Basics Flashcards
(306 cards)
1
Q
ontmoeten
A
to meat
2
Q
aangenaam
A
nice to meet you
3
Q
volwassenen
A
adults
4
Q
voorstellen
A
introduce / suggest
5
Q
gezellig
A
cosy / fun / pleasant
6
Q
dat lijkt me (gezellig)
A
that seems / That sounds fun to me
7
Q
begroeten
A
to greet
8
Q
samen
A
together
9
Q
soms
A
sometimes
10
Q
een keer
A
once
11
Q
Heb je zin om …?
A
Do you fancy …?
12
Q
zin hebben in
A
to be in the mood for something
13
Q
blij
A
happy
14
Q
echtgenoot
A
husband
15
Q
echtgenote
A
wife
16
Q
’s ochtends
A
in the morning
17
Q
Hoe lang geleden …
A
How long ago?
18
Q
weten - weet
A
to know
19
Q
overmorgen
A
the day after tomorrow
20
Q
gisteren
A
yesterday
21
Q
volgende
A
next
22
Q
ontbijt / ontbijten
A
breakfast, having a breakfast
23
Q
boodschappen
A
doing groceries
24
Q
sluit / sluiten
A
close
25
duurt (duren)
to last / take
26
een keer per week
once a week
27
opstaan
to get up
28
nooit
never
29
niets
nothing
30
ander(e)
other / another
31
buiten
outside
32
elkaar
each other
33
elke
each / every
34
afspreken
to meet up (with)
35
even denken
let me think
36
he jongens
hey guys
37
helaas
unfortunately
38
wie gaat er mee
who's coming along?
39
vorige maand
last month
40
twee week geleden
two weeks ago
41
wachten
to wait
42
snel
fast
43
iets / wat
something. iets - open question, wat implies you already had something in mind
44
hij neemt / nemen
he takes / to take
45
afspraak
appointment
46
het horloge
the watch
47
ja hoor
yes, (be my guest)
48
kwijt
lost
49
vervelend
annoying
50
terug
back
51
lopen
to walk
52
Daar moet je de straat oversteken
There you have to cross the street
53
rechtdoor
straight ahead
54
bij de tweede straat sla je rechtsaf
at the second street turn right
55
links afslaan
to turn left
56
uitkijken
watch out
57
de weg is druk
the road is busy
58
op de hoek
at the corner
59
aan je rechterhand
on your right hand
60
zoek
to look for / search
61
Toch bedankt!
Thanks anyway
62
Zeker / Jazeker
certainly / yes of course
63
iedereen
everyone
64
de rotonde
the roundabout
65
waarschijnlijk
probably
66
meestal
generally (most of the time)
67
liedjes
songs
68
Natuurlijk
Of course
69
veel succes
good luck
70
veel
a lot / much
71
Ben je klaar met je ... ?
Are you done (finished) with your ...?
72
nog (nog niet klaar)
still / yet. (still not ready)
73
daarna
after that
74
dus
so
75
de splitsing
the junction
76
bekend
familiar
77
iemand anders
someone else
78
betekenen, wat betekent
to mean, what does it mean
79
veel plezier
enjoy
80
groen
green
81
paars
purple
82
grijs
gray
83
passen / hij past
to fit (to try on) / it fits
84
donker
dark
85
licht
light
86
kleding / kleren
clothing / clothes
87
belangrijk
important
88
het gevoel
the feeling
89
het geloof
the belief
90
Ik wil alleen even kijken
I am just looking (at the shop)
91
contant
cash
92
pinnen
pay with a card
93
de maat
the size
94
het mandje
the busket
95
duur
expensive
96
goedkoop
cheap
97
krijgen
To get
98
worden
To become
99
gehakt
Minced / chopped
100
De vis
fish
101
vies
dirty
102
schoon
clean
103
gerookt
smoked
104
het rundvlees
Beef
105
het varkensvlees
Pork
106
het lamsvlees
Lamb
107
de kalkoen
turkey
108
het Kalfsvlees
veal
109
achter
behind
110
de bakkerij
bakery
111
sinds
since
112
De medewerker
Employee
113
Eets makkelijk
Enjoy your meal
114
Niemand
No one
115
Momenteel
Currently
116
Geweldig
Awesome
117
Hoe gaat het er mee?
How are you? How is it going with it?
118
Kiezen / kies / kiest
To choose/elect
119
beter
Better
120
Hip
Trendy
121
Kijk eens hier
Look here!
122
De paskamer
The fitting room
123
Toch
After all
124
Verkopen
To sell
125
Hard
Loud
126
Huilen
To cry
127
Het hoofd
The head
128
Het been
The leg
129
De buik
The Stomach
130
De rug
The back
131
De knie
The knee
132
De borst
The chest
133
De nek
The neck
134
De keel
The throat
135
De teen
The toe
136
Het oog
The eye
137
De neus
The nose
138
Het oor
The ear
139
De mond
The mouth
140
De wang
The cheek
141
De lippen
The lips
142
Het haar
The hair
143
De duim
The thumb
144
De wijsvinger
The index finger
145
De ringvinger
The ring finger
146
De pink
The pinky
147
De pols
The wrist
148
Alleen
Alone / only
149
Heerlijk
Delicious/lovely
150
Geven / hij geeft
To give / he gives
151
Ver weg
Far away
152
Dichtbij
Close to
153
Alles
Everything
154
Ik ben mee / ben je mee?
Mee - along. In this car it means I am with you (I get what you are saying).
Ben je mee? - do you get it?
