B&I Technieken van gedragstherapie bij kinderen en jeugdigen Flashcards
(16 cards)
Eerste generatie van de kindergedragstherapie (H1)
jaren 60’ t/m 80’ Operante en klassieke conditionering principes. Interospectie werd afgekeurd
Tweede generatie van de kindergedragstherapie (H1)
80’ t/m 90’ Cognities stonden centraal en volgde de stappen van de cognitieve gedragstherapie
Derde generatie van de kindergedragstherapie (H1)
90’ t/m heden richten zich meer op inzicht en minder op gedragsverandering (committent therapy, mindfulness based cognitieve therapie)
Ontwikkelingsperspectief (H1)
Het gedrag van het kind wordt vergeleken met de reguliere ontwikkeling stadia.
Stappen in het gedragstherapeutisch proces (H2)
- Kennismaking
- Probleeminventarisatie
- Probleemdefiniëring
- Behandelinskeuzes
- Behandeling
- Evaluatie en afronding
- Boostersessies en follow-up
Wat valt er onder fase 2 de probleem inventarisatie (H2)
De Holistische Theorie (HT)
Wat valt er onder fase 3 De probleem definiëring (H2)
- Topografische analyse (TA)
- Functie analyse (FA)
- Betekenis analyse (BA)
Stappen van de getrapte psychodiagnostiek (H2)
- Minimale diagnostiek.
- Kortdurende psychodiagnostiek.
- Waar nodig uitgebreidere diagnostiek.
Minimale diagnostiek (H2)
Korte screening waarna de problemen snel worden geanalyseerd en behandeld
Kortdurende diagnostiek (H2)
Na 1/2 gesprekken wordt er een DSM-classificatie bepaald waarna er een standaard behandelprotocol wordt ingezet.
Waar nodig uitgebreidere diagnostiek (H2)
Een geïndividualiseerd behandelplan
Manieren van observeren (H2)
- Time sampeling
(Gedrag vaak, korte periode van observatie) - Event sampeling
(Gedrag weinig, maar heftig, wanneer en hoe lang?) - Interval sampling
(Gedrag frequentie verschilt, hoevaak komt het voor binnen een korte periode)
Zes criteria voor het kiezen van het te behandeling probleem (H2)
- Centraliteit
- Waarschijnlijkheidswaarde
- Problematische waarde
- Concretiseerbaarheid
- Behandelbaarheid
- Leeftijd van het kind
Onderdelen FA (H2)
- R: de respons
- SR representatie
- Associatie tussen R en SR
- SD: discriminante stimulis
- Consequenties van het gedrag
Onderdelen BA (H2)
- CS: uitlokkende stimuli
- UCS/UCR: cognitieve representatie van de stimulus
- Associatie tusen CS en UCS/UCR (sequentieel of referentieel)
- De emotionele reactie
Differentiële bekrachtigend (H3)
- Shaping
- Chaining
- Bekrachtiging van onverenigbaar gedrag
- Stimulus controle/Discriminatieleren