravenous anesthesia: combi injecteerbare producten (IM!) en inhalatie
46
Q

geef onderdelen ET-tube

A
  1. Connector
  2. ID: interne diameter
  3. OD: outside diameter
  4. Cuff
  5. Pilot balloon: waar je dmv spuit lucht in moet blazen om cuff op te blazen
  6. Murphey eye: opening achter cuff, verzekert ventilatie als er iets de primaire opening zou dichthouden
47
Q

Waarom w endotracheale tube gebruikt tijdens onderhoud anesthesie?

A
  • w meeste gebruikt omdat:
    1. luchtwegen beschermen
    2. preventie luchtwegobstructie
    3. voorkomt verontreiniging ruimte bij inhalatieanesthesie
48
Q

geef 2 soorten ET-tubes

A
  1. High pressure - low volume tube: klein contactopp met tracheawanden
    +: beste bescherming tegen aspiratie (door hoge druk)
    -: mogelijke beschadiging tracheamucosa (door hoge druk op klein opp)
  2. Low pressure - high volume tube: groot contactopp met tracheawanden
    +: drukzone is breder -> minder kans op drukletsels
    -: vloeistof kan er evt langslopen
49
Q

keuze ET-tube

A
  1. kies grootste diameter: controleer mbv diameter neusseptum
    - > vermijd nauwe tubes: geven verhoogde weerstand en ademwerk
    - > vermijd te grote tubes: beschadigen mucosa
  2. kies de kortste tube (verkort ze indien nodig): lengte tot aan punt vd schouder
    - > tracheotube te lang/diep: -> risico tot ventilatie v maar 1 longhelft
    - > komt te ver uit de mond: meer dode ruimte (dier moet veel meer moeite gaan doen)
  3. Tube met cuff kiezen!
50
Q

Wrm altijd een tracheotube met cuff kiezen?

A
  • vermijd vloeistofdoorgang doorheen trachea =>
    1. betere bescherming luchtwegen
    2. noodzaak bij nt-gevaste dieren (voedsel richting trachea w tegengehouden door cuff)
    3. bij ingrepen thv mond of GI-stelsel: speeksel, voedsel… w tegengehouden
    4. wnr smallere tube dan verwacht gebruikt w: cuff zorgt ervoor dat tube toch goed blijft zitten
51
Q

hoe gebruik je laryngoscoop?

A
  • druk op tongbasis -> larynx w zichtbaar -> intuberen is makkelijker
    ! nt epiglottis naar beneden duwen ermee
52
Q

wat zijn benodigdheden voor intubatie patient?

A
  1. tracheotube
  2. glijmiddel -> W MEESTAL NT GEDAAN
  3. laryngoscoop
  4. licodaïnegel 2% (pijnstilling) -> W MEESTAL NT GEDAAN
  5. spuit v 10 ml
  6. koordje (vastbinden tracheotube)
  7. als oranje tube: klemmetje