attitudeleer Flashcards
(39 cards)
rode draad
- intro
- ontstaan en (ver)vorming van attitude
- in-group versus out-group
- attitudes als een gestalt
- de Yale Attitude Change Approach
- van attitude naar gedrag
wat zijn attitudes?
- definitie
- een attitude is een door ervaring gevormde, duurzame en georganiseerde wijze waarop iemand gericht is op een bepaald object
- houdt een oordeel in (altijd evaluatief) - mening
- ≠ attitude
- persoonlijke uitspraken, ideeën of hypothesen met vaak evaluatief karakter
kenmerken attitudes
- ervaring als basis = attitudes zijn aangeleerd
- duurzaamheid
- attitudes veranderen moeilijk
- nuancering: kunnen wijzigen (vooroordelen aanpassen) - georganiseerd
- attitudes vormen ‘liefst logisch’ netwerk
- samenhangend geheel (oordelen elkaar niet tegenspreken) - object = zowel levenloze objecten als op levende
de tripartite van attributie
- cognitieve component
- gedachten en overtuigingen over object of situatie
- vb. voorkeur soort wasverzachter (rationele argumenten zoals effect op milieu) > kennis beïnvloedt attitude en omgekeerd - affectieve component
- gevoelens ten opzichte van object of situatie
- reclamebureaus spelen hier op in (vb. wasverzachter en blij kind) - conatieve of gedragsmatige component
- neiging tot handelen op basis van onze attitude
- zogenaamde hypothetische constructen (intelligentie, persoonlijkheid)
- onrechtstreeks te achterhalen: verraden zich via ons gedrag (vb. stemgedrag)
ontstaan en vervorming van attitudes
- algemeen
- meeste gevallen: door ervaringen
- hoe geven de ervaringen uit je leven attitudes mee richting? - oneindig veel manieren
- cognitieve invloeden
- attitudeverandering door conditionering
- habituatie, het aanbiedingseffect en het nabijheidseffect
- onbewuste vorming van attitudes
cognitieve invloeden
- algemeen
- objecten die ons hinderen = negatieve attitude en objecten die ons helpen = positieve attitude
- ook naar de toekomst gericht (positief naar successen) - middel-doeltheorie
- rationele afweging vooraleer we tot attitude komen
- rationeel = niet noodzakelijk bewust >(on)bewust pro’s en contra’s afwegen (in achtergrond geest)
cognitieve attitudebepaling (Ajzen en Fishbein)
- algemeen
- visie: bij bepalen (en creëren) van onze attitude rekening houden met alle mogelijke gedragsuitkomsten
- vb. afweging van alle gevolgen van een staking - kritiek
- zekere zin intuïtief acceptabel
- maar moeilijk voorspellen hoeveel gedragsgevolgen volgen
- verschillend van persoon tot persoon
- welke waarde geven mensen aan die evaluatie?
irrationele oorzaken van het ontstaan van attitudes
- algemeen
- irrationele instelling in collectief geheugen of collectief bewustzijn (door Carl Gustav Jung) - morele verstomming
- principe: morele kwesties die hevige emotionele reactie uitlokt, zonder enkele mogelijke rationele verklaring
- feit: stomverbaasd en perplex staan (= wanneer men vraag voor een argument voor ons gedrag)
- verklaring “omdat het verkeerd is” (vb. kannibalisme)
actief voorbeeld attitudevorming: reclame
- algemeen
- reclame en consumentengedrag
- S-O-R-schema (enkel R (aankoopgedrag) verandert onder invloed van S (advertentie)) > tijdelijk effect
- doel reclame: tussenliggende reacties of mediating responses binnen organisme veranderen (attitudes tegenover product liefst positief beïnvloed) - impact
- onmisbaar in de economie en maatschappij
- ook bij controversiële advertenties (vb. voor sigaretten of goksites)
het domein propaganda
- algemeen
- politieke propaganda
- ook boodschappen van algemeen nut = inspelen op affectieve en attitudes veranderen - effecten van emotionele boodschappen
- uit onderzoek: effecten zijn tijdelijk (vb. choquerende foto sigarettenpak > denken, maar invloed niet sterk genoeg)
- rollenspel: veel langduriger effect
- vb. coronavaccin van AstraZeneca: verhoogd risico bloedklonters (puur feiten = risico verwaarloosbaar)
sociale media
- algemeen = sociale media beïnvloed onze attitudes (politieke voorkeur of stemgedrag beïnvloeden)
- ‘filter bubble’= manier waarop persoonlijke algoritmes ingezet worden om verhalen in feed te laten verschijnen > in lijn met interessegebied gebruiker
- ‘cherrypicking’
- data kiezen die ons standpunt bevestigt (vertekend beeld werkelijkheid)
- versterkt ‘confirmation bias’ (of bevestigingstendens) = belang hechte aan info of evidentie die ons idee bevestigt
het Dunning-Krugereffect
- algemeen
- geneigd eigen opvattingen overschatten
- centraal idee: sommige door gebrekkige metacognitie (= denken over het denken) vermogen ontbreken om over eigen visie te reflecteren - veralgemenend
- mensen kunnen eigen incompetentie of onwetendheid niet naar behoren inschatten
- eigen visie overschatten = moeilijk kritisch manier omgaan met propaganda op sociale media
centrale versus perifere route naar overtuiging
- centrale route
- leiden door rationele, inhoudelijke afwegingen
