Appearance Flashcards

1
Q

Wie vondt de theorie Symbolic Interaction uit?

A

George Herbert Mead (1967)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar staat de theorie Symbolic Interaction voor?

A

Hoe het individu via sociale interactie de betekenis van betekenissen en symbolen begrijpt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste factoren die bijdragen aan een trend?

A
  • Dubbelzinnigheid

- Tegenstrijdigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Welke radicale veranderingen in de geschiedenis gingen niet mee met de trend?

A
  • Franse Revolutie

- Tweede Wereldoorlog

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wie vonden de theorie van ambivalentie en ambiguïteit uit?

A

Richard Nagasawa & Sandra Hutton (1997)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar dragen ambivalentie en ambiguïteit aan bij?

A

Veranderende trends

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is ambivalentie?

A

Het gevoel in verschillende richtingen met elkaar in conflict te zijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is ambiguïteit?

A

Het hebben van meerdere interpretaties of betekenissen; de bedoelde betekenis is onduidelijk of verwarrend

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat gebeurd er wanneer een stijl prevaleert (overwicht heeft)?

A

Dan wordt de stijl mode

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke filosoof zit er achter de theorie van Habitus?

A

Pierre Bourdieu (1990)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is Habitus?

A

Een theorie om geleerd gedrag te verklaren dat als vanzelfsprekend wordt beschouwd, maar die toch wijzen op geschiktheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is de betekenis van Zeitgeist (Herbert Blumer, 1969)?

A

De kenmerkende manier van denken en handelen van het merendeel van de bevolking in een bepaalde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wie zat er achter de theorie In-ness?

A

Historicus James Laver (1973)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat betekent In-ness?

A

De algehele blik op een stijl, gebaseerd op wanneer hij in beeld komt. Te vroeg voor zijn tijd is bijvoorbeeld onfatsoenlijk, maar jaren na de trend kan een stijl ineens weer tot leven gebracht worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie effecten vallen er onder het Consumer Demand Model?

A
  • Veblen-effect
  • Snob-effect
  • Bandwagon-effect
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het Veblen-effect?

A

Wanneer mensen een product kopen als de prijs stijgt. Beïnvloed door statusconsumptie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is het Snob-effect?

A

Wanneer mensen een product kopen als het aanbod beperkt wordt. Beïnvloed door onafhankelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is het Bandwagon-effect?

A

Wanneer mensen een product kopen naarmate meer mensen het product aannemen. Beïnvloed door kuddegedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wie ontwikkelde de theorie Conspicious Consumption?

A

Thorstein Veblen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat betekent Conspicious Consumption?

A

Het fenomeen dat men goederen aanschaft om zich te onderscheiden van anderen, en zo status, macht en rijkdom uit te drukken. Consumptie wordt hierin gekoppeld aan status en geluk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat staat voorop binnen de theorie van Conspicious Consumption?

A

Maakbaarheid van de identiteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Waar is de Trickle Up versus Trickle Down theorie op gebaseerd?

A

Klassenstructuur- en verschil. Deze theorie onderzoekt hoe verschillende klassen elkaars stijlen hebben gekopieerd. De theorie suggesteert dat mode begint in de bovenste klasse, overgenomen wordt door de lagere klasse, waarna de hogere klassen zich weer gaat onderscheiden en de cyclus opnieuw van start gaat

23
Q

Wat betekent Trickle Up?

A

Hogere klassen kopiëren de stijlen van de lagere klassen

24
Q

Wat betekent Trickle Down?

A

Lagere klassen kopiëren de stijlen van de hogere klassen

25
Q

Wat is de Sumptuary Law?

A

Wet waarin stond dat bepaalde klassen specifieke materialen of toevoegingen aan kleding niet mochten dragen

26
Q

Wie bedacht de Median Age?

A

Dorothy Behling

27
Q

Wat suggereert de Median Age theorie?

A

Dat de richting van fashion (up or down) wordt veroorzaakt door de gemiddelde leeftijd van de populatie

  • Hogere leeftijd: meer upperclass dus Trickle Down
  • Lagere leeftijd: minder geld en lagere klassen dus Trickle Up
28
Q

Welke 3 redenen zijn er voor “Limited” items?

A

Natuur, mens en bewust

29
Q

Volgens de Paul Nystrom theorie zijn er 5 gebieden die de zeitgeist presenteren. Welke zijn dit?

A
  • Dominerende gebeurtenissen
  • ” idealen
  • ” sociale groepen
  • ” houdingen
  • ” technologie
30
Q

Wat betekent historic resuraction?

A

Designers lenen uit het verleden en herinterpreteren dit in het verleden, spelen hiermee in op nostalgie en het verlangen naar een tijdgeest uit het verleden

31
Q

Wat is de huidige zeitgeist?

A

Groene beweging, radius zone filosofie waarin we proberen te kopen binnen een bepaalde straal vanaf ons huis om kosten en milieu minder te belasten, en de lokale economie te ondersteunen

32
Q

Wat zijn de fashion levels?

