Basic anatomy Flashcards

(38 cards)

1
Q

m. trapezius descendens

A

origo: schedelbasis, lig. nuchae, C1-C7 processus spinosi

insertie: laterale 1/3 vd clavicula

innervatie: n. XI = accessorius, anterior rami C3-C4

functie: retractie en elevatie
(atlanto-occipitaal: extensie & ipsilateraal lateroflexie)
(atlanto-axiaal: contralateraal rotatie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

m. trapezius transversus

A

origo: T1-T4 aponeurosis procesessus spinosi

insertie: acromion

innervatie: n. XI = accesorius, anterior rami C3-C4

functie: retractie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

m. trapezius ascendens

A

origo: T5-T12 processus spinosi

insertie: spina scapula

innervatie: n. XI = accesorius, anterior rami C3-C4

functie: retractie en depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

m. rhomboideus major

A

origo: T2-T5 processus spinosi

insertie: scapula - margo mediale vanaf angulus inferior tot aan spina scapula

innervatie: N. scapularis dorsalis C4-C5

functie: retractie, stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

m. rhomboideus minor

A

origo: C7-T1 & lig. nuchae inferior

insertie: scapula – margo medialis onder spina scapula

innervatie: n. scapularis dorsalis C4-C5

functie: retractie, stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

m. levator scapulae

A

origo: C1-C4 processus transversus

insertie: scapula margo medialis superior (boven de spina scapula)

innervatie: n. scapularis dorsalis C3-C5

functie:
scapula: elevatie, rotatie cavitas gleniodalis naar beneden
nek: lateroflexie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

m. pectoralis major

A

origo:
clavicula - mediale helft
manubrium & sternum
costale kraakbeen rib 1-6
voorste blad rectusschede

insertie: crista tuberculum major

innervatie: n. pectoralis medialis & lateralis C5-T1

functie: adductie, endorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

m. pectoralis minor

A

origo: rib 3-5

insertie: coracoid

innervatie: n. pectoralis medialis & lateralis C6-T1

functie: trekt scapula naar mediaal, omlaag en naar voren, hulpademhalingsspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

m. serratus anterior

A

origo: rib 1-9

insertie: scapula - margo medialis – costale oppervlakte

innervatie: n. thoracicus longus C5-C7,

functie: protractie, laterorotatie, stabilisatie, hulpademhalingsspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

m. supraspinatus

A

origo: fossa supraspinata

insertie: tuberculum major

innervatie: n. suprascapularis C5-C6

functie: abductie, stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

m. infraspinatus

A

origo: fossa infraspinata

insertie: tuberculum major

innervatie: n. suprascapularis C5-C6

functie: exorotatie, stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

m. teres minor

A

origo: margo lateralis (bovenste 2/3)

insertie: tuberculum major

innervatie: n. axillaris C5-C6

functie: exorotatie, adductie, stabilisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

m. subscapularis

A

origo: fossa subscapularis

insertie: tuberculum minor

innervatie: n. subscapularis C5-C6

functie: endorotatie, stabilisatie humeruskop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

m. deltoideus

A

origo: spina scapula, acromion, clavicula lateraal1/3

insertie: tuberositas deltoideus humeri

innervatie: n. axillaris C5-C6

functie:
pars anterior: anteflexie endorotatie
pars intermedialis: abductie voorbij 15 gr
pars posterior: retroflexie, exorotatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

m. latissimus dorsi

A

origo: scapula angulus inferior, rib 9-12, T7-T12 processus spinosi, thoracolumbale fascia, crista iliaca posterior1/3

insertie:
humerus - sulcus intertubercularis

innervatie: n. thoracodorsalis C6-C8

functie: retroflexie, adductie, endorotatie, hulpademhalingsspier

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

m. triceps brachii

A

origo:
caput longus: scapula - tuberculum infraglenoideus
caput mediale: posterieure humerus
caput laterale: posterieure humerus

insertie: olecranon ulnaris

innervatie: n. radialis C6-C8

functie:
elleboog - extensie
schouder door longus: retroflexie en adductie

17
Q

m. brachialis

A

origo: humerus distaal anterieur

insertie:
ulna: processus coronoideus, tuberositas ulnaris

innervatie: n. musculocutaneus C5-C6, n. radialis C7

functie: flexie elleboog

18
Q

m. biceps brachii

A

origo:
caput longus: scapula - tuberculum supraglenoideus
caput breve: coracoid (apex)

insertie: tuberositas radialis

innervatie: n. musculocutaneus C5-C6

functie:
humeroulnair - flexie
radioulnair - supinatie
glenohumeraal - o.a. zwakke anteflexie

19
Q

m. extensor carpi radialis longus

A

origo:
humerus - crista supracondylaris lateralis

insertie: metacarpale 2 (dorsale basis)

innervatie: n. radialis C5-C8

functie: dorsaalflexie en radiaalabductie

20
Q

m. extensor carpi radialis brevis

A

origo: laterale epicondyle

insertie: metacarpale 3 – dorsale basis

innervatie: n. radialis C5-C8

functie: dorsaalflexie en radiaalabductie

21
Q

m. extensor digitorum

A

origo: laterale epicondyle

insertie: extensor expansions vingers 2-5

innervatie: n. interosseus C7-C8

functie:
pols - dorsaalflexie
vingers - extensie
(zowel metacarpophalangeaal als interphalangeaal)

22
Q

m. palmaris longus

A

origo:
humerus - mediale epicondyle

insertie: aponeurosis palmaris (flexor retinaculum)

innervatie: n. medianus C6-C7

functie: palmairflexie, straktrekken aponeurosis

23
Q

m. iliacus

A

origo: fossa iliaca

insertie: trochanter minor als iliopsoas pees

innervatie: n. femoralis L2-L4

functie: heup flexie of ‘trunk flexion’ = hip hinge

24
Q

m. psoas

A

origo:
T12-L4 (wervellichaam & tussenwervelschijven)
L1-L5 processus transversus

insertie: trochanter minor als iliopsoas pees

innervatie: anterior rami L1-3

functie:
heup - flexie, exorotatie
rug - lateroflexie

25
m. gluteus maximus
origo: sacrum en stuitje (lateroposterieure oppervlakte) ilium (oppervlakte achter posterieure gluteale lijn) thorocolumbale fascie lig. sacrotuberale insertie: IT band, tuberositas gluteale (femur) innervatie: n. gluteus inferior L5-S2 functie: retroflexie, exorotatie, abductie (pars superior), adductie (pars inferior)
26
m. tensor fasciae latae
origo: SIAS en anterior crista iliaca insertie: tibia - laterale condyle via IT band innervatie: n. gluteus superior L4-S1 functie: stabilisator heup en knie – zet spanning op IT band heup – endorotatie en zwakke abductie knie - exorotatie
27
m. piriformis
origo: sacrum - binnenzijde tussen S2-S4 ilium - dichtbij SIPI insertie: trochanter major (superior = apex) innervatie: ventrale rami S1-S2 n. gluteus superior L4-S1 functie: heup - exorotatie, abductie vanuit een geflecteerde heup stabilisatie femurkop
28
m. adductor longus
origo: pubis (lateraal van symphysis pubis en inferior van crista pubis) insertie: linea aspera (posterieure zijde femur) – midden1/3 innervatie: n. obturatorius L2-L4 functie: heup – flexie, adductie, exorotatie, stabilisatie
29
m. gracilis
origo: pubis, ramus pubis inferior insertie: mediale oppervlakte proximale tibia (via pes anserinus) innervatie: n. obturatorius L2-L3 functie: heup – adductie en flexie knie – flexie en endorotatie
30
m. sartorius
origo: SIAS insertie: tibia onder mediale condyle innervatie: n. femoralis L2-L3 functie: heup – flexie, abductie, exorotatie knie – flexie, endorotatie
31
m. rectus femoris
origo: SIAI, acetabulum superior insertie: patella en tuberositas tibiae (via lig. patellae) innervatie: n. femoralis L2-L4 functie: heup – flexie knie - extensie
32
m. vastus medialis en lateralis
origo: medialis: femur - intertrochanteric line, medial supracondylar line, linea aspera lateralis: femur – trochanter major, intertrochanteric line, linea aspera, tuberositas gluteus insertie: patella en tuberositas tibiae via lig. patellae innervatie: n. femoralis L2-L4 functie: knie - extensie
33
m. biceps femoris
origo: caput longus - tuber ischiadicum, caput breve – linea aspera lateraal insertie: fibula kop innervatie: longus – n. tibialis L5-S2 breve – n. fibularis communis L5-S2 functie: heup – extensie, exorotatie knie - flexie, exorotatie bekkenstabilisatie
34
m. semimembranosus
origo: tuber ischiadicum insertie: tibia - mediale condyle (dorsaal) innervatie: n. tibialis L5-S2 functie: heup – extensie, endorotatie knie – flexie, endorotatie bekkenstabilisatie
35
m. semitendinosus
origo: tuber ischiadicum insertie: tibia – onder mediale condyle (ventraal) (pes anserinus) innervatie: n. tibialis L5-S2 functie: heup – extensie, endorotatie knie – flexie, endorotatie bekkenstabilisatie
36
m. gastrocnemius
origo: femur - mediale/lateral condyle (posterior) insertie: calcaneus innervatie: n. tibialis S1-S2 functie: knie – flexie bovenste spronggewricht (talocruralis) - plantairflexie
37
m. soleus
origo: tibia (mediaal), fibula (kop en posterieur) insertie: calcaneus innervatie: n. tibialis S1-2 functie: bovenste spronggewricht (talocruralis) – plantairflexie
38
m. tibialis anterior
origo: tibia – laterale condyle, laterale1/2, membrana interossea cruris insertie: cuneiforme mediaal, basis metatarsale 1 innervatie: n. fibularis profundus L4-L5, functie: bovenste spronggewricht – dorsaaflexie, onderste spronggewricht - inversie