Basiskennis

Question 1

Beschrijf:
Basale ganglia

Answer 1

Belangrijk bij het wisselen van gedrag, de controle van vrijwillige bewegingen en postuur.

Question 2

Beschrijf:
Cerebellum (kleine hersenen)

Answer 2

Cruciaal in motorische controle en verantwoordelijk voor coördinatie, precisie en timing van
motorische activiteiten.

Question 3

Beschrijf: 
Cerebrale cortex (grijze massa)

Answer 3

Verantwoordelijk voor veel hogere functies, zoals taal en informatieverwerking.

Question 4

Beschrijf:
Cerebrum

Answer 4

Controleert vrijwillige bewegingen en is in mensen het centrum van emotie, gedachten,
geheugen en taal.

Question 5

Beschrijf: 
Corpus callosum (hersenbalk)

Answer 5

Dikke bundel zenuwvezels waaronder neuronen die verbinding maken met beide kanten van
de hersenen, belangrijk voor de communicatie tussen de hemisferen.

Question 6

Beschrijf:
Derde ventrikel

Answer 6

Een van de vier met vloeistof gevulde holten van het ventriculair systeem.

Question 7

Beschrijf:
Frontale kwab

Answer 7

Kortetermijngeheugen, motoriek en hogere cognitieve functies als aandacht en planning.

Question 8

Beschrijf:
Hersenstam

Answer 8

Alle motorische en sensorische verbindingen tussen hersenen en lichaam komen hier langs.

Question 9

Beschrijf:
Hypofyse (pituitary gland)

Answer 9

Produceert hormonen die andere klieren controleren en aantal lichaamsfuncties reguleren.

Question 10

Beschrijf:
(Laterale) ventrikels

Answer 10

Doorgang voor circulatie van cerebrospinale vloeistof, beschermt tegen zwelling trauma.

Question 11

Beschrijf:
Mammillaire lichamen

Answer 11

Bestaande uit grijze massa en onderdeel van het limbisch systeem, ze functioneren als een
relaisstation voor de zenuwimpulsen op bepaalde structuren in de hersenen.

Question 12

Beschrijf:
Occipitale kwab

Answer 12

Het centrum van het visuele perceptiesysteem.

Question 13

Beschrijf: 
Olfactorische reukkolven (olfactory bulbs)

Answer 13

Onderdeel van het limbisch systeem en verantwoordelijk voor het reukvermogen.

Question 14

Beschrijf:
Optisch chiasme

Answer 14

De plek waar de axonen van de oogzenuwen elkaar kruisen.

Question 15

Beschrijf:
Pariëtale kwab

Answer 15

De belangrijkste functies zijn sensatie, perceptie en integratie van sensorische input.

Question 16

Beschrijf:
Pons

Answer 16

Betekent “brug” en is verantwoordelijk voor het overdragen van zenuwsignalen.

Question 17

Beschrijf:
Temporale kwab

Answer 17

Verwerking van gehoor, taal en sensatie, zoals temperatuur, smaak enz.

Question 18

Beschrijf:
Thalamus

Answer 18

Relais en integratie van veel processen, waaronder sensorische informatie die de hersenen
binnenkomt en motorische informatie die de hersenen verlaat.

Question 19

Waar bestaat het centraal zenuwstelsel uit?

Answer 19

Hersenen en ruggenmerg

Question 20

Waar bestaat het perifeer zenuwstelsel uit?

Answer 20

Het somatisch zenuwstelsel en het autonoom zenuwstelsel

Question 21

Wat is het somatisch zenuwstelsel?

Answer 21

Het somatisch zenuwstelsel is verantwoordelijk voor alle taken die we uitvoeren waar we controle over hebben.

Question 22

Wat is het autonome zenuwstelsel?

Answer 22

Het autonome zenuwstelsel is verantwoordelijk voor de taken waar we geen controle over hebben.

Question 23

Uit welke twee onderdelen bestaat het autonome zenuwstelsel?

Answer 23

Het sympatische zenuwstelsel –> activeren, zorgen voor opwinding en energie
Het parasympatische zenuwstelsel –> afremmen, zorgen dat het lichaam juist tot rust komt

Question 24

Wat zijn sulci?

Answer 24

Sulci zijn de groeven die je ziet in de cerebrale cortex

Question 25

Wat zijn gyri?

Answer 25

Gyri zijn de hersenwindingen, ofwel bobbels op de cerebrale cortex

Question 26

Wat is de fissuur?

Answer 26

De grote groef in de cerebrale cortex die tussen de twee hemisferen zit

Question 27

Waar bestaat de grijze stof voornamelijk uit?

Answer 27

De grijze stof bestaat voornamelijk uit cellichamen van neuronen

Question 28

Waar bestaat de witte stof voornamelijk uit?

Answer 28

Axonen (myeline zorgt voor de witte kleur) en gliacellen (steuncellen)

Question 29

Wat is de functie van gliacellen (steuncellen)

Answer 29

De functie van gliacellen is weefselreparatie, het opruimen van dode cellen en de formatie van myeline

Question 30

Uit welke drie delen bestaat een neuron

Answer 30

Cellichaam (soma), dendrieten en een axon

Question 31

Hoe heten de vertakkingen van het axon?

Answer 31

Collaterals

Question 32

Welk effect heeft GABA op neuronen? (En hoe?)

Answer 32

Een remmende werking (inhibitie) door meer Cl- in de cel toe te laten door het activeren van het bijbehorende ion-gated kanaal. Door de grotere negatieve lading in de cel wordt minder snel het actiepotentiaal bereikt.

Question 33

Welk effect heeft Glutamaat? (En hoe?)

Answer 33

Exciterend, doordat de binnenkant van de cel minder negatief wordt t.o.v. de buitenkant. Er zijn verschillende soorten receptoren voor glutamaat, maar de meeste werken door het membraan meer permeabel te maken voor Na+ en K+ en zo gemakkelijker een actiepotentiaal te bereiken.

Question 34

Wat zijn vier modulerende neurotransmitters?

Answer 34

Serotonine Dopamine Acetylcholine Noradrenaline

Question 35

Noem de vier kwabben

Answer 35

blauw - frontale kwab - voorkant geel - pariëtale kwab - boven/achter rood - occipitale kwab - achterkant groen - temporale kwab - zijkant