A
  • Haute Couture: op maat
  • Design: bekende merken als Gucci & Prada
  • Bridge: onder de $1000
  • Better: onder de $500
  • Moderate: onder de $100
  • Budget: onder de $50
33
Q

Wat is de Mere Exposure Hypothesis?

A

Hoe vaker je een stijl of product ziet, hoe leuker je het gaat vinden.

34
Q

Wanneer kwam Fast Fashion op?

A

1980

35
Q

Welke rollen definiëren we binnen de fashion industrie?

A
  • Gatekeeper
  • Designer
  • Merchandiser
  • Inkoper
  • Retailer
36
Q

Wat is de taak van een gatekeeper binnen de fashion industrie?

A

Hij of zij is verantwoordelijk voor het overbrengen van fashion naar de massa

37
Q

Wat is de taak van een designer binnen de fashion industrie?

A

Het voorspellen en vertalen van trends naar draagbare mode

38
Q

Wat is de taak van een merchandiser binnen de fashion industrie?

A

Research naar de markt, het zoeken van geschikte fabrikanten en het stellen van verkoopdoelen

39
Q

Wat is de taak van een inkoper binnen de fashion industrie?

A

Selecteren van kleding waar de klant op zit te wachten

40
Q

Wat is de taak van een retailer binnen de fashion industrie?

A

Het regelen van een plaats voor designs en het promoten hiervan in hun retail omgeving

41
Q

Wat is de Market Infrastructure Theory?

A

Theorie die beweert dat alleen kleding in een toegankelijke verkoopomgeving verkocht kan worden. Kledingstukken die wij in Amerika zien en hier niet kunnen krijgen, zullen hier nooit een trend worden

42
Q

Wat is de Trickle Across Theory?

A

Theorie die stelt dat fashion trends alle markten tegelijkertijd kunnen bereiken, onafhankelijk van klassen

43
Q

Welke 3 mogelijkheden zijn er voor de Trickle Across Theory?

A
  • Forecasting: trends worden voorspeld en inkopers gebruiken deze informatie
  • Verscheidene lijnen: verschillende collecties voor verschillende markten/prijsklassen zoals Ralph Lauren
  • Knock-offs/nepkleding: goedkopere items voor de lagere klassen, waardoor iedereen met “merk kleding” kan lopen
44
Q

Waarvoor wordt de Displaced Meaning theorie gebruikt?

A

Om iedereen toegang te geven tot de “luxe wereld”, en te laten proeven van hoe het is om rijk te zijn. Voorbeeld: Gucci kleding is te duur, maar een Gucci parfum van €80 kan men wel betalen en geeft ze het idee dat ze onderdeel zijn van deze groep

45
Q

Op welke twee niveaus wordt identiteit bepaald?

A
  • Persoonlijk niveau: persoonlijkheid, wat maakt ons uniek

- Groepen waartoe men behoort: cultuur, religie, klasse, taal etc.

46
Q

Welke conclusie trekt Verhaeghe over identiteit?

A

Identiteit is het resultaat van de wisselwerking tussen samenvallen en afstand nemen. Tegenstrijdigheid: we willen deel uitmaken van een groter geheel, maar we streven ook naar onafhankelijkheid

47
Q

Wat is volgens Henrik Vejlgaard - The Lifestyle Puzzle - het verschil tussen identiteit en lifestyle?

A

Identiteit is wat in ons hoofd zit, terwijl lifestyle draait om hoe we dit hebben vertaald naar onze manier van leven

48
Q

Welke 2 lifestyles onderscheidt Henrik Vejlgaard in The Lifestyle Puzzle?

A
  • Fixed lifestyle: het dagelijks leven is zo georganiseerd dat het vordert volgens de verwachte levenscyclus
  • Fluid lifestyle: bovenstaande organisatie is niet aanwezig, het leven vind meer ongeorganiseerd plaats
49
Q

Welke eigenschappen onderscheiden we binnen het Nature-nurture debat?

A
  • Nature: eigenschappen door aanleg

- Nurture: eigenschappen door opvoeding

50
Q

Wat is de definitie van stijl?

A

Het systematisch combineren van ontworpen objecten op een bepaalde manier. Stijl vormt op die manier gedeeltelijk onze identiteit

51
Q

Welke classificaties van onderscheid zijn er?

A
  • Zichtbaar onderscheid: gebaseerd op biologie (haar- en huidskleur)
  • Cultureel onderscheid: gebaseerd op geschiedenis en geografie (accent, eetgewoonten etc.)
  • Visueel onderscheid: cowboy versus tokkie
52
Q

Wat houdt de paradoxale dynamiek van Simmel in?

A

Men wil een individu zijn, maar behoort tegelijkertijd altijd tot een groep

53
Q

Wat houdt de definitie van Mitchel (1994) in?

A

We leven in een cultuur van beelden, een maatschappij van het schouwspel, een wereld van schijn en simulacra

54
Q

Wat is Roland Barthes’ Conception of Connotation?

A

De betekenis van mode is het product van de interactie tussen de culturele waarden en het geloof van een individu, en het kledingstuk. De interactie tussen al deze factoren maken de betekenis van het object en de identiteit van het individu duidelijk