- kwesties die belangrijk voor je zijn, zoals de aankoop van een auto, een huis (dus weloverwogen beslissingen) - perifere route
- oppervlakkige impulsen en uiterlijke kenmerken en prikkels
- minder ingrijpende beslissingen (vb. beroemdheid die kledinglijn promoot)
attitudeverandering door klassieke conditionering
- opfrissing
- klassieke conditionering = link tussen 2 prikkels (onvoorwaardelijke prikkel) - link met evaluatieve conditionering of affectieve overdracht
- neutrale prikkel contigu of contingent gekoppeld aan onvoorwaardelijke prikkel > die positief respectievelijk negatief gevoel uitlokt
- vb. leerkracht die leuk vak geeft, bijgevolg ook vaak leuk
- het ‘Three Amigos-effect’ = wanneer acteurs worden verward met de rol
attitudeverandering door operante conditinering
- opfrissing
- operante conditionering = nieuw gedrag aanleren (of afleren) door beloning (of straf) - invloed op attitudes
- gedragingen beloond = positieve attitude creëren
- extrinsieke motivatie: gedrag enkel omwille van beloning
- zelfbekrachtiging: jezelf belonen (innerlijk belonen: trots voelen) of zelfbestraffing: schaamte
reclame en modeling
- reclame
- zowel klassieke als operante conditionering > product associëren met positieve gevoelens
- evaluatieve conditionering tot stand - modeling
- Albert Bandura: Bobo-doll experiment
- belangrijke voorwaarden voor modeling = verwachten van een beloning
habituatie
- algemeen
- ‘primitief’ proces, zo eenvoudig en niet-inzichtelijk (ook ongewervelde dieren)
- plots vreemd onbekend geluid = oriënteringsreactie
- prikkel aanhoudt en weinig variatie = negeren
- realiseren prikkel gehabitueerd wanneer die plots weer opduikt - verklaring
- vermijden van energieverspilling
- ook omgekeerd: prikkel die blijft aanhouden tot irritatie > moeilijk aan habitueren
het aanbiedingseffect
- betekenis
- of blootstellingseffect (of ‘attitudinal effects of mere exposure’)
- constante confrontatie zal leiden tot bewust meer appreciëren of waarderen
- vb. liedje op de radio, modeverschijnselen (kapsel, kledingontwerpen en productplacement)
- ook politici: veel publieke optredens = meer stemmen - tweefactorentheorie
- na tijdje = vervelingseffect optreden
- liedje vaker op de radio, leuker en leuker vinden (eerste factor) en verloop van tijd beu wordt (tweede factor)
‘smirting’
- betekenis
- combinatie aanbiedingseffect en klassieke conditionering
- veel Europese landen: rookverbod > rokers verplicht buiten
- gevolg: socializen en flirtgedrag
responscompetitietheorie
- algemeen
- confrontatie nieuw object = ontstaan soort strijd tussen verschillende gedragsantwoorden (en gevoel van onzekerheid en twijfel)
- gevolg: object minder aangenaam
- oplossing: hoe vaker in contact, hoe aangenamer - extra: onszelf niet fotogeniek vinden
- gewend aan ons spiegelbeeld
- of onze eigen stem ervaren via opname = onaangenaam (gewend te horen vanuit lichaam)
factoren die het aanbiedingseffect beperkingen geven
- effect het sterkst bij nieuwe prikkel
- stijging in attitude = logaritmisch verloop
- plafond-effect: hoger dan welbepaald maximum lijkt waardering niet toe te nemen - neutrale prikkel
- fase 1: desensitisatie = minder gevoelig aan worden, vb. gewend aan aandacht van aanbidder (stalker)
- fase 2: gedragscontrole (gedrag beheersen = vrees gaat dalen)
- fase 3: vermijdingsgedrag (vluchten)
- fase 4: sensitisatie = gevoeliger aan prikkel of je bent voortdurend op hoede - neutrale context
- positieve context = positieve appreciatie door context alleen al
- hetzelfde bij negatieve context (vb. politici vernoemd bij louche zaken)
- nabijheidseffect = mensen liever hebben naarmate ze dichter bij ons ‘staan’
onbewuste vorming van attitudes
- algemeen
- terrein dieptepsychologie en freudiaanse erfenis
- attitudes controversieel = niet observeerbaar en niet meetbaar
- grootste deel gedragingen = onbewuste, verdrongen en vanuit conflictueuze motieven gestuurd - verdringing
- omdat ze beschamend zijn en oorzaak te pijnlijk
- of attitude soms onderwerp van verdringing
psychische apparaat van Freud
- betekenis
- conflict tussen 3 tegenstrijdige instanties
- Es = lustprincipe (zoeken naar lust en vermijden onlust)
- Uber-Ich = moraliteitsprincipe (geweten, ik-ideaal) (Es wil verliefdheid omzetten in daden > Uber-Ich zet hier verbod)
- Ich = beslissingen nemen (basis gegeven omstandigheden) - uitlaatklep psychische spanningen
- verspreking, dromen, gedragsmatige vergissingen en psychische stoornissen
- defensie- en afweermechanismen
soorten afweermechanismen
- sublimatie
- aanvaardbare manier uiting geven aan verdrongen wensen (of attitudes)
- vb. racistische houding omzetten in humor als stand-upcomedian - reactievorming
- omgekeerde uiten van wat men werkelijk wil of waar men naar verlangt
- vb. iemand die vijandig is tegenover homobeweging, is zelf homo - rationalisatie
- eigen attitude zo confronterend dat men deze via rationele argumenten probeert te verdoezelen of ontkennen
- vb. de vos die niet aan de druifjes kan: “ze zijn toch te zuur”