Au Coeur De La Science Flashcards by Emma Rogmans

Q

Interesse tonen in wetenschap

A

S’intréresser à la science

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Sterk zijn in wetenschap

A

Être doué/fort en sciences

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De wetenschappers - de onderzoekers

A

Les scientifiques - les chercheurs

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wetenschap vooruithelpen

A

Faire progresser la science

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De wetenschappelijke vooruitgang

A

Le progrès scientifique

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Wetenschappelijk onderzoek doen

A

Faire de la recherche (scientifique)

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Een onderzoekscentrum

A

Un institut / un centre de recherche

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Een experiment uitvoeren

A

Réaliser une expérience

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Tests uitvoeren in een lab - testen

A

Faire des tests dans un laboratoire - tester

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Gegevens verzamelen

A

Récolter des données

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De redultaten analyseren - conclusies trekken

A

Analyser les résultats - tirer des conclusions

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Een artikel publiceren

A

Publier un article

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De kennis verstaanbaar maken

A

Vulgariser/ populariser le savoir

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

De technologie

A

La technologie

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Een uitvinding / Een ontdekking doen

A

Faire une invention/une découverte

How well did you know this?

1

Not at all

2

3

4

5

Perfectly

Q

Een toestel / Een product uitvinden

Study These Flashcards

A

Inventer / imaginer un appareil / un produit

Q

Een prototype / Een model maken

Study These Flashcards

A

Réaliser un prototype / un modèle

Q

Een op maat gemaakt product ontwikkelen

Study These Flashcards

A

Développer un produit sur mesure

Q

Goed / slecht werken

Study These Flashcards

A

Bien / mal fonctionner / marcher

Q

Een gebruiker

Study These Flashcards

A

Un utilisateur / une utilisatrice

Q

Een eenvoudig <-> ingewikkeld gebruik

Study These Flashcards

A

Une utilisation simple <-> compliquée

Q

Een gebruiksaanwijzing

Study These Flashcards

A

Un mode d’emploi

Q

Een fantastisch product

Study These Flashcards

A

Un produit génial / fantastique

Q

Een vernieuwend product

Study These Flashcards

A

Un produit innovanr / révolutionnaire

Een ecologisch / duurzaam product

Un produit écologique / durable

Een praktisch / gebruiksvriendelijk product

Un produit pratique / facile à utiliser

Een product…

Un produit…

Dat energie doet besparen

Qui fait économiser de l’énergie

Dat geen CO2 uitstoot

Qui n’émet pas de CO2

Dat tijdbesparend is

Qui permet de gagner du temps

Dat het leven eenvoudiger maakt

Qui simplifie la vie

De hightech <-> de lowtech

La haute technologie <-> les low-tech

Een toestel (laten) herstellen - de herstelling

(Faire) réparer un appareil - la réparation

Een vervangstuk

Une pièce détachée

Een Fab Lab - een 3D-printer

Un Fab Lab - une imprimante 3D

De werking van een toestel

Le fonctionnement d’un appareil