155
Eigenlijk
Actually
156
Herinneren
Dat herinner ik me niet / ik weet het niet meer
To remind / remember
I don’t remember that / I don’t know that anymore
157
genoeg
Enough
158
beleggen
to invest
159
ik ben het vergeten / ik heb het vergeten
I forgot / I don't remember
160
Nee, Ik hoef niets
No thanks, I'm fine
161
Toch at the end of the question: We gaan daarheen, toch?
We're going there, right?
Toch can't be used as an answer
162
Slim
Smart
163
Raar
Weird
164
Mogelijkheid
Possibility
165
Vermogen
Ability
166
De keuze
The choice
167
Verzoek
Request
168
De toekomst
The future
169
Waarschijnlijkheid
Probability
170
Vergelijk
Compare
171
tegen
Against / in return for / in order to
172
Alweer
Again
173
De baas
The Boss
174
Al
Already
175
Beterschap
Get well soon
176
Keelontsteking
The inflammation of the throat
177
De klacht
The complaint, the pain
178
Last hebben van / ik heb last van mij rug
To suffer from / I have a back pain
179
Het recept
The prescription
180
Rustig aan doen
To take it easy
181
Sterkte
Hang in there (I wish you strength)
182
De verwijsbrief
The referral
183
De meubels
The furniture
184
De woonkamer
The living room
185
De gang
The corridor / The hallway
186
De keuken
The kitchen
187
De slaapkamer
The bedroom
188
De zolder
The attic
189
De badkamer
The Bathroom
190
De tuin
The garden
191
Het bed
The bed
192
De bank
The Coach / sofa
193
De stoel
The chair
194
De tafel
The table
195
De kast
The cabinet (шкаф)
196
Het bad
The bath
197
De douche
The shower
198
De wastafel
The sink
199
De televisie
The TV
200
De koelkast
The fridge
201
De lamp
The lamp
202
Het kleed
The carpet
203
De deur
The door
204
De plant
The plant
205
De trap
The stairs
206
Het schilderij
The painting
207
Het fornuis
The stove
208
Het dak
The roof
209
De muur
The wall
210
Het bad
The bath
211
Het raam
The window
212
Op bezoek
To visit
213
Zacht
soft
214
Rijk
rich
215
Lelijk
ugly
216
hoog
high
217
dun
slim / thin
218
dik
fat / thick
219
arm
poor
220
zelfs
even
221
binnen
inside
222
het appartement
the apartment
223
laag
low
224
Het bad
The bath
224
Zacht
soft
225
zucht eens diep
Take a deep breath
226
diep
deep
227
De apotheek
The pharmacy
228
Meteen
immediately
229
nog steeds
still
230
waar hebt u last van?
what is bothering you?
231
buig eens voorover
bend over (forward)
232
nodig
necessary
233
De tand
The tooth
234
De tandarts
The dentist
235
volgens
according to
236
Als
if / as
237
vroeg
early
238
De tandenborstel
The toothbrush
239
gewone
ordinary
240
je kan het beste
it is best to ...
241
de doos
The box
242
zij staat naast de doos
she is standing next to the box
243
zij springt over de doos
she is jumping over the box
244
zij zit in de doos
she is in the box (zit does not mean she is is sitting)
245
zij staat voor de doos
she is standing in front of the box
246
zij staat op de doos
she is on the box
247
zij zit achter de doos
she is behind the box
248
zij komt uit de doos
she comes out the box
249
zij staat onder de doos
she is under the box
250
zij zit tussen de dozen
she is sitting between the boxes
251
Het schilderij hangt aan de muur
The painting hangs on the wall
252
zoals
as
253
echt
real
254
benieuwd
curious
255
typisch
typical
256
ergens
somewhere
257
overal
everywhere
258
de gootsteen
the kitchen sink
259
de oven
the oven
260
de etage
the floor
261
de verdieping
the floor
262
begane grond (BG)
ground floor
263
Het plafond
the ceiling
264
liever
rather / preferably (comparative from graag)
265
liefst
"sweetest" / the most preferred (superlative from graag)
266
wet / wetten
law / laws
267
moe
tired
268
de rij
the queue
269
de vriendin
the girlfriend
270
stil
quite
271
De levering
The delivery
272
De hoeveelste is het vandaag?
What day of the month is it today?
273
na
after
274
straks
soon
275
Enig
Any
276
Weinig / minder / minst
Few / fewer / least
Little / less / least
277
Veel / meer / meest
A lot (many) / more / most
278
Gezond
Healthy
279
Allebei even
Both equally
280
More people live in Russia than in the Netherlands
Er wonen meer menses in Rusland dan in Nederland
281
Afgelopen
Last (last week). Usually period until now, unlike vorig, meaning previous calendar week
282
Dit zal slechts enkele minuten duren
This will only take a few minutes
Slechts - only
Enkele - a few
283
Zonder
Without
284
ik vraag me af (waroom)
I ask myself why / I wonder why
285
Maaltijd
Meal
286
De rekening
The bil
287
De wortel
The carrot
288
Het hoofdgerecht
The main course
289
Het nagerecht
The dessert
290
Het voorgerecht
The starter
291
Het Gerecht
Dish
292
tijdens
during
293
daarom
therefore, becauseof that
294
er zijn
there are
295
sommige
some (people)
296
de spullen
the stuff, the things
297
toen
then (past)
298
de verjaardag
the birthday
299
volgens mij
in my opinion (according to me / I believe)
300
vooral
mainly, especially
301
de woonplaats
the residence
302
hetzelfde
the same
303
wat voor weer is het nu?
what is the wether like now?
304
het park
the park
305
wakker
